Rondom de Landbouwschool
In het Maandblad van de Federatie van Verenigingen voor Bedrijfsvoorlichting van Maart 1950, lezen we het volgende:
Tot ongeveer 20 Maart l^an men bieten zaaien, zonder dat er opbreng.stvorlies optreedt. Na deze mui of meer critische datum kan men rekenen, dat iedere week later gezaaid een gemiddeld verlies geeft van 2500 kg per ha. Dit geldt inzonderheid voor de laatiijpendc rassen. Vroeg rijpende rassen hebben bij nat latere zaai een betere kans de maximale opbrengst te halen. Wanneer men een vroegrijpend en een laatrijpend ras zaait, bv. Kühn P en Klein Wanzleben E — en dit verdient zeer zclcer aanbeveling — dan zaaie men liet laatrijpend ras zo vroeg mogelijk. In het algemeen geldt dat bij vroeg gezaaide bieten de schade van de veigelingsziekte ook minder groot is.
Ook in het Maandblad van Maart 19-19 stond 20 Maart genoemd als voor bieten een min of meer critischc datum. Eigenaardig of eigenlijk te begrijpen is, dat verleden jaar niemand aan het noemen van deze datum aanstoot heeft genomen, terwijl dit jaar ei' veel critiek is gekomen van landbouwerszijde togen deze raad van de vooi lichting. De reden ligt hier waarschijnlijk voor de hand. Verleden voorjaar was zeer vroeg, de grond was zeer spoedig geschikt voor de zaai en men zaaide vroeg. Dit voorjaar is later, het weer werkt niet mee, men kan niet zo vroeg zaaien, en nu komt er critiek.
Overigens is het uiterst moeilijk een bepaalde datum te noemen voor het bietenzaaien. Zaai zo vroeg als redelijkerwijs mogelijk is. Bietenzaad moet er niet ingeknoeid wort\en, maar te lang wachten is ook zeer nadelig. Is in het eind van Maart het land geschikt, dan is er geen reden om te wachten tot in April. Vooral op lichter grond is men het ei over eens, dat het van zeer groot belang is op tijd te zijn en zoveel m.ogclijk profijt te trekken van het vroege voorjaar, wanneer er nog voldoende vocht in de grond aanwezig is om het de jonge kiemplantjes mogelijk te maken voldoende aangeslagen te zijn om bestand te kunnen zijn tegen de droogte, die later in het voorjaar op dit soort grond meestal optreedt. Wanneer de bieten vioeg gezaaid wor
Wanneer de bieten vioeg gezaaid worden zijn ze geschikt ,,gedund" te worden in een periode, waarin ze langzamer groeien. Daardooi' kan het werk van het opeenzetten zich over een wat langere periode uitstrekken, zonder dat het gewas in een stadium komt, waai in vertraging van het opeenzetten direct op brengstverlies betekent.
Het succes van extra vroege uitzaai hangt vooral van twee factoien af. In de eerste plaats of de toestand van de grond en het weer zodanig zijn, dat we een fijn en toch stevig zaaibed hebben kunnen klaarmaken, dat voldoet aan de hoge eisen, die de kleine, tere bietenkiemen stellen. In de tweede plaats of deze gunstige omstandigheden niet gevolgd worden door koud nat weer, dat de groei van de zaailing in een critiek stadium van zijn ontwil<keling kan belemmeren. Wordt aan deze twee eisen niet voldaan, dan zou het zaaien beter uitgesteld kunnen worden tot redelijkerwijze kan worden verwacht dat beter weer zal optreden.
Vast staat evenwel, dat alle bieten vroeger worden gezaaid, dan veertigvijftig jaar geleden, toen het als de juiste methode werd beschouwd om eind April of begin Mei te zaaien.
Wij hebben er nog eens op nageslagen de verschillende jaarverslagen van de vereniging ,,Landbouwonderwijs" te Middelharnis, uit de jaren 1897—1906, toen de heer M. W. V. van Bijlevelt, de landbouwers op ons eiland van voorlichting diende en het landbouwonderwijs verzorgde. Hierin staan zeer voel proeven met de verschillende gewassen, doch onze belangstelling ging- uit naar de proeven met suikerbieten. Dit waren alleen bemestingsproeven, genomen door de oud-leerlingen van de heer van Bijlevelt, van wie we hier graag noemen, de heren G. van Es te Sommelsdijk, Jan Mastenbroek Jz. te Ouddorp, A. van der Sluiis te Dirksland, D. Joppe te Sommelsdijk en J. G. Born te Stad aan 't Haringvliet. Als zaaidata voor de bieten vinden we gegeven, 20, 25, 27 Apiil, 1, 2 6 en zelfs 16 Mei, doch dit waren bieten gezaaid op aardappelland, waarvan alle poters in de grond waren verrot. Onze tegenwoordige rassen laten vroegere zaai toe, daar de schietvorming bij de zaadteelt er zo veel mogelijk is uitgeselecteerd, doch vroeger onstonden in de bietenvelden bij te vroege zaai te vele zaadbieten.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 1950
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's