Avontuur in oud China
Toen Richard Forsyth, in gedachten verzonken, de nauwe straat overstak, die schaars werd verlicht door lampions, botste hij plots tegen een meisje aan dat aan de andere kant hard kwam aanlopen. Oogenblikkelijk bood hij in vloeiend Chinees zijn verontschuldiging aan, maar hoe verbaasd was hij het meisje te horen antwoorden in het Engels:
„'t Was mijn schuld, mijnheer. Ik liep hard, zonder voor me uit te zien." Hij keek haar vol verwondering aan. Het zachte licht van een der lampions viel rechtstreeks op het gelaat daar vóór hem: een onschuldig, lief gelaat met mooie, grote ogen, geheel verschillend van de schuin staande, koude ogen der Chinese vrouwen. „Is u een Engelse?" vroeg hij verwonderd.
„Ja", antwoordde zij terstond. „Maar "
Hij voleindigde zijn zin niet, doch keek vragend de* schaars-verlichte straat af, die in Canton in een slechte reUk stond. Had hij haar ook niet geuit, in zijn blik lag duidelijk te lezen de vraag, wat zij daar doen moest in het nachtelijk uur, waarop het geboefte op straat was te vinden en zelfs een man in voortdurend gevaar verkeerde. Blijkbaar had het meisje zijn onuitge
Blijkbaar had het meisje zijn onuitgesproken vraag begrepen, want nauwelijks hield Forsyth op, of zij antwoordde:
,,Er is niets aan te doen en ik kan bet u niet vertellen. Neemt u mij niet kwalijk, maar ik heb grote haast en geen tijd om hier te staan praten." 't Volgend ogenblik ging zij weer verder. Toen haar slanke figuur de openstaande deur van een winkeltje voorlaijgleed, zag hij, hoe van de andere kjmt een man opstond en eveneens de lichtstraal, dit uit de openstaande dtmr viel, passeerde, 't Was het figuur van iemand uit de laagste klasse van liet volk en het was duidelijk, dat hij liet meisje volgde. Deze laatste was al in de duisternis verdwenen en daar hij gevaar vermoedde, besloot hij een wakend oog te houden op het geval en op liet meisje.
„Wat ter wereld kan een Engels measje hier alleen te doen hebben?" Hij stelde zichzelf deze vraag, maar vond er geen emtwoord op. Daar zag liij haar weer in het licht van een lantaarn, die boven de ingang van eien groot theehuis hing. Zg draaide links af. Vijf secoixden later, minder dan tien meter achter haar zag hij haar vervolger, die ook linksaf sloeg. „Naar de Bloemgracht", mompelde hij
„Naar de Bloemgracht", mompelde hij bij zichzelf. „Zeker is het meisje "
Hij haastte zich nog meer. Het licht van de lantaarn, dat nu op zijn gezicht viel, gaf duidelijk de bezorgdheid weer, die er op zijn jong, streng gezicht te lezen was. Als zendeling-arts kende hij dit gedeelte van Canton beter dan de meeste Europeanen, want voordat hij op zijn tegenwoordige standplaats werkzaam was, had hij een half jaar gewerkt in deze omgeving met haar nauwe smalle straatjes. Hij wist dat de slechte naam van de Bloemgracht volkomen verdiend was en was hij al verbaasd, een meisje van zijn eigen volk in deze omgeving aan te treffen, nog meer verbaasde hij er zich over, dat zij geheel alleen was en dat op dit uur. Haastig vervolgde hij zijn weg, stak
Haastig vervolgde hij zijn weg, stak een zwak bruggetje over, om in de hoofdstraat te komen. Plotseling werd de nachtelijke stilte
Plotseling werd de nachtelijke stilte verbroken door een vrouwenstem. Nog eens en nog eens. 't Was de hulproep van iemand die in nood verkeerde. Geen twijfel mogelijk: het Engelse meisje had om hulp geroepen! Hij liep, wat hij kon en zag in de duis
Hij liep, wat hij kon en zag in de duisternis, hoe zij worstelde, om aan de handen van de Chinees te ontkomen, die haar trachtte te beroven.
Geen ogenblik aarzelde Forsyth. Hij greep de rover beet, rukte hem terug en bevrijdde het meisje. Nauwelijks bemerkte de rover, dat zijn plan mislukt was of hij maakte zich uit de voeten. Op de hoek van de straat struikelde de vluchteling en viel met een plons m het daar lopende water. Daar Forsyth nu zeker was, hem voor goed kwijt te zijn, wendde hij zich tot het meisje.
„Heeft u zich niet bezeerd?" vroeg hij beleefd.
„Neen — dank u", antwoordde zij, nog trillend van angst, terwijl zij vol vrees zag in de richting, waarin haar belager was verdwenen.
,,Gelukkig, dat ik u nagegaan was." „Volgde u mij?" was het verschrikte antwoord.
„Ja. Ik zag juist, dat de schurk begon u te achtervolgen en daar ik niets goeds daarvan vermoedde, volgde ik hem op mijn beurt." „Dat was heel vriendelijk van u", zei
„Dat was heel vriendelijk van u", zeide het meisje, enigszins uit de hoogte. „Ik ben u dan ook dankbaar, maar "
Verder sprak zij niet en draaide zich weer half om, in de richting van de Bloemgracht. Daardoor viel het licht van de naastbijzijnde lantaarn op haar lief gelaat en hij zag, dat haar blikken angst tekenden. Er moest iets zijn, dat haar verontrustte, niet het avontuur, dat zij zo juist had beleefd, maar iets, dat hö niet vermoeden kon. Onwillekeurig sprak hij weer tegen haar.
„U moet mg niet kwalflk nemen, dat ik zo blijf aandringen, maar inderdaad. op dit uur hoort u hier alleen'niet. Zoals u misschien niet weet,'.4oopt u groot gevaar, telkens aangerand fe worden en deze buurt in het bijzonder heeft een slechte reputatie." „Ja, dat weet ik", viel zij hem in de
„Ja, dat weet ik", viel zij hem in de rede. „Ik moet beslist iemand spreken aan de Bloemgracht". Hoewel hij het reeds vermoed had,
Hoewel hij het reeds vermoed had, dat een der huizen aan de Bloemgracht haar doel was, verrastte het hem niettemin, dat zij er zo openlijk voor uitkwam. Weer moest hij haar aankijken. Maar haar gezicht sprak van kinderlijke eenvoud en van onschuld, die niets gemeen had m.et dieven en rovers of nog erger. Er moest dus werkelijk reden zijn voor haar bezoek aan deze buurt. „Welnu", sprak hij op ernstige toon,
„Welnu", sprak hij op ernstige toon, „als u beslist moest gaan, dan had u niet alleen mogen gaan." „Maar " „Pardon, ik kan niet toestaan, dat
„Pardon, ik kan niet toestaan, dat een dame uit mijn eigen land gevaren loopt, zoals deze omgeving ze oplevert. U moet mij toestaan, dat ik u vergezel. Ik ken deze buurt heel goed. Ik ben zendeling "
„Zendeling?" vroeg het meisje op verbaasde toon. Hij merkte haar verbazing op en zei
de lachend. „Ik weet wel, dat ik er niet zo uitzie, maar toch ben ik het. Ik ben zendelingarts en daar mijn arbeidsveld hier geweest is, ken ik deze stad heel goed. Daarom juist stel ik voor, u te helpen en dring ik er bij u op aan, dat u mij zult toestaan, u te begeleiden, waar gij ook heengaat," „Ik ga naar het „Paleis van de tien
„Ik ga naar het „Paleis van de tienduizend" genoegens", antwoordde z!) eenvoudig, „Dat weet ik niet te vinden", zeide hij
„Dat weet ik niet te vinden", zeide hij „Het is het speelhol, dat door Li Smg gehouden wordt, en het is aan het eind van de Bloemgracht, Menig rijke Chinese mandarijn zov/el als koopman is ei druk bezoeker. En soms begaan ooK Europeanen daar dwaasheden," „Ik moet mijn vader opzoeken", veitelde zij onder het verder lopen. „Ei is een boodschap voor hem gekomen "an groot belang, waarop hij al dagen lang wachtte. Hij zei mij, dat, als die kwani ik hem onmiddellijk op de hoogte moest brengen."
,,Hier?!" vroeg Forsyth verbaasd e» verontwaardigd tegelijk. „Ja", was het antwoord. „Verwonaei' u dat zo?" „Ik vraag mij af wat soort man u«
„Ik vraag mij af wat soort man u« vader wel moet zijn, om een dergelijke opdracht te geven aan een meisje op zo'n uur."
Het meisje veinsde niet, hem niet begrepen te hebben. De toon waarop tot haar gesproken werd, liet geen tvn]tei over, daar de zendeling duidelijk zij" afkeuring te kennen gaf, (Wordt vervolgd) ''
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 8 februari 1950
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 8 februari 1950
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's