De Boerderij Aan De Val
„Ik heb een brief van mijn moeder, Adri," antwoordde hrj bewogen, „'k Zal hem voorlezen, al begrip je er een deel niet van."
In een was zij weer méér geïnteresseerd en zij luisterde gespannen naar de nioederlijke woorden, zich niet eens ergerend aan wat zf anders „vroom gebazel" zou hebben genoemd. De brief van een moeder trof haar dieper dan zö wilde doen voorkomen. „Je bemerkt dus, dat het niet aan
„Je bemerkt dus, dat het niet aan moeder ligt. Aan haar heeft het nooit gelegen." „Moet Ina nu je vader bewegen?"
„Moet Ina nu je vader bewegen?" „'k Heb haar geschreven, dat zij heel tactisch te werk moet gaan. Vader is niet 20 gemakkelijk te bewegen en..."
„Neen, dat blijkt wel," merkte zij schamper op. „'t Is me een mooie houding. Noem je die soms christelijk?" Ingenieur Mieras schudde het hoofd. „Uitr de brief van moeder heb je be
„Uitr de brief van moeder heb je bemerkt, hoe zq er over denkt. Ik heb schuld, maar mijn vader meer."
„Jij hebt heel geen schuld. Intussen °en ik blij, dat je je vader niet verde- ?fu ^'^" houding is meer dan schanuelljk. Hij zal toch wel behoorlijk die- nen te schrijven en jou vergeving vragen. Eerder moet je er niet-heengaan. Je moet nog zoiets als zelfbewustzijn bezitten."
„Ik wacht op nadere berichten van Ina. De tijd kan komen, dat zij schrijft: „Grootvader wil u ontvangen," en dan ga ik er heen. Ik kan niet gaan, tenvijl ik niet zeker weet, of ik bq mijn vader welkom ben." Zij had scherp geluisterd en merkte
op: „Je standpunt is niet precies gelijk aan het mijne. Je bent me veel te toegevend. Laat je vader eerst eensbehoorlijk schrijven." „Als ik maar komen mag, dan komt
alles vanzelf in orde," antwoordde hij. Mevrouw Neerlandt Mieras haalde de schouders op: met haar man was, als het er op aankwam, toch niet te praten .Hij had nu eenmaal zijn bekrompen opvattingen, gevolg van zijn opvoeding. Hoe die geweest was, toonde de brief van zijn moeder wel zeer duidelijk. En in zo'n omgeving verkeerde nu Ina dagelüks! Och, stumperd, wat moest er op die wijze van dat kind terecht komen!
Zij zag, hoe haar man de brieven van Ina rangschikte. Hij streelde de brief van zijn moeder. Met enige verbazing bemerkte zij, hoe bewogen hij was... „We zullen zien, hoe het afloopt," zeide zij enige tijd later. ,Maar, Piet, neem me niet kwalijk, even gfoede vrienden hoor, doch je moet niet vwi.mij vergen, dat ik met je naar die boerderij ga. Ten slotte kan ik begrijpen, dat je naar je ouders wilt, al lijkt jouw manier van handelen mij verkeerd toe, maar dat Gretha en ik zulk een bekrompen omgeving..."
„'k Hoop, dat je van idee verandert, maar zal nooit van je vergen, dat je er heengaat", merkte hij op, vol berusting. En die houding verbaasde haar nog
En die houding verbaasde haar nog het meest.
HOOFDSTUK XVI. De stem uit de aether.
Zaterdagmorgen half elf. Met haar tevreden gelaat lag de boerin op de ruststoel, nagaande de beweg:ingen van Ina, die het vertrek redderde, onderwijl luchtig pratende over verschillende onderwerpen.
Zij was, evenals de boerin, opgewekt. De vorige dag was de grote enveloppe uit Arnhem gekomen, waarin de brief van haar vader aan grootmoeder: „Aan mijn lieve moeder, die ik nooit vergeten heb." Hoe had zij geschreid van blijdschap! En met welk een van vreugde klop
En met welk een van vreugde kloppend hart had zij de gesloten brief naar de boerin gebracht, met moeite kunnende zeggen: „Ziehier het antwoord van uw zoon."
OnmJddeligk had zg daarop de kamer verlaten. Grootmoeder moest alleen zijn met haar vreugde. Want vreugdevol zou de inhoud zijn. Zij had zich reeds van te voren verheugd op het blijde gelaat van de oude moeder, die „goede tijding uit een ver lan" ontving.
Haar gevolgtrekking was juist geweest. Toen zij in haar slaapkamertje de brief van haar vader had gelezen en opzettelijk er nog enige tijd had vertoefd, was zij teruggekomen, om haar grootmoeder in een zee van tranen te vinden.
vinden. Tranen van blijdschap
„De Heere maakt het goed met mij", had zij gezegd. „Mijn jongen heeft alles vergeven. En hij verlangt naar huis te komen."
Bijna had Ina toen geantwoord: „Nu, spreek er met de boer over en laat hem komen," maar zij zeide het niet, zich herinnerend de waarschuwing van haar vader, om tactisch op te treden.
Elk ogenblik die dag was grootmoeder over de ontvangen brief begonnen, die zij wel tien keer las, niet vragend, of Ina van de inhoud kennis wilde nemen. Natuurlijk niet. Zij bleef toch een vreemde! Maar hoe gaarne had zij de brief van haar vader gefêzen!
Des avonds was de boerin één en al opgewektheid geweest. En dat had ook de oude Mieras aangestoken, die de opmerking had gemaakt, dat zijn vrouw geheel verjongde en dat het er naar leek, dat zij samen nog eens naar de stad zouden wandelen.
„Arme man," had Ina gedacht, „je moest eens weten, hoe het komt, dat je vrouw zo opgewekt is! Wees niet zo dwaas, dan wordt je oude dag ook nog veraangenaamd." Zij had op de boerderij nog niet zo'n
Zij had op de boerderij nog niet zo'n gezellige avond meegemaakt als de vorige. Zij had vóór het orgel gezeten. De boerin had gezongen, wat zij wel meer deed, maar nooit zo opgewekt. Doch het merkwaardigste van alles was geweest, dat Zacharias Mieras had meegeneuried met zijn zware basstem. Later op de avond was hij nog met Ina alleen geweest.
„Wat is mijn vrouw opgewekt", vond hij. „'k Heb haar in jaren niet zó ontmoet, Dacht u, dat er beterschap kwam?"
„Het is niet onmogelijk," had Ina gezegd. „We moeten geduldig wachten." Om er onmiddellijk op te laten volgen: „Maar dan zal er toch nog wat moeten gebeuren." Hij had haar verbaasd aangestaard en
Hij had haar verbaasd aangestaard en gevraagd, wat zij bedoelde. Maar met haar raadselachtig antwoord was hij niet tevreden geweest. Dat was duidelijk op zijn gelaat te lezen.
• Zg had alleen gezegd: „De tijd zal het leren, Mieras. Er valt niet te forceren." Ina had een werkje voorgewend en was verdwenen. Ook die morgen had zij hem ontweken, nauwlettend zorgend, dat zij niet met hem alleen was. Eigenlijk boos op zichzelf, dat zij zich even had laten gaan.
Maar des morgens had Mieras geen tijd, om praatjes te maken. Hij haastte zich met de arbeiders naar het land, waar hij nog steeds werkte als een paard. Men vond in de omgeving onzin, dat de oude nog zo zwoegde.
De spraakmakende gemeente schreef het toe aan gierigheid. Hij was te vrekkig, een arbeider méér in dienst te nemen. Anderen spraken dat tegen. Men mocht van „de boer van de Val" zeggen wat men wilde, maar gierig was hij niet. Evenwel konden zjj niet verklaren, dat de bijna zeventigjarige nog werkte als zijn paarden. Terwijl de boerin opgewekt praatte,
Terwijl de boerin opgewekt praatte, tuurde Ina elk ogenblik ongemerkt de weg op, om opeens te zeggen: „Daar is Evertsen. Zou Mina al koffie hebben?"
Evertsen was de brievenbesteller, die de bezorging van de naaste omgi^ring van Zuidstad voor zjjn rekening had, éénmaal per dag. Zo tegen elf uur fiet ste hij altijd het erf van de boerderij op.
„Mina heeft wel aan hem gedacht", antwoordde de boerin.
Ina wist het ook wel. Zij moest een voorwendsel hebben, om het vertrek te verlaten. Evertsen zeide, als steeds: „Mogge,
Evertsen zeide, als steeds: „Mogge, juf." En dan: „Niks voor u vandaag. Dat is wel een wonder. U hebt gister zeker voor drie dagen gehad, 't Was zo'n dikke brief." (Wordt Vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 december 1949
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 december 1949
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's