Enkele kanttekeningen bij de resultaten van de volkstelling, die op 31 Mei 1947 in Stad aan 't Haringvliet gehouden werd
Op de bewuste teldatum werd Stad aan 't Haringvliet door 1270 personen (634 mannen en 636 vrouwen) bewoond. Op 31 December 1899 bedroegen deze cijfers 1084 personen (555 mannen en 529 vrouwen.) Uit deze gegevens blijkt, dat de bevolking in een halve eeuw met ruim 17% toegenomen is. Op de bewuste teldatum werd Stad aan 't Haringvliet door 1270 personen (634 mannen en 636 vrouwen) bewoond. Op 31 December 1899 bedroegen deze cijfers 1084 personen (555 mannen en 529 vrouwen.) Uit deze gegevens blijkt, dat de bevolking in een halve eeuw met ruim 17% toegenomen is.
Bij de laatste volkstelling bleek, dat 9 mannen en 16 vrouwen dit is 2% der totale bevolking als alleenwonenden geregistreerd moesten worden, terwijl op 31 December 1899 als zodanig geteld werden 11 mannen en 14 vrouwen,^ hetgeen een percentage van 2.5 oplevert Het verschijnsel van het alleen wonen bevindt zich dus in dalende lijn. Bij de laatste volkstelling bleek, dat 9 mannen en 16 vrouwen dit is 2% der totale bevolking als alleenwonenden geregistreerd moesten worden, terwijl op 31 December 1899 als zodanig geteld werden 11 mannen en 14 vrouwen,^ hetgeen een percentage van 2.5 oplevert Het verschijnsel van het alleen wonen bevindt zich dus in dalende lijn.
Op de laatste teldatum woonden 1245 personen in gezinsverband en werden 297 mannen en 19 vrouwen als gezinshoofd gemeld. Het aantal huisgezinnen van twee of meer personen bedroeg bij gevolg 316, terwijl een halve eeuw geleden Stad aan 't Haringvliet bewoond werd door 222 huisgezinnen. Hieruit is af te leiden, dat het aantal huisgezinnen toegenomen is met 42.5%, een groei, welke niet in overeenstemming is met de bevolkingsaanwas. Het aantal inwonende eigen-, pleeg- en stiefkinderen is dan ook geringer in 1947 dan 50 jaren tevoren, want in het eerstgenoemde jaar werden in 316 gezinnen 601 kinderen en in het laatstgenoemde jaar in 222 gezinnen ook 601 kinderen geteld. In 1899 v/erden dus in 19 gezinnen 27 inwonende kinderen aangetroffen, terwijl in 1947 in ditzelfde aantal huisgezinnen nog slechts 19 kinderen aanwezig bleken te zijn. Op de laatste teldatum woonden 1245 personen in gezinsverband en werden 297 mannen en 19 vrouwen als gezinshoofd gemeld. Het aantal huisgezinnen van twee of meer personen bedroeg bij gevolg 316, terwijl een halve eeuw geleden Stad aan 't Haringvliet bewoond werd door 222 huisgezinnen. Hieruit is af te leiden, dat het aantal huisgezinnen toegenomen is met 42.5%, een groei, welke niet in overeenstemming is met de bevolkingsaanwas. Het aantal inwonende eigen-, pleeg- en stiefkinderen is dan ook geringer in 1947 dan 50 jaren tevoren, want in het eerstgenoemde jaar werden in 316 gezinnen 601 kinderen en in het laatstgenoemde jaar in 222 gezinnen ook 601 kinderen geteld. In 1899 v/erden dus in 19 gezinnen 27 inwonende kinderen aangetroffen, terwijl in 1947 in ditzelfde aantal huisgezinnen nog slechts 19 kinderen aanwezig bleken te zijn.
Hoe de bevolking volgens de leeftijdsgroepen samengesteld is, kan uit onderstaande tabel afgelezen worden, want daarin zijn in procenten van de totale bevolking de verschillende leeftijdsgroepen opgenomen. BevoUdmg^pbouw van Hoe de bevolking volgens de leeftijdsgroepen samengesteld is, kan uit onderstaande tabel afgelezen worden, want daarbi zijn in procenten van de totale bevolking de verschillende leeftijdsgroepen opgenomen. BevoUdmg^pbouw van
BevoUdmg^pbouw van Stad aan 't Haringvliet BevoUdmg^pbouw van Stad aan 't Haringvliet
Letftijdcn 31-12-1879 H-12-1930 31-5-19't7 Letftijdcn 31-12-1879 M-12-1930 31-5-19't7
0-10 Jaar 26.3 21.8 19.2 0-10 Jaar 26.3 21.8 19.2
10-20 jaar 20-30 jaar 20.6 14.6 19.0 14.8 16.2 16.5 10-20 jaar 20-30 jaar 20.6 14.6 19.0 14.8 16.2 16.5
30-40 jaar 10.2 12.0 13.0 30-40 jaar 10.2 12.0 13.0
40-50 jaar 50-60 jaar 10.8 8.6 11.8 7.8 11.0 10.6 40-50 jaar 50-60 jaar 10.8 8.6 11.8 7.8 11.0 10.6
60-70 jaar 6 6.9 8.3 60-70 jaar 6 6.9 8.3
70-80 jaar 80 jaar en 2.0 0.8 4.3 1.6 3.7 1.5 70-80 jaar 80 jaar en 2.0 0.8 4.3 1.6 3.7 1.5
ouder 0.8 1.6 1.5 ouder 0.8 1.6 1.5
In deze gemeente had in 1947 de groep der jongeren een geringer aandeel dan in vroegere tijden. Eigenaardig is evenwel de relatieve achteruitgang der ouderen. Uit de gegevens blijkt, dat slechts de middelgroep relatief sterker gewor- In deze gemeente had in 1947 de groep der jongeren een geringer aandeel dan in vroegere tijden. Eigenaardig is evenwel de relatieve achteruitgang der ouderen. Uit de gegevens blijkt, dat slechts de middelgroep relatief sterker gewor-
den is. Een en ander wordt nog verdi|idelgkt door de onderstaande indexcijfers, waarbij iiitgegaan werd van de gegevens, welke ons ten dienste staan va,n de volkstelling van 31 December 1879.
Indexcijfers der bevolkingssanieiistelling van Stad aan 't Haringvliet
Ueftijdtn 31-12-1879 31-12-1930 31-5-19-)7
0-10 jaar 100 81.9 77.1 10-20 jaar 100 89.1 83.4
10-20 jaar 100 89.1 83.4 20-30 jaar 100 100.0 119.4
20-30 jaar 100 100.0 119.4 30-40 jaar 100 125.2 133.3
30-40 jaar 100 125.2 133.3 40-50 jaar 100 107.8 107.8
40-50 jaar 100 107.8 107.8 50-60 jaar 100 89.3 130.1 60-70 jaar 100 111.0 143.8
60-70 jaar 100 111.0 143.8 70-80 jaar 100 208.3 195.8
80 jaar en
ouder 100 170.0 190.0 totale be
volking 100 98.9 105.9
Van 1270 inwoners waren in 1947 als gehuwden geregistreerd 570 personen, terwijl verder geteld werden één gescheiden van tafel en bed, twee gescheiden van echt, 17 weduwnaars en 47 weduwen. De beide laatste groepen behoorden hoofdzakelijk tot de ouderen, want 31 personen waren ouder dan 70 jaar. Van de totale bevolking waren 631 personen ongehuwd, wanneer dit aantal verminderd wordt met dat van hen, die jonger waren dan 21 jaar blijven 85 mannen en 60 vrouwen als huwbaren over.
De Stadse bevolking bleek voor ruim 73% uit de woongemeente afkomstig te zijn. De cgfers dezer groep waren 508 maimen en 436 vrouwen. De overigen moeten dus als immigranten beschouwd worden. Van hen waren de meesten afkomstig uit een andere gemeente binnen de provincie Zuid-Holland, want 99 mannen en 160 vrouwen voldoen aan deze voorwaarde. Deze groep levert dus nog bijna 20.5%. Slechts 6% der bevolking kwam uit een gemeente buiten de woonprovincie. Hierbij kan opgemerkt worden, dat Zeeland bovenaan staat met 21 personen, waarop volgen Friesland met 10 en Noord-Brabant eveneens met 10 immigranten.
Betreffende de geestelijke structuur der Stadse bevolking geven onderstaande gegevens een beeld, waarbij wederom in procenten de belijders der verschillende kerïcelijke groepen aangegeven zijn.
Kerkelqke gezindten in Stad aan 't Haringvliet
31-12-1899 31-12-1930 31-5-19-47
75.3 63.5 62.3 Ned. Herv. Ger. Kerken — 26.9 24.9
Chr. Ger. Kerk 22.8 Geref. Gem. — — 0.9 — 7.9
Geref. Gem. — Overige Kerken 1.7 — 7.9 8.6 1.8
Geen Kerkgen. 0.2 1.0 2.2 De betekenis der Ned. Herv. Kerk
De betekenis der Ned. Herv. Kerk blijkt ook in deze gemeente gedaald te zijn. Deze achteruitgang is evenwel niet uitsluitend het gevolg van de toegenomen onkerkelijkheid, maar voor het grootste deel te verklaren door de overgang naar een ander kerkgenootschap. Van 1899 naar 1930 zijn blijkbaar velen uit de Chr. Ger. Kerk over gegaan naar de Geref. Kerken, die eveneens vele lidmaten uit de Ned. Herv. Kerk opnamen. In die jaren werd nog geen afzonderlijke vermelding gemaakt van de Ger. Gem. Wij mogen gevoegelijk aannemen, dat de meesten van hen, die ingeschreven werden onder de rubriek bekenner van een ander kerkgenootschap, gerekend moesten worden tot de Ger. Gem.
De bevolking van Stad aan 't Haringvliet is voor het grootste gedeelte ingeschakeld in het arbeidsproces, want van 297 mannelijke gezinshoofden oefenen 277, d.i. ruim 93%, een beroep uit. Van het totaal aantal werkende mannen vindt bijna 62% (in 1909 66%) een bestaan in de landbouw, Werden in 1909 slechts 37 zelfstandige landbouwers geteld, in 1947 was hun aantal gestegen tot 65, waaruit een verdere versnippering der bedrijven geconstrueerd kEin worden. Het aantal landarbeiders bedroeg in 1909 nog 188 en was bij de laatste volkstelling gedaald tot 167. Het aantal jongeren ziet weinig heil meer in dit bedrijf en hun aantal is dan ook klein, want slechts 40.4% was jonger dan 40 jaar, welk percentage in Ooltgensplaat nog 55 bedraagt. Ruim 75% dezer agrarische arbeiders vindt zijn bestaan binnen de woongemeente. De ovedigen — 61 mannen en 1 vrouw — moeten dagelijks per rijvdel naar de werkgemeente. In verband met dit vervoermiddel mag wel aangenomen worden, dat de af te leggen afstand klein is.
Andere belangrijke bestaansmiddelen zijn: handel, verkeer en winkelnering (15% der werkenden), bouwnijverheid (9%> der werkenden) en metaalnijverheid (4% der werkenden.)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 december 1949
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 december 1949
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's