Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Boerderij Aan De Val

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Boerderij Aan De Val

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

46 DOOR H. NOORMAN „Ja, vrouw Mieras. Hoofdingenieur van de Rijkswaterstaat. En dat is ook werken, al is het niet met de handen", wendde zij zich tot de boer, die opeens zijn stugge houding had hernomen. „Alle werk is gelukkig niet gelijk. Maar werken doen 'wij allen. De verpleegsters in de ziekenhuizen ook."

„Zijn we klaar?" vroeg Mieras bot. 't Was een overbodige vraag. Want al tien minuten minstens duurde het gesprek na het eten. Ina voelde: 'k Heb grootvader ge

Ina voelde: 'k Heb grootvader geraakt. Tóch was dat niet haar vooropgezette bedoeling geweest. Ongemerkt was zij even in vuur gekomen. Maar de boer kon het niet hebben, dat er over waterbouwkundige ingenieurs werd gesproken. Zij zag in eens, dat over zijn gelaat weer dat ondoorgrondelijke, voor niet ingewijden onverklaarbare masker trok. Maar zij kende de oorzaak. En weer beving haar het medelijden met hem. Het was toch niet mogelijk, dat die man geen hart bezat. Maar hoe ter wereld was het dan te verklaren, dat hij zó met zijn bloedeigen zoon had gehandeld! En zou die vader daarvan nu geen spijt, laat staan berouw, hebben? Was het niet opmerkelijk, dat hij er niet aan herinnerd wilde worden? Over ingenieurs mocht in elk geval niet worden gesproken. Het was een geanimeerd gesprek en — toen brak de boer het onmiddellijk bruusk af.

De dienstbode had de Bijbel voor de dag gehaald. En met eentonige, doffe stem las Zacharias Mieras het hoofdstuk, dat aan de beurt was.

Ina ontving geen stichting. En zij begreep nu beter de opmerking van haar grootmoeder, de eerste maal, dat zij voorlas: „Zo heb ik thuis nog nooit uit de Bijbel horen voorlezen." Waarom hadden vele mensen daarvoor toch een bepaalde toon en klank In de stem? Dominé Westwoud toornde er ook zo tegen. Waarom niet natuurlijk gelezen? De boer van de Val was gereed, sloeg

De boer van de Val was gereed, sloeg de Bijbel dicht en hield de pet weer voor de ogen.

Mina ging daarna bedrijvig aan de gang, bepaald afwijzend het aanbod van Ina, haar te helpen. De arbeider ontstak een pijp en slenterde het erf op. Ina praatte wat met de boerin. De boer luisterde, maar sprak geen woord. Dan bladerde hij in het radio-tijdsehrift.

Ina dacht aan vertrekken, toen zij vernam, dat haar grootvader aanstalten maken ging, het licht op de dijk te ontsteken. Zij wist, dat het zijn dagelijkse taak was. Slechts een enkele maal geschiedde het door Kees.

„Mag ik met u mee?" vroeg zij. „Dat lijkt mij aardig."

Zacharias Mieras haalde de schouders op.

,,Er is niets aan te zien. Maar je loopt op je eigen benen. Mij best."

Animerend was de toestemming niet. Maar Ina had zich voorgenomen, zoveel mogelijk met haar grootvader te spreken, ten einde hem voor zich te winnen. Dat zij zich dan wel eens ergeren zou aan het botte karakter, had zij reeds lang begrepen. Doch dat moest zij op de koop toenemen. Met ijzeren volharding moest zij te werk gaan.

Dus stapte zij even later luchtig over het erf naast de kleine man. Ina, toch al niet groot, stak nog een half hoofd boven haar grootvader uit.

De boerin wuifde. En beiden deden het terug.

„'t Is toch jammer, dat uw vrouw aan haar stoel gebonden is. Zij maakt het toch overigens wel."

„Dacht je?" vroeg Zacharias, haar opeens aanstarend. „Je bent verpleegster en hebt verstand van zieken. Wat denk je van mijn vrouw?"

Hij sprak vlug en zéér geïnteresseerd. Het deed Ina goed: het ging over zijn vrouw, die hij innig liefhad. Zij had hot gemerkt aan häär, maar ook aan hem.

„U moet van een verpleegster nu weer niet te hoog denken. Ik ben geen dokter", antwoordde zij voorzichtig. ,,Me dunkt, dat het naar omstandigheden aardig goed gaat. Het eten gaat niet slecht en uw vrouw is opgewekt."

„'k Weet niet, wat ik er van denken moet. De dokter maakt mij ook niets wijzer."

,,'t Is de vraag, of de dokter het wel weet. Een dokter blijft ten slotte ook een mens. Misschien was het wel goed, dat u er een tweede dokter bij haalde."

Hij had haar woorden niet gehoord óf hij negeerde ze. Want zijn antwoord sloeg er absoluut niet op.

,,Soms vrees ik, dat zij plotseling sterven zal," zeide Zacharias Mieras op somberen toon. „En dat is ook mijn dood"

Het werd Ina volkomen duidelijk: naast haar liep een mens van gelijke bewegingen als zij en andere mensen. Maar — was het gebeurde van toen iets buiten de mens om?

„U moet niet zo somber zijn", troostte zij, om toch wat te zeggen.

Zijn opmerking had haar ten diepste getroffen.

,,Mijn vrouw is mijn alles. Buiten haar heb ik niets op de wereld."

,,Kom, kom, u hebt een dochter en kleinkinderen." Het viel Ina moeilijk, luchtig te spreken bij hot laatste antwoord: had deze man ook niet nog een zoon met kinderen? Was zij niet één van die kinderen?

„Ja, 'k weet het wel. Maar die leven hun eigen leven daarginds. Mijn vrouw is mij alles."

„U moet mij niet kwalijk nemen, maar ik geloof, dat u zo niet spreken mag. Ik kan het zo moeilijk zeggen, want 'k weet er zelf zo weinig van. Maar u gelooft toch wel, dat God machtig is, uw vrouw weer beter te maken? En als Hij het anders heeft bepaald, dat Hij machtig is, u te troosten!"

De boer van de Val gaf geen antwoord, maar beklom het voetpad, dat voerde naar de kruin van de zeedijk.

Ina slaakte een lichte kreet: in een bloedrode schijf ging de zon, die de gehele dag geschenen had, als het ware in zee verdwijnen.

„Wat mooi!" zeide zij meer tot zichzelf dan tot de boer.

Over de door en door kalme zee gleden, voortbewogen door een zacht briesje, enige schepen. Een sleep rijnaken, getrokken door een sleepboot, zette koers naar het Zuiden. Een paar vissers schepen van Zuidstad voeren heen en weer, trekkend het net. Het geheel vorm de een kalmte en een rust, die verkwikten. Zij volgde haar grootvader, die^ trap beklom en de lantaarn aan'' Het reservoir voor de olie v ois ' groot. De lamp was klein. Maa zv" lenzen zorgden voor een honderavoudi versterking van het licht.

„Hoe lang kan deze lamp nu T den?" „Als het moet, driemaal vier-en-tw

„Als het moet, driemaal vier-en-tw tig uur. Maar dat is nog nooit gebe«^ Het licht wordt elke morgen gpdoo' Ina kon nu al een aardig gesi

Ina kon nu al een aardig gesi voeren met de bewoners, al had ziJ \ nu en dan nog enige moeite met t^ woord, dat zuiver dialect was en »" in het Hollands was weer te geven.

,,U doet dit zeker al jaren?' „Zo lang als mij heugt. Mijn vai deed het al. Straks moet mijn opvo'? het doen. Er is hier in de buur! niemand."

„Ik heb van uw vrouw begrepen, * uw schoonzoon op de boerderij IWJ'

„Er is wel eens over gepraat. »• ik voel mij nog sterk. Als mijn vro' maar niet spoedig sterft."

„U moet dat in Gods hand g* Mieras."

„Natuurlijk. Maar een mens blijf'' mens. Zou je denken, dat het ^.'oeii zijn, er een andere dokter bij te i»'*'

„Misschien wel. Praat u er eens^ de dokter over." (Wordt verve»!

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 16 november 1949

Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's

De Boerderij Aan De Val

Bekijk de hele uitgave van woensdag 16 november 1949

Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's