Over zelfdoding
BBegin oktober leek het wel een dag van nationale rouw. Als een mokerslag was het bericht van zelfdoding op 6 oktober door het land gegaan. Televisieprogramma’s werden onderbroken omdat presentatrices vanwege hun emoties niet meer uit hun woorden kwamen. Voor de camera’s en op de condoleancesites werden de vragen gesteld: hoe kan iemand die zo’n succesvol leven schijnt te hebben, dan toch zo wanhopig, zó ziek zijn geweest dat dit kon gebeuren? Antonie Kamerling – succesvol Nederlands acteur, echtgenoot, vader van twee kinderen – heeft zichzelf van het leven beroofd. Verwarring alom.
Het komt schrikbarend veel voor. Bijvoorbeeld onder tieners: per jaar overlijden 700 jongeren van tien tot en met negentien jaar aan zelfdoding. 1 Elke keer weer grijpt dat diep in. Voor de naaste familie, de vrienden en de klasgenoten. Maar als iemand overgaat tot (een poging tot) suïcide is daar voor de persoon zèlf heel wat aan vooraf gegaan. Daarbij dienen we te bedenken dat het aantal pogingen tot zelfdoding ligt op dit getal maal tien! 2
De gebeurtenis met Kamerling geeft aan hoe gecompliceerd een situatie van zelfdoding is. Bij zelfdoding wordt de mens geconfronteerd met een onontwarbare kluwen aan vragen t.a.v. lijden en schuld. Pogingen om het minder gecompliceerd te benaderen stranden en de vragen blijven onbeantwoord. Zo is er soms ook een benadering onder christenen die voortkomt uit de neiging om moeilijke nuances te maskeren. Het begint al in de vroegchristelijke kerk. Op het Concilie van Arles (451) is zelfdoding al veroordeeld als misdaad, als een ‘duivelse processie’. 3 Maar het leeft ook nog in onze tijd. Ook dan heet zelfdoding een zondige daad, waardoor plegers hun eeuwige straf niet zouden ontlopen. Dat is echter een verschrikkelijk, menselijk oordeel over iets waar een mens behoort te zwijgen. We zouden ook kunnen zeggen: Godzijdank een onmenselijk oordeel. Van de Duitse Reformator Martin Luther staat in zijn Tischreden genoteerd: ‘zelfmoord laat zien hoe machtig de duivel is. Mensen die zelfmoord doen, willen dit niet en zijn daarom niet vanwege deze daad verdoemd.’ 4
In de christelijke ethiek is opmerkelijk weinig te vinden over suïcide. Verwonderlijk is het dan ook niet dat veel christenen moeilijk om weten te gaan met dit tere onderwerp. Verwarring rond zelfdoding stopt zeker niet bij de kerkdeur.
In de Bijbel vinden we geen directe morele uitspraken over zelfdoding in termen van goed of kwaad. Dat is trouwens tegelijk een eerste duiding: zelfdoding wordt in de Bijbel niet nadrukkelijk verboden. Toch zijn er wel degelijk meer christelijk-ethische lijnen te trekken, die in dit artikel met een korte pennenstreek worden neergezet. Hierbij luisteren we met name naar Dietrich Bonhoeffers Ethik. 5
Allereerst moet worden gesteld dat zelfdoding een specifiek menselijke daad is. Onder andere levensvormen komt zij namelijk niet voor. Daarom is het niet verwonderlijk dat nobele mensen er steeds weer hun goedkeuring en rechtvaardiging aan hebben gegeven. Zelfdoding wordt door hen gezien als de laatste en uiterste zelfrechtvaardiging van de mens als mens. Zelfs in zekere zin – uit menselijk oogpunt gezien – als de zelf-volbrachte verzoening voor een mislukt, of lijdend leven. 6
Bonhoeffer echter laat zien welk een verschrikkelijke werkelijkheid het is wanneer je je eigen leven haat vanwege onvolkomenheid en als je de weerspannigheid van dit leven ervaart tégenover een mogelijke vervulling ervan door God. Het hieruit voortvloeiende verdriet en de twijfel over elk doel van het leven in het algemeen, kan resulteren in gevaarlijke momenten. Maar hoe zit het nu als zo’n ‘gevaarlijk moment’ leidt tot zelfdoding? Is dat zonder meer fout? Noemen we dat zonde?
Bonhoeffer schrijft: ‘omdat God een levende God is, is zelfmoord verwerpelijk als zonde van ongeloof.’ Duidelijk is dat bij Bonhoeffer de nadruk komt te liggen niet zozeer op de zelfdoding als zodanig alswel op het ongeloof dat aan zelfdoding ten grondslag ligt. Het ongeloof erkent namelijk God niet als Schepper en Onderhouder van het leven. God heeft namelijk het recht over het einde van het leven aan zichzelf voorbehouden.
In de Bijbel lezen we tot zes keer toe over zelfdoding (Simson, Saul en zijn wapendrager, Achitofel, Zimri en Judas). Opmerkelijk is dat in de berichtgeving ervan een moreel oordeel ontbreekt. De schrijver laat het bij het verslag van wat er gebeurd is. Bonhoeffer verklaart dit als volgt. Wie leeft op de rand van zelfdoding hoort geen verbod of gebod meer. Hij is alleen nog maar te bereiken door de de genadige roep van God tot geloof, verlossing, bekering. “Wie niet meer leven kan, wordt niet geholpen door het bevel dat hij leven moet, maar alleen door een nieuwe geest.”
Eerder vielen de woorden ‘een mislukt leven’. Wat is dat? Wanneer is een leven gelukt, geslaagd? Wat is de zin van het leven? Het zijn vragen die een niet te onderschatten rol spelen rond suïcide. Doordat velen voor anderen deze vragen menen te moeten en kunnen beantwoorden, is ook niet geaarzeld de zelfdoding van Antonie Kamerling rücksichtslos te veroordelen.
Daarom drie antwoorden op de vraag: waarvoor leven wij? Misschien beter gezegd: drie delen van een antwoord, zoals deze onnavolgbaar zijn verwoord door dr. A.A. van Ruler. 7
1. Voor onszelf
a. Ontwikkeling tot een persoonlijkheid
b. Ontplooiing van talenten, zelfverwerkelijking (hebben we dat niet van Calvijn dat geleerd met de ‘roeping’?)
2. Voorbereiding op het hiernamaals
a. Voor anderen
b. Liefhebben van de naaste
c. Samenleving / cultuur (mens als cultuurdrager)
d. Kerk (leden van het lichaam hebben een aanvullende werking en zijn derhalve van belang en onmisbaar)
3. Voor God
a. Hem kennen
b. Hem dienen (handelen in gehoorzaamheid)
c. Hem prijzen
Dat we bestaan is niet vanwege een goede grap van God, benadrukte dr. A.A. van Ruler met regelmaat. God wilde de mens die Hem vrijwillig zou liefhebben. God had er zin in.
“De Bijbel leert ons: we zijn er, maar we zijn er niet, omdat dat noodzakelijk was, maar omdat het de Schepper behaagde, ons in het aanzijn te roepen. Het is Zijn goedheid: Hij gunde ook ons het plezier van er te zijn.
God had er zin in. Daarin, dat we er zouden zijn. Daarom komt het er voor ons op aan, er ook zin in zien te krijgen. Niet met onze rede er een zin in vinden, maar met onze wil er zin in krijgen – dat is de boodschap!
En dan: zin in krijgen over de hele linie! Niet alleen de feestjes! Niet alleen de prettige dingen! Maar ook de moeilijke. Ook de arbeid. Ook de plicht. Ook de gemeenschap. Ook de hele stoffelijke en zichtbare werkelijkheid. Ook het simpele, naakte feit dat we er zijn.
Daar plezier in krijgen! Met lust en liefde leven! Dat is geloven in christelijke zin: radicale aanvaarding en beaming van zichzelf en van alles, geestdrift voor het zijn. (…) Zin krijgen in het leven is oneindig belangrijker dan er zin in vinden.” 8
Het zijn grote woorden. Geen formuleringen voor tijdens het crisispastoraat of eerstelijns hulpverlening. Daar is een mens in nood niet mee geholpen. Ten dode gewonde mensen hebben geen oren, maar koude schouders. Het zijn wel grondlijnen voor een staan in het leven hoe God het bedoeld heeft. Lichtpunten die neerslachtige en depressief gestemde mensen door de tunnel kunnen trekken. De drie punten zijn als sporen die dienen om geestelijk gezonde mensen op de rails te houden. Tegelijk zijn ze richtinggevend voor herstellende mensen die een verwarmende arm om zich heen hebben gevoeld. Ook vormen ze krachtige handvatten voor de opvoeding: om kinderen een positief zelfbewustzijn te laten ontwikkelen m.b.t. hun plaats tegenover God, in wereld, cultuur, kerk en maatschappij.
Maar in de grond van de zaak is het Gods Geest die het gemoed vernieuwd en zin geeft in dit leven, al is het vergankelijk. Die zelfs levensvreugde schenkt als voorproefje op de eeuwige, onvergankelijke vreugde (Jes. 61:7).
God Zèlf is midden in het lijden gaan staan, in het diepe lijden van Jezus Christus. Dit lijden betekende niet een definitief afstand nemen van de Zoon door de Vader. Hij is zelfs uitermate verhoogd (Fil. 2:9)! Lijden, verlies, schuld en wanhoop - zoals het bij zelfdoding allemaal bij elkaar komt - duiden niet op een Godsverduistering. God belooft ook niet dat we nooit met lijden te maken zullen hebben. Wel dat ‘noch dood, noch leven (…) ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Here’ (Rom. 8:38-39).
Arthur Alderliesten, Culemborg
Noten
1 www.cbs.nl, 2 november 2010
2 J. Douma, Medische ethiek, Kampen 1997, blz. 304
3 Clifton D. Bryant, Handbook of death and dying, London 2003, blz. 314
4 Martin Luther, Die Werke Martin Luthers in neuer Auswahl für die Gegenwart, deel 9 Tischreden, Göttingen 1983, S. 252
5 Dietrich Bonhoeffer, Ethik, München 1956, S. 111-116
6 Vgl. A. van de Beek, Waarom? Over lijden, schuld en God, Nijkerk 1984, blz. 25
7 Naar A.A. van Ruler, Waarvoor leven wij, in: Verzameld werk, deel III, Zoetermeer 2009, blz. 425v
8 A.A. van Ruler, Zin vinden en zin krijgen, in: a.w., blz. 445
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 januari 2011
Ecclesia | 8 Pagina's