Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wie is toch Deze? (5) (Slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wie is toch Deze? (5) (Slot)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

"God was in Christus de wereld met zichzelf verzoenende Het is alles uit God." II Corinthiers 5 : 18, 19

Op één aspect van het Evangelie als openbaring van God wil ik bijzondere nadruk leggen. Het is die nadere uitleg en verwerking van de oorspronkelijke Petrusbelijdenis, die vooral in de latere geschriften van het Nieuwe Testament naar voren komt, en wel in de Brief aan de Hebreeen en in het Boek Openbaring van Johannes. Deze nadere uitwerking van de Christusbelijdenis is daarom van zo grote betekenis, omdat daarbij niet alleen volle aandacht gegeven wordt aan het Evangelie als heilsboodschap voor de enkeling en als vrijspraak van zondaars en ellendigen, maar ook aan het Evangelie als een allen en alles omvattende openbaring van Gods liefde. De schepping, de wereld, de geschiedenis, de volkerenwereld, zij zijn er op het nauwst bij betrokken. "God heeft ons het geheimenis van zijn wil doen kennen om al wat in de hemelen en op de aarde is onder één Hoofd, dat is Christus, samen te vatten" (Efeziers 1 : 9, 10).

In Christus is God de ruimte van de geschiedenis binnengetreden. "Gods presence and His very self, and essence all divine; Gods eigen tegenwoordigheid, zijn wezen, mild en goed" (John Henry Newman). Daardoor is het niet langer mogelijk om de wereld als zinloos en leeg, en de geschiedenis als absurd te kenschetsen. Zelfs is het strijdig met Gods tegenwoordigheid om de geschiedenis als messiaans te bestempelen, zoals de discipelen nog deden (Handelingen 1 : 6). Sinds de Eeuwige, de Almachtige, de Schepper zelf, in Christus in de gestalte van een dienstknecht zijn intrede gedaan heeft in de wereldgeschiedenis, sindsdien is de geschiedenis niet meer aan de leegheid, ijdelheid en zinloosheid onderworpen, maar opgenomen en ingelijfd in het heilsregiem van Hem die gezegd heeft: "Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde" (Mattheus 28 : 18). Van toen af is de wereld en is haar geschiedenis gericht op een perspectief dat alle menselijke voorstellingsvermogen, alle menselijk denken en dromen, verre en verre te boven gaat. Zij zijn (om het met een grieks nieuwtestamentisch woord te zeggen) eschatologisch geworden. Zij gaan zwanger van een belofte van heil, waarmee vergeleken al wat de mens 10 in heden of verleden gedroomd heeft, verschrompelt tot ijdel gepraat, tot "fabels, spitsvondigheden en onheilige oudevrouwenpraat" (I Timotheus 1 : 4; 4 : 7) Door en in Christus staat de geschiedenis in het teken van een waarlijk nieuwe schepping: "Het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen" (II Corinthiers 5 : 17).

Aan die eschatologische aspecten van het Evangelie Gods zijn nu vooral de Brief aan de Hebreeen en het Boek Openbaring gewijd. De schrijver van de Hebreeen-Brief stelt heel Israels geschiedenis, zijn eredienst, in eschatologisch licht. Het verblijf in Egypte, de uittocht, het Sinai-verbond, de woestijnreis naar het beloofde land, de offerdienst, de tabernakel, de ark, het hogepriesterschap, - het is alles bij elkaar een keten van gebeurtenissen, waarachter een goddelijk heilsplan schuilging. Het is "a story with a plot; een geschiedenis met een ontknoping" (J. M. Baillie). Met de komst van Jezus Christus heeft die geschiedenis haar geheim prijsgegeven en daardoor heeft zij in zekere zin haar betekenis verloren. Het voorafgaande is voor verouderd verklaard en niet ver meer van de verdwijning (Hebreeen 8 : 13). "Maar gij zijt genaderd tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem " (Hebreeen 12 : 22 v.v.).

Zoals in de Brief aan de Hebreeen de geschiedenis van Israel in eschatologisch licht wordt gesteld, zo in het Boek Openbaring van Johannes heel de wereldgeschiedenis. Spreekt de Hebreeen-Brief over Melchizedek, over Abraham en Mozes en Aaron, over Gideon, Barak, Simson, Jefta, David en Samuel en de Profeten, zo het Boek Openbaring over de wereldrijken en wereldheersers, over de verschrikkingen die de bewoners der aarde ondergaan. En wat nu van Israels geschiedenis geldt, geldt ook van de universele, de gehele geschiedenis. Ook die is "a story with a plot; een geschiedenis met een ontknoping". Er ligt een goddelijke strategie in, die wacht op ontknoping. Vandaar de naam van het laatste bijbelboek: Apokalyps, Openbaring.

In het vijfde hoofdstuk lezen wij van een boekrol, beschreven van binnen en van buiten, welverzegeld met zeven zegels en liggende in de rechterhand van Hem die op de Troon zit. De klacht van alle volken wordt vertolkt in de woorden: "Niemand in de hemel, noch op de aarde, noch onder de aarde kon de boekrol openen of haar inzien. En ik weende zeer, omdat niemand waardig was gebleken de boekrol te openen of die in te zien" (5 : 3, 4). De zin van de geschiedenis is Gods geheim. Dan klinkt de roep, dat "de leeuw uit de stam van Juda, de wortel Davids, heeft overwonnen om de boekrol en haar zeven zegels te openen" (5 : 5). Gedoeld wordt op Christus als Middelaar van een nieuw, alle volken omvattend verbond: "Gij zijt waardig de boekrol te nemen en haar zegels te openen; want Gij zijt geslacht en Gij hebt hen voor God gekocht met uw bloed, uit elke stam en taal en volk en natie; en Gij hebt hen voor onze God gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters" (5 : 9, 10).

Zó wordt ons in het laatste bijbelboek de Here Jezus geschilderd. Welk een universele, kosmische, wereldomvattende aspecten zijn hier aan de oorspronkelijke Christus-belijdenis van Simon Petrus toegevoegd. Nochtans is het één en dezelfde Jezus die hier beleden wordt: de Christus, de Zoon van de levende God! Alleen is door de schrijver van de Apokalyps, zowel als door die van de Hebreeën-Brief, de volle rijkdom van de Petrus-belijdenis in zijn hoogte en diepte, in zijn lengte en breedte, nader uitgewerkt en gearticuleerd. Hoe ver staat deze majesteitelijke Christus af van de messiaanse. Joodse goël-gestalte! Hij verrijst voor ons als de kosmische Albeheerser, de Pantokrator van de Grieks-Orthodoxe Kerk: Hij is "de Zoon, die God gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de eeuwen geschapen heeft Hij heeft zich gezet aan de rechterhand van de Majesteit in de Hoge" (Hebreeën 1 : 2, 3). En nog verhevener in het Boek Openbaring, als Johannes Hem schildert zoals Hij hem verschijnt op Patmos: "Toen ik Hem zag, viel ik als dood voor zijn voeten; en Hij legde zijn rechterhand op mij en zei: Vrees niet, Ik ben de eerste en de laatste, en de levende, en Ik ben dood geweest, en zie. Ik ben levend tot in alle eeuwigheden, en Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk" (1 : 17, 18). De Jezus, die Simon Petrus beleden heeft als de Christus, de Zoon des levenden Gods, is geschilderd als de Kyrios, de Heer over begin en einde, schepping en voleinding, dood en leven. Van Hem geldt, wat alleen aan God is voorbehouden: onbegrensde macht. Hij is, die er was vóór er sprake was van wereld en tijd, en die er zijn zal in alle eeuwigheid. Hij bezit de sleutelmacht van het dodenrijk. Kortom, Hij is "de alpha en de oméga, de eerste en de laatste, het begin en het einde" (22 : 13).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 januari 1991

Ecclesia | 8 Pagina's

Wie is toch Deze? (5) (Slot)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 januari 1991

Ecclesia | 8 Pagina's