Wie zwijgt, stemt toe
Pastoraat – orgaandonatie
Op 1 juli van dit jaar wordt de nieuwe donorwet van kracht. Ons land stapt over naar het zogenaamde ‘ja-tenzij-systeem’. Iedere Nederlander vanaf achttien jaar is dan automatisch donor, tenzij hij daar bezwaar tegen aantekent. Tal van overwegingen spelen een rol bij de beslissing.
Er is inmiddels al veel over de nieuwe wet geschreven en gesproken. Dat was ook de bedoeling van de overheid, die ons prest over dit onderwerp na te denken en onze beslissing vast te leggen in het donorregister. Kies ik na herhaalde aanmoediging nog niet, dan kiest de overheid voor mij. Dat betekent dat ik geen bezwaar heb om na mijn dood organen of weefsel af te staan.
Strikt geredeneerd dwingt de overheid (op aandringen van de Nederlandse Transplantatiestichting (NTS), het ministerie van Volksgezondheid en andere directbetrokkenen) ons een keus te maken. De vraag of de overheid zo ver mag gaan, is hier niet relevant (meer). De politieke beslissing is immers gevallen. Nu zijn wij aan zet.
Gevoelig
D66-kamerlid Pia Dijkstra, voormalig presentator van medische programma’s, was initiatiefneemster van de nieuwe, omstreden wet. Die wet dient overigens een nobel doel: levens redden. Laat dat gezegd zijn. Woorden als ‘vermijdbare sterfte’ en ‘slachtoffers’ door gebrek aan donoren passen daar niet bij. Onwillekeurig associeer ik die met daders en schuldigen.
Bijkomend effect van de nieuwe wet is dat die de emo‑tionele en sociale druk op ieder die nog niet geregistreerd is, opvoert. Het is de vraag of dat wenselijk is. Het onderwerp ligt gevoelig. Emoties komen al snel in beweging. Niet alleen als het over onszelf gaat, maar ook als we denken aan hen die het dichtst bij ons staan. Het gaat wel over de dood en verlies.
Donatie van organen en weefsels kent twee kanten. Er zijn circa 1200 wachtenden op een orgaan. De andere kant is dat iedere achttienplusser moet nadenken over het hoe en wat na het eigen sterven of dat van onze geliefde(n). Een keuze maken is daarmee een emotioneel beladen en gewetensvolle handeling.
Dilemma’s
Zo dringt de vraag zich op of het ethisch gezien geoorloofd is om organen en weefsels na overlijden af te staan? Mag dat? Is dat niet een vorm van ‘zelfbeschikking’? Kunnen mijn geliefden dat aan? Ben ik een egoïst als ik ‘nee’ zeg? Maar stel dat ik, of mijn geliefde(n) zelf in de situatie komen waarin een gedoneerd orgaan of weefsel levensreddend is? Moet hier het wederkerigheidsprincipe gelden, zoals sommigen bepleiten? Geen ‘ja’, dan ook zelf geen orgaan? Een andere vraag: wanneer ben je echt gestorven? Wat is de definitie daarvan? Eerder schreef ik in De Waarheidsvriend al eens over deze problematiek (nr. 47 en 48, 2016). Toen zat de wet eraan te komen. In 2016 gaf de Tweede Kamer haar fiat, in 2018 de Eerste Kamer. Velen stelden nadenken en beslissen uit. Dat leek het veiligst en het gemakkelijkst, een vorm van struisvogelgedrag. Kennelijk leefde de gedachte dat het zo’n vaart niet zou lopen. Als er echter een beslissing genomen moet worden net voor of tijdens het sterven, is dat wellicht het meest ongelukkige moment.
Vroeger gold als stervenscriterium het uitblazen van je laatste adem, nu is dat het stilvallen van de hersenactiviteit. Wordt iemand hersendood verklaard, dan houden we hem voor gestorven. Ook al voelt het lichaam nog warm aan, klopt het hart nog, is er nog kleur en bloeddruk. Wie hier twijfelt, kan geen toestemming geven voor donatie (‘heartbeating-donatie’). Die beslissing nemen is minder ingrijpend wanneer het hart stopt. Laat duidelijk zijn dat niet van iedere gestorvene organen in aanmerking komen voor donatie.
Keuzemogelijkheden
In de brief die de overheid binnenkort aan alle Nederlanders vanaf achttien jaar oud stuurt, zijn vier keuzemogelijkheden aangebracht. Je geeft volledige, beperkte of geen toestemming voor donatie. De wet biedt de mogelijkheid om aan te geven welke organen en/of weefsels je niet wilt doneren. Een vierde optie is dat je de beslissing overlaat aan je familie. Is dat een zwaktebod? Zo zou ik het niet willen duiden. Je kunt aangeven wie voor jou uiteindelijk beslist. Maar besef hoe belastend dat is voor de achtergebleven partij, zeker in de emotionele en hectische periode van een naderend of plotseling levenseinde.
Wie niet binnen zes weken reageert, ontvangt een herinneringsbrief, die nog weer zes weken tijd geeft voor een reactie. Blijft ook dan een antwoord uit, dan word je in het donorregister aangemerkt als ‘geen bezwaar hebbend’ tegen orgaan en weefseldonatie. De bevestiging hiervan volgt. Het gegeven antwoord geldt niet als een wet van Meden en Perzen. Het blijft mogelijk je registratie te wijzigen.
Volgens de richtlijnen van de overheid houdt de familie echter nog een fikse vinger in de pap. Wie met heldere redenen duidelijk kan maken dat de gestorvene geen donor wilde zijn, mag ervan uitgaan dat die beslissing gerespecteerd wordt. De vraag blijft natuurlijk staan of de arts(en) die verklaring aanvaardbaar vindt. Officieel valt er niets tegen te houden en is het laatste woord aan de arts. Wie zal echter tegen de gemotiveerde beslissing van de nabestaanden durven ingaan en emotionele schade willen veroorzaken?
Weigeraars
Diskwalificeren van weigeraars en twijfelaars als niet-menslievend, egoïst of hypocriet is niet fair en bovendien aanvechtbaar. Wie alle eenrichtingverkeer uitsluit – wel willen hebben, niet willen geven – heeft een probleem. Heeft een roker dan ook geen recht op kostbare medische zorg bij ziekte die het gevolg is van zijn rookgedrag? Of een wielrenner die gewond raakt na een valpartij? Niettemin geeft het wel te denken dat het aantal mensen dat indien nodig een orgaan wil ontvangen, beduidend hoger is dan de categorie die wil geven.
Volgens onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) doneren niet-religieus georiënteerde landgenoten eerder dan christenen en moslims. De laatste categorie scoort het laagst. Het is niet de afwezigheid van menslievendheid die hier speelt, maar overwegingen van godsdienstige aard geven de doorslag. Voor verreweg de meeste moslims is het belangrijk dat het lichaam van de overledene (verder) intact blijft. Ook valt op dat hoogopgeleiden eerder bereid zijn iets van zichzelf te doneren dan laagopgeleiden en vrouwen vaker organen en weefsels willen afstaan dan mannen.
Bijbelse visie
Zijn er bijbels-principiële bezwaren aan te voeren tegen donatie van organen en weefsels? Wij hebben in ieder geval zorgvuldig om te gaan met ons leven. Dus ook met ons lichaam. We zijn daar rentmeester over. We mogen het niet verminken (Lev.19:28; Deut.14:1). Dat houdt echter niet in dat na onze dood geen organen en weefsels mogen worden uit- en afgenomen. Als Jozef gestorven is (Gen.50), wordt zijn lichaam geconserveerd door organen uit te nemen en het te balsemen. Omdat orgaantransplantatie pas tot de recente medische mogelijkheden behoort, kunnen we een pro- of contrastandpunt niet staven op voorbeelden in de Bijbel. Dat kan hooguit in afgeleide zin, al dienen we ook daarmee voorzichtig te zijn. Donatie kan ten minste gelden als een daad van naastenliefde. Emotionele argumenten kunnen als rem werken ten aanzien van donatie. Sterven heeft een eigen ritme. De impact die dat heeft op nabestaanden, mag niemand bagatelliseren. De uitname van organen direct na het sterven van je geliefde kan het ingezette rouwproces verstoren. Goede communicatie voor en tijdens dat moment met de arts(en) is van wezenlijk belang. Niemand moet het gevoel hebben te worden opgejaagd. Tegelijk is de beschikbare tijd voor orgaanuitname beperkt.
Anoniem
Wat beslist niet in het voordeel werkt van de bereidheid donor te willen zijn, is het gevoel van ondankbaarheid dat nogal wat nabestaanden hebben. De ‘gelukkige’ ontvanger laat in veel gevallen niets van zich horen. Naar zeggen driekwart van de ontvangers. De absoluut gegarandeerde anonimiteit van gever en ontvanger zal daar ongetwijfeld in meespelen. En ook het schrijven van een brief – wat altijd via de NTS loopt – voelt wellicht niet gemakkelijk, want de dood van de een redt het leven van de ander. Gevoelens van schuld en ongemak kunnen een rol spelen bij de ontvanger, al behoort dat zo niet te zijn. Ook de ontvanger blijft anoniem.
De opmerking van een woordvoerder van de NTS (de Volkskrant, 26 april 2019) ‘donatie is een gift zonder condities’ en ‘het orgaan is na donatie een ‘maatschappelijk goed’ en geen persoonlijk eigendom meer’ zijn op zijn zachtst gezegd ongelukkig. Zo’n opmerking motiveert niet, maar voedt eerder de idee van orgaandiefstal door de overheid. Het is zonder meer terecht, dunkt me, dat een donor geen eisen op tafel mag leggen met betrekking tot de ontvanger. Dat geldt ook de rol van het ‘Orgaancentrum’ van de NTS, dat als onafhankelijke partij de verdeling van organen regelt. Maar een bedankje van de ontvanger voor de verdrietige familie van de donor kan beslist tot troost zijn. Uitblijven daarvan heeft er zelfs toe geleid dat potentiële donoren zich terugtrokken.
Wat ook meespeelt om geen donor te willen zijn, is de angst dat behandelingen voortijdig worden gestopt vanwege ‘de jacht op organen’. Er blijven verhalen ‘rondzingen’ die deze vrees in stand houden en stimuleren. Een artikel in Medisch Contact, waarin twee Nederlandse artsen pleiten voor vervroeging van het moment van orgaanuitname, weliswaar met speciale toestemming, neemt die angst zeker niet weg. Hun pleidooi vraagt om (weer) een nieuwe definitie van sterven. Blijft staan dat de procedures rondom orgaan‑ en weefseltransplantatie in Nederland in heldere protocollen zijn vastgelegd.
Gewetensvol beslissen
Keuze voor of tegen orgaandonatie is een persoonlijke beslissing, die anderen hebben te respecteren. Of het integer en christelijk is wel te willen ontvangen en niet te geven, is een vraag die om een persoonlijk antwoord roept.
Bij het komen tot een beslissing kan het helpen een lijstje te maken van voor‑ en tegenargumenten en je daarbij af te vragen hoe (ir)rationeel die zijn. Besef dat uitstelgedrag niet langer mogelijk is. Zadel je nabestaanden niet op met een beslissing die je in feite zelf moet nemen. Enige nuchterheid is hier geboden. Binnenkort moeten we onze keuze kenbaar maken. Wie zwijgt, stemt toe. Laten we er ten minste over nadenken. Spreek erover met anderen, allereerst met hen die het dichtst bij u staan. Leg uw beslissing biddend voor aan God. En laat eenieder in zijn eigen geest (gemoed) ten volle overtuigd (verzekerd) zijn. (Rom.14:5)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 april 2020
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 april 2020
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's