Dankdag te Bethel
Diep ellendig valt Jakob in slaap. De dood zit hem op de hielen, want zijn broer Ezau is woest dat Jakob hem heeft bedrogen. Wat kan hij meenemen van de rijke zegen die Izak tot hem sprak? Straks moet Jakob - wij ook! - sterven en dat is God ontmoeten.
Jakob slaapt. Hij ligt onder een gesloten hemel. Dan gaat God werken. In deze nacht zet God Jakob uit zijn werkheiligheid, snijdt hem af van zijn gerechtigheden en openbaart wat Jakob eerst niet zag: een ladder die hemel en aarde verbindt. Het is een heenwijzing naar Christus (zie Joh 1:52). Aan een schuldige Jakob wordt een volkomen Middelaar geopenbaard. In Christus, de Ladder Jakobs, spreekt God liefdevol en vertroostend: ‘En zie, Ik ben met u, en Ik zal u behoeden overal waar gij heentrekken zult…’.
Zo ontwaakt Jakob, zo totaal anders dan hij was ingeslapen. Nauwelijks is hij wakker of een heilige drang vervult zijn ziel om de Heere te erkennen voor Zijn weldaden. Als eerste aanbidt hij de Heere op deze dankdag. ‘Gewisselijk is de HEERE aan deze plaats, en ik heb het niet geweten’, zo spreekt hij (Gen. 28:16). Niets uit ons, alles uit Hem, zo wil Jakob zeggen. Zo heeft de dankdag een gezegend begin. Kennen we dat? Het tweede is de roem over het soevereine wonder Gods: ‘Hoe vreselijk is deze plaats! Dit is niet dan een huis Gods, en dit is de poort des hemels’ (Gen. 28:17). Een rechtvaardig gesloten hemel is door de Heere geopend. Wat een wonder.
Steen als getuige
Jakob spreekt niet alleen. Zijn ootmoedige dankbaarheid blijkt ook uit zijn daden. We zien hoe Jakob de steen waarop hij zijn hoofd had neergelegd recht overeind zet. Zo wijst de steen naar boven, als een stille getuige van Gods genade. ‘Uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen’ (Rom 11:36). Jakob giet olie over de steen uit. Voor een reiziger was olie een kostbaar bezit. Het beste wat hij heeft, zondert hij zo af voor de Heere. Hij zalft als het ware de steen als een teken dat de God van Bethel het zo eeuwig waard is om de eer te ontvangen van Zijn eigen werk.
Jakob geeft de plaats ook een naam: Bethel. Dat betekent: Huis Gods. Als eenmaal het nageslacht het beloofde land in bezit zal hebben genomen, moet die plaats voor altijd Bethel heten. Het nageslacht mag nooit vergeten Wie de Heere wilde zijn voor het voorgeslacht. Is het in dit licht niet aangrijpend dat een van de gouden kalveren uitgerekend in Bethel kwam te staan? De godsvrucht van het voorgeslacht ontaardde in de eigenwillige godsdienst van het nageslacht. Jakob legt ook een plechtige gelofte af: ‘Wanneer God met mij geweest zal zijn en mij behoed zal hebben op dezen weg, dien ik reis, en mij gegeven zal hebben brood om te eten en klederen om aan te trekken; en ik ten huize mijns vaders in vrede zal wedergekeerd zijn, zo zal de HEERE mij tot een God zijn’.
Sommige verklaarders vinden dat Jakob nog altijd aan het onderhandelen is en de Heere voorwaarden stelt. Als de Heere dit gedaan zal hebben en dat gedaan zal hebben, dan zal ik de Heere dienen. We gaan met deze uitleg niet mee. Waar Christus wordt geopenbaard in een verloren zondaar, valt er niets meer te onderhandelen. Bovendien, wat vraagt Jakob van de Heere? Datgene wat God hem heeft beloofd! Jakob vertrouwt er onvoorwaardelijk op dat God Zijn Woord zal vervullen. De Heere heeft gesproken, de Heere zal het ook doen. Als de Heere Zijn Woord zal hebben vervuld, dan zal deze God hem tot een God zijn. Maar Jakob, in deze nacht is God toch uw God geworden? Moet dat nog een keer gebeuren? Jakob weet goed wat er die nacht is gebeurd. Maar hij ziet ernaar uit dat dit later nog eens bevestigd zal worden. Genade moet immers steeds vernieuwd worden, toch?
Bekennen en belijden
‘Zo zal de HEERE mij tot een God zijn’. Onze kanttekenaren leggen uit: ‘Ik zal Hem geduriglijk voor de ware God en Zaligmaker bekennen en belijden’. Jakob verlangt om voor tijd en eeuwigheid, naar ziel en lichaam verbonden te blijven aan zijn Heere. We horen hier al antwoord 1 van de Heidelbergse Catechismus doorklinken: ‘En Hem voortaan te leven van harte gewillig en bereid maakt’.
Jakobs begeerte is goed. Maar het komt op de praktijk aan. En dat wordt een stervensweg! Hij moet leren dat hij vleselijk is, verkocht onder de zonde. Over enkele weken zal hij zijn oog slaan op Rachel. De Heere trekt de lijn van Zijn genadeverbond door via Lea, maar Jakob houdt vast aan Rachel. Twintig jaar later komt de Heere terug. Dan horen we God spreken: ‘Ik ben die God van Bethel’. De Heere laat Jakob vertrekken uit Haran om hem terug te brengen in Bethel.
Maar eerst moet Jakob nog iets leren. In Bethel sprak God niet over de schuld, maar die schuld was er wel. Die blijft op Jakob rusten, totdat God met hem worstelt in Pniël. Daar wordt zijn ziel gered, zijn schuld vergeven. Vanaf die tijd gaat hij hinkend door het leven. En - dat is nog erger - hij dwaalt weer van de Heere af. Straks zit hij in zijn tent. Dochter Dina is geschonden, twee zoons zijn moordenaars geworden. Dan komt de Heere terug en geeft Jakob de opdracht: ‘Maak u op, trek op naar Bethel en woon aldaar…’ (Gen 35:1).
Waarom moet de Heere Jakob steeds op Bethel wijzen, hem herinneren aan zijn gelofte? Opdat Jakob zou leren sterven aan alles van zichzelf en opdat Christus, de Ladder van Bethel, hem steeds meer onmisbaar zou worden. Waartoe? Opdat vrije genade zou triomferen en God alleen alle lof zou ontvangen. Dan wordt het dankdag. Eeuwig dankdag.
Bij de voorpagina:
Gereformeerde Gemeente Rotterdam-Zuidwijk
Omdat er steeds meer leden in de nieuwe wijken Zuidwijk, Pendrecht en Lombardijen komen te wonen, besluit de kerkenraad van Rotterdam-Zuid om er vanaf 24 februari 1957 ook kerkdiensten te beleggen. Als plaats van samenkomst fungeert een zaal in het wijkgebouw de Larenkamp. Op 25 maart 1960 wordt de afdeling in Zuidwijk zelfstandig. Vanwege de grote toeloop worden de middagdiensten vanaf 1961 in de Gereformeerde Credokerk gehouden. Een jaar later wordt er begonnen met de bouw van een kerk. Op 17 november 1963 plaatst ds. Chr. van Dam een gedenksteen in het in aanbouw zijnde kerkgebouw. Hij verwijst daarbij naar Psalm 118:22: ‘De steen dien de bouwlieden verworpen hadden, is tot een hoofd des hoeks geworden’. Op 22 januari 1964 neemt ds. L. Rijksen de nieuwe Bethelkerk (met ruim 600 zitplaatsen) in gebruik met een preek over 2 Kronieken 6:20. Een gedeelte van de geschiedenis van de gemeente is beschreven in ‘Gereformeerde Gemeente van Rotterdam-Zuidwijk-Pendrecht-Lombardijen, 1960-1985’. Het aantal belijdende leden bedraagt 263, het aantal doopleden 127.
… zo zal de HEERE mij tot een God zijn.
Genesis 28:21b
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 november 2024
De Saambinder | 20 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 november 2024
De Saambinder | 20 Pagina's