Nemen
Het geloof is ook een ‘lopen’. Maar daarover zal ik het niet hebben, omdat ik dit voldoende gedaan heb bij de bespreking van het toevlucht- nemend betrouwen of vertrouwen.
Wat de letter ‘M’ betreft, hebben we geen bijzondere benamingen aan- getroffen. Het enige wat daarvoor in aanmerking zou komen, is dat het geloof te omschrijven is als het ‘maken van een verbond met God’. Dat houdt in dat de gelovige Gods genadeverbond toestemt en tot dat verbond toetreedt. Hij neemt dan ook heel strikt de verplichting op zich om van de Heere te zijn en heel nauwgezet en aan de Heere toege- wijd te leven [zie hierover een preek van Comrie over Psalm 50:5].
Nemen
Daarom gaan we nu naar de vol- gende letter, de ‘N’. Het geloof wordt hier een ‘nemen’ genoemd. De be- naming van het geloof die deze activiteit te kennen geeft, vinden we vooral in woorden met betrekking tot de instelling van het Avondmaal des Heeren. Wat het gegeven brood betreft, moet er de daad zijn van het ‘nemen’. Maar deze benaming wordt ook in betrekking gebracht tot Christus Jezus in Mattheüs 11:29. Vooraf merken we op dat we al over het geloof gesproken hebben als een ‘aannemen’ van Christus en in en met Hem van alle weldaden van het genadeverbond. Deze weldaden worden voorgehouden en aangebo- den als een genadig en uitnemend geschenk dat voortreffelijk en nuttig is en niet te vergelijken met iets anders. Het is een geschenk aan een arme zondaar, die oprecht overtuigd is van schuld en niets meer heeft om zichzelf te helpen. Hierover zullen we nu echter niet spreken.
Nog enkele zaken
Wel willen we uw aandacht vragen voor enkele zaken die wat deze benaming betreft nog onbespro- ken bleven.
a. Het is een ‘nemen’ met de grootst mogelijke erkenning van de milddadigheid van Hem Die gaf. Hij deed dit uit genade en zonder één enkele verdienste van onze kant. O, wat wordt de gelovige in dit ‘nemen’ toch stilgezet bij de liefde van God en bij Zijn goeder- tierenheid voor het menselijk geslacht! Hij geeft hun het leven op deze aarde en verschaft hun voedsel en allerlei genoegens. Hij doet hun goed vanuit de hemel en verdraagt hen in Zijn lankmoedigheid. Maar dat niet alleen! De gelovige wordt in het bijzonder bepaald bij Gods uit- nemende en wonderlijke liefde, waartoe Hij niet verplicht was en die Hij toch aan een klein aantal van de nakomelingen van Adam wil geven.
Hij schenkt namelijk Zijn eigen Zoon niet alleen als Iemand Die alle liefde waardig is omdat Hij waarachtig God is, maar vooral als Degene Die door Zijn lijden voor al hun zonden voldaan heeft. Paulus zegt: ‘Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven’ (zie Rom. 8:32).
b. Het is een ‘nemen’ met de meest besliste en hartelijke erkenning van eigen onwaardigheid en nietigheid. De gelovigen merken met overtuiging op dat er in hen niets is of kan zijn om ooit zo’n groot geschenk van de Heere af te dwingen. Zij erkennen dat ze wegens erfelijke en daadwerke- lijke schuld al Gods weldaden ten enenmale onwaardig zijn. Daarom zegt Paulus: ‘Mij, den allerminste van al de heiligen, is deze genade gegeven” (zie Ef. 3:8). ♦
wordt vervolgd
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 oktober 2024
De Saambinder | 20 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 oktober 2024
De Saambinder | 20 Pagina's