Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dordt zoals je Dordt niet kende

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dordt zoals je Dordt niet kende

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vorige maal bespraken we het eerste hoofdstuk van het boek ‘Dordt zoals je Dordt niet kende’, van dr. G.A. van den Brink. We gaan nu verder met het tweede hoofdstuk, over de noodzaak van het geloof. Van den Brink ruimt er een heel hoofdstuk voor in, omdat hij vindt dat het geloof ‘het volle pond’ moet krijgen.

In de Dordtse Leerregels wordt er geen apart hoofdstuk aan het geloof gewijd. Van den Brink doet dat in zijn boek wel omdat hij van mening is dat er in onze prediking te weinig aandacht is voor het geloof. Het geloof is volgens Van den Brink een vraag van de eerste orde, daar valt de beslissing. In onze prediking zou te veel aandacht zijn voor de ‘oorzaken’ van het geloof: de uitverkiezing, het offer van Christus en de wedergeboorte.

Toch zien we juist in de Dordtse Leerregels alle aandacht uitgaan naar de bron en oorzaak van het geloof. Dat is het kloppende hart van Dordt, in antwoord op de arminianen die zich alleen richtten op de daad van het geloof. Dordt komt natuurlijk ook uit bij de daad van het geloof, maar richt zich in het bijzonder op het Goddelijke vooraf van dit geloof. Van den Brink draait de zaken dus geheel om: wat bij hem vragen van de tweede orde zijn, is in Dordt een zaak van de eerste orde. De ordening van Dordt is Bijbels en eerbiedig. ‘En al deze dingen zijn uit God’ (2 Kor. 5:18).

Prediking

Een belangrijke vraag is natuurlijk wel hoe deze zaken in de prediking naar voren moeten komen. De prediking is vanouds getypeerd als Schriftuurlijk-bevindelijk. Door de prediking van de wet wordt de hoorder voor Gods aangezicht gesteld, door het Evangelie wordt het enig medicijn van zaligheid in Christus aangeboden en ‘zonder onderscheid verkondigd en voorgesteld, met bevel van bekering en geloof’ (DL, II.5).

In de prediking moet ook aandacht zijn voor de onderwerpelijke zijde, voor de Werkmeester van het geloof, de Heilige Geest. De Dordtse Leerregels doen dat ook, als zij spreken over de vruchten van de verkiezing, als daar zijn: ‘het waar geloof in Christus, de kinderlijke vreze Gods, droefheid die naar God is over de zonde, honger en dorst naar de gerechtigheid, enz. (DL, I.12). Wanneer de onderwerpelijke zijde in de prediking achterwege blijft, komen wij als vanzelf bij Arminius terecht, die eenzijdig aandacht vroeg voor de ‘daad’ van het geloof. Gomarus verweet Arminius: ‘U maakt het erger dan de papisten’.

De eigenheid van het geloof

Het is moeilijk te begrijpen waarom Van den Brink deze onderscheiden vruchten niet eenmaal in zijn boek naar voren brengt, zelfs niet als hij dit artikel I.12 over de vruchten citeert (blz. 200). Daarmee gaat hij grotendeels voorbij aan het onderscheid tussen waar geloof en tijdgeloof (blz. 81). Hij motiveert dit stilzwijgen met een voorbeeld. Als je ziek bent, ga je toch ook niet eerst uitzoeken van welk merk het medicijn is en wat het kost? Veel belangrijker is dat je het medicijn inslikt, want anders sterf je (blz. 56). Mooi bedacht, maar stel dat je een verkeerd medicijn (tijdgeloof) inneemt, dan sterf je ook!

Sinds Calvijn doen alle gereformeerde predikers in hun prediking onderzoek ‘naar de waarachtige eigenaardigheid des geloofs’ (Inst. III. 2.1). Calvijn schrijft dat niet alle geloof de naam van geloof waard is. Een tijdgelovige heeft slechts een ‘koude en blote kennis’ van het Evangelie.

Het is dus niet zo dat de ‘daad’ van het geloof in onze prediking een ondergeschoven kindje zou zijn. Maar wij spreken over het geloof in nauwe verbinding met de Werkmeester van het geloof. Daarom spreken de Leerregels over ‘waar’ geloof (1.7), ‘levend’ geloof (I.4), ‘zaligmakend’ geloof (I.15), ‘rechtvaardigend’ geloof (I.2 VdD) in onderscheid met alle ‘tijdgeloof’ (III/IV.9).

In onze prediking krijgen bekering en geloof de volle aandacht, maar geheel in lijn met Dordt. Om die reden zijn het ”ABC des geloofs” en de ”Eigenschappen van het zaligmakend geloof” van Alexander Comrie in onze gemeenten zo geliefd. Beide boeken beschrijven uitvoerig de werkzaamheden of daden des geloofs. Ds. G.H. Kersten schreef in een voorwoord dat Comrie zijn hoorders geen rust gunde dan alleen op de enige grond Jezus Christus en Dien gekruist. Ik raad jonge mensen aan deze boeken met aandacht te lezen. Ze zijn hertaald. Neem en lees! Zo hebben onze vaderen over het geloof gepreekt en deze prediking is velen tot zegen geworden.

wordt vervolgd


1 De doelen van de Dordtse Leerregels

2 Noodzaak, functie en eigenheid van het geloof

3 Verkiezing (DLR I)

4 De reikwijdte van de verzoening (DLR II)

5 Wedergeboorte (DLR III/IV)

6 Volharding en zekerheid (DLR V)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 april 2023

De Saambinder | 20 Pagina's

Dordt zoals je Dordt niet kende

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 april 2023

De Saambinder | 20 Pagina's