Gered
In dit nieuwe vervolgverhaal neemt Linda Adriaanse-Nieuwenhuize je mee terug in de tijd naar het begin van de 19e eeuw in Engeland...
Houston, Schotland
John Harper rekt zich even uit. Pff, wat is het toch eentonig werk! Hij ademt diep in en heeft daar onmiddellijk spijt van. De weeïge geur van de papierlijm vult zijn longen. Damp kringelt boven de ketel omhoog. Gelukkig is dit niet zijn dagelijks werk in de papiermolen. Omdat Tom er niet is, staat hij vandaag bij de lijmketel. Normaal schept hij papierpulp.
In gedachten verzonken dompelt hij het papier in de lijmketel en legt het opzij. Rustig en oppervlakkig ademhalend gaat hij door. Een wonderlijk proces vindt hij het nog altijd. Hoe er uit die pulp uiteindelijk mooi papier tevoorschijn komt. De lijm maakt het papier zo sterk dat je erop kunt schrijven. Zo kunnen er boeken gedrukt en verspreid worden. Onwillekeurig gaan zijn gedachten naar de tijd toen hij klein was.
“Stil zijn allemaal en luisteren.” Vader pakte dan het dikke boek. De 10-jarige John schoof altijd dicht naar vader toe. Stil luisterde hij naar vaders warme stem. Vader las vaak een preek voor. Een preek van dominee Spurgeon. Dan luisterden ze allemaal mee, John en zijn vier oudere broers en zussen. En moeder natuurlijk. John vond dit altijd fijne momenten. Stilletjes luisterde hij naar vaders stem die voorlas. Preken die gingen over zondaren. En over de Heere Jezus die naar de aarde kwam om zondaren te bekeren en te redden van het verderf.
John glimlacht om het beeld dat hij als kleine jongen van deze dingen had.
Hij zag zichzelf dan als zo’n zondaar in het water liggen. Als hij niet gered werd, zou hij voor eeuwig omkomen. Net als een drenkeling. Misschien heeft vader dat ooit als voorbeeld gebruikt. Of stond het ook in een preek? In ieder geval zag hij in gedachten zichzelf steeds in het water liggen. Zonder zichzelf te kunnen redden. Hij kon alleen maar roepen. En misschien een hand uitsteken. En bidden of God hem wilde redden. Of Hij hem wilde bekeren zodat hij niet verloren zou gaan. Soms mocht hij een tekst uit de Bijbel opzeggen. Die leerde hij uit zijn hoofd. Moeder zong vaak zachtjes wanneer ze het eten klaarmaakte. En John zong mee. In hun eenvoudige huis leerden hij en zijn broers en zussen van vader en moeder hoe goed het is om de Heere te dienen.
John neemt de gelijmde vellen papier voorzichtig op, legt ze in de kar en duwt de zware deur open. Nu haalt hij wél diep adem. Heerlijk! Frisse lucht vult zijn longen en zijn hoofd. Het gestamp uit de molen klinkt hier gedempt. Hij kijkt omhoog naar de blauwe lucht. Hij hoort zelfs vogels fluiten. Genietend loopt hij verder langs het water naar de droogschuur. Hier hangt hij de papieren te drogen. Tevreden bekijkt hij even later zijn werk. Dit papier is bijna klaar om beschreven te worden. Of bedrukt. Gelukkig is er een boekdrukpers. Hoewel de monniken toch wel een fijn rustig leventje hadden wanneer ze de Bijbel overschreven. Dat moet toch mooi werk zijn geweest. Elke dag bezig met Gods Woord. John kan er jaloers op worden.
De volgende dag staat John weer op zijn gewone plekje. Dicht bij het lawaai en gestamp van de kuip waarin de lompen en plantenresten fijngemalen worden. Hier is altijd lawaai. Hij is er inmiddels aan gewend. John stroopt zijn mouwen op, pakt de lange houten stok en roert door de brij in de kuip. Dan schept hij er met de zeef papierpulp uit. Hij laat het water weglopen en drukt het natte vel uit de zeef. Het is zwaar en eentonig werk. Zou hij dit nu zijn hele leven moeten doen? Als al dit papier nu nog gebruikt werd om Bijbels te drukken, dan had het misschien nog zin. Maar nu?
Het is al vijf jaar geleden dat er in zijn leven een wonder gebeurde. Hij werd gered door de Heere Jezus. Een zondaar die mag weten dat hij behouden is. Omdat Iemand anders de straf voor zijn zonden gedragen heeft. John is er vaak vol van. Dat die reine en heilige God Zelf een weg gaf voor zondige mensen waardoor ze zalig kunnen worden. Waardoor het weer goed kan komen tussen een mens en zijn Schepper. Met een zucht haalt hij de zeef weer omhoog en laat het water eruit lopen.
Alle mensen moeten toch horen dat ze behouden moeten worden? Dat ze verloren gaan wanneer ze de Heere Jezus niet leren kennen? Het is niet genoeg om netjes te leven. John kijkt om zich heen. Het eentonige gestamp gaat door. Niemand kijkt op of om. Er wordt amper gesproken. Iedereen is bezig met zijn eigen werk. John zucht. John bidt. John werkt.
Belfast, Engeland
Door de nauwe straten van Belfast loopt een schooiertje. Hij heeft een gat in zijn broek en een vieze pet op zijn hoofd. Hij kijkt naar links en naar rechts. Ineens rent hij naar voren. Vlak langs een groentekraam. Een appel verdwijnt in zijn vieze handen. De marktkoopman heeft het te laat door. Hij roept, hij schreeuwt en probeert het joch te grijpen. Maar die is veel sneller. Hij is de hoek al om en de marktkoopman moet terug naar zijn kraam. Woedend kijkt hij nog achterom en steekt zijn vuist omhoog van kwaadheid.
In een nauw, stinkend steegje laat de jongen zich tegen een muurtje zakken. Ziezo, hier zal niemand hem zoeken. Hij poetst de appel op aan zijn mouw en neemt een grote hap. Genietend knijpt hij zijn ogen tot spleetjes. Hij voelt het sap langs zijn kin druipen. Hmm, wat een heerlijke, sappige appel!
“Henry! Vuile snotaap, waar zit je nu weer?” klinkt opeens een zware stem. Henry schrikt op, kijkt spijtig naar zijn appel en dan blikt hij vlug om zich heen. Te laat! Om de hoek komt grote Jeff. Jeff, die zo groot is dat Henry zijn hoofd in zijn nek moet leggen om hem aan te kijken. Jeff, die een stem heeft als een bazuin. Wanneer hij roept is het in heel de stad te horen. En wanneer Henry het zelf niet hoort, is er wel een ander die het tegen hem zegt. “Jeff is naar je op zoek.” Dan weet Henry dat hij het beste maar snel kan komen. Want je kunt niet net doen of je Jeff niet hoort. En venijnig schoppen dat die Jeff kan…
Met tegenzin staat Henry op. “Hier ben ik”, roept hij dan. Met zijn handen in de zakken slentert Henry naar Jeff toe.
“Zo, schooier, ben je daar eindelijk? Ik loop je al ff te zoeke, knaap. Heb een klusje voor je. Kom mee!” Hij maakt een gebaar in de richting van de haven.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 februari 2023
Daniel | 36 Pagina's