Werken in de dodencel
Weten ambtsdragers vandaag van het lijden om Christus’ wil? In het uur van Paulus’ roeping tot het ambt sprak de Heere tot Ananias: Ik zal tonen hoeveel Paulus lijden moet om Mijn Naam (Hand. 9:16). In Paulus’ leven werd dit werkelijkheid. Het lijden werd hem zelfs in het laatste stadium niet bespaard. Wanneer we denken aan het leven in een gevangeniscel te Rome met als vooruitzicht de marteldood, dan kan de vraag opkomen: Hoe is dat mogelijk? Is er één geweest onder de werkers in en voor ’s Heeren Koninkrijk die zo getrouw, oprecht en hartelijk werkte als Paulus? Ook onder buitenkerkelijken. Zelfs onder criminelen. Hoe deed hij dat op de reis naar Rome? In de spannende en levensbedreigende storm gaf hij van zijn Zender een getuigenis. Een hart onder de riem. Met levensbestemming. In de kanttekening staat als het over het lijden gaat: ‘Dat is niet alleen hem daarvan tevoren onderrichten, maar ook door Mijn Geest daartoe moed en sterkte geven gelijk Hij Zijn andere discipelen belooft. Joh. 16:33’. In de wereld zult gij verdrukking hebben. Maar hebt goede moed. Ik heb de wereld overwonnen. Calvijn schrijft: om onszelf getrouwe dienaren van Christus te betonen, moeten wij niet alleen de geest der wijsheid en des verstands zoeken, maar ook de geest der standvastigheid en der sterkte hebben. Want anders zullen wij bezwijken indien wij kwalijk behandeld worden gelijk het lot der vromen is. Calvijn omschrijft wat hij nodig had in het strijdperk van het lijden. Paulus sprak en schreef: Want ik houd het daarvoor, dat het lijden van deze tegenwoordige tijd niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons geopenbaard zal worden. Rom. 8:18. Wat staat er veel in Gods Woord. Wat valt er veel in te lezen. Laat er toch steeds het gebed zijn om het te verstaan gelijk Filippus aan de Moorman vroeg. Het Woord Gods kennen en er bij en door leven is noodzakelijk. Voorgangers behoren daarin voor te gaan en zo een levensvoorbeeld te zijn in woord en daad. Paulus was een levensvoorbeeld. Hij verbleef in een cel met de dood voor ogen.
Maar niet zonder de Heere. Niet zonder geloofsbeleving. Geloofstoevoorzicht. Paulus gaat zelfs verder met het werken in en voor Gods Koninkrijk. We kunnen het lezen in de tweede brief aan Timotheüs. Een hartelijke en onderwijzende brief. Een brief bestemd voor Timotheüs, een brief voor het staan en leven in de gemeente. Welk een aanhef laat Paulus horen. Hij mag zich een apostel van Jezus Christus weten. Door de wil van God naar de belofte des levens dat in Christus Jezus is (2 Tim. 1:1). Let op wat Paulus schrijft en zegt. Als apostel van Jezus Christus leeft Paulus, ook nu in de dodencel. Als apostel zit hij daar. Tot het einde van het leven is Paulus werkzaam. De naam apostel is een erenaam. Aan Paulus gegeven. Te danken aan de wil van God. Paulus weet zich ook in de cel een van God gezondene. Een gevolmachtigde ambassadeur van Christus. Paulus onderstreept: ‘naar de belofte des levens dat in Christus Jezus is.’ Paulus gelooft Jezus’ woorden: Ik leef en gij zult leven. Paulus staat in het leven.
In het stervensuur wijkt het leven niet. Paulus gaat verhuizen. Als levende kent hij het eeuwige leven. Prof. Van der Schuit zei eens: Gods kind gaat van het lagerhuis naar het Hogerhuis. Die wetenschap, die zekerheid geeft de Heere. Wat rijk van inhoud zijn de Psalmregels: Hij (de Heere) schenkt uit goedheid zonder peil ons ’t eeuwig zalig leven. Hij kan en wil en zal in nood, zelfs bij het naad’ren van de dood, volkomen uitkomst geven.
Psalm 68:10b (berijmd). In vers 3 van hoofdstuk 1 schrijft Paulus in zijn brief iets opvallends. Ik dank God, Dien ik dien van mijn voorvaders aan in een rein geweten. In de cel, zijn dodencel, staan Paulus’ gedachten niet stil. Er is veel te gedenken en gedenken leidt tot danken. Danken is God erkennen en eren. Paulus verwoordt dat hij dezelfde God dient als de voorvaders van het Joodse geslacht. Vooraan staan Abraham, Izak en Jacob, de stamvaders. Zo heeft Paulus het ook voor stadhouder Felix beleden. Maar dit beken ik, dat ik naar die weg, welke zij sekte noemen, de God van de vaderen alzo dien, gelovende alles wat in de Wet en in de Profeten geschreven is. Hand. 24:14. Paulus staande voor de raad sprak: Mannen broeders, ik heb met alle goed geweten voor God gewandeld tot op deze dag. Zeker, er is met veel een breuk gekomen. We lezen het in Filippenzen 3. Maar het essentiële van het verleden is blijven spreken. Paulus is door zijn bekering niet Jood- af geworden. Hij werd een jood die Jezus Christus als Messias ging zien, in Hem ging geloven en Hem ging belijden. Dus geen afvallige, maar kennende de geloofstraditie van het voorgeslacht getekend in het Oude Testament.
Er kwam eenheid van leven met allen die de dag van Christus van verre hebben gezien, geloofd en omhelsd. Die geloofshouding en verbondenheid aan elkaar behoren er ook nu te zijn. Hartelijke verbondenheid aan Gods onfeilbare Woord en het onderschrijven van de belijdenisgeschriften van de Kerk. Laat er geen gehoor gegeven worden aan de oproep: Laat ons met elkaar alleen spreken over de Bijbel. Zonder geschriften. Die leiden tot twist en scheiding. Maar let op: Gods Woord werkt scheiding of verbinding. Het laatste is rijk. Zie 2 Timotheüs 1.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 maart 2020
Bewaar het pand | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 maart 2020
Bewaar het pand | 12 Pagina's