Opschrift van de brieven -14
De brieven van Paulus hebben een opschrift. Een opschrift wat veel bevat. Veel tot inhoud heeft. Veelzeggend. Op zich is dat niet iets bijzonders. Opvallend. Opschriften in de Paulinische vorm kwamen in Paulus’ tijd regelmatig voor. In de Hellenistische tijd, de tijd van de Griekse beschaving, waarin Paulus leefde, was Grieks de schrijftaal. Paulus’ brieven zijn daarom in die taal geschreven. De opschriften en de inhoud van de brieven zijn van Paulus. Behalve de brief aan de Romeinen. Paulus moet hem gedicteerd hebben en Tertius schreef. Rom. 16:22. De particuliere brieven bestemd voor Titus, Filemon en Timotheüs, behoren ook tot de Nieuw-Testamentische brieven. Ze vormen mede een deel van Gods Woord. Elke brief heeft Goddelijk gezag. Ook vandaag. Bijzonder voor ambtsdragers. Het opschrift van de brief heeft ons al veel te zeggen. In Titus 1 lezen we: Paulus een dienstknecht en apostel van Jezus Christus. Paulus mag weten: ik ben een dienstknecht, een slaaf van God en apostel van Jezus Christus. En dat was hij van harte. Liefde verbond Paulus aan de Heere en Zijn dienst. Liefde was de stuwkracht tot het dienstwerk van God de Heere. Paulus is zich volledig bewust wie hij was en geworden is naar de wil, het welbehagen van de Heere. Hij stond op zijn plaats in de samenleving onder mensen, onder gelovigen en niet als een gepromoveerde. Als predikanten dienen we ons steeds bewust te zijn waarom we niet achter een katheder, maar op een verhoging, op een preekstoel staan. Om het Woord, om de verkondiging van het Woord. Het Woord dat open ligt, zichtbaar voor de gemeente en elke predikant staat achter het Woord. Om door het staan achter het Woord te komen tot verkondiging, verklaring en toepassing van het Woord, het tekstwoord wat voor ligt. Als slaaf van God en zo zelf in de dienst van God gezonden door Jezus Christus naar Gods wil en de zegenwerkende Heilige Geest. Mogen we ons zo wel eens zien, en wat belijden we aan de Heere, wat zeggen we tegen de Heere? Is de lofzang weleens in stilheid tot God in Sion? De drie-enige God hoort het gebed. Alle vlees komt tot Hem. Ps. 65: 2,3. Paulus is zich terdege bewust van zijn hoge opdracht. Zijn slaaf-zijn van de drie-enige God bestaat ambtelijk daarin dat hij apostel is van Jezus Christus, Die door God de Vader gezonden is in de wereld. Jezus Christus heeft Paulus naar de wil van God in Zijn dienst genomen. Paulus werd geplaatst op een vertrouwenspost met een Goddelijk doel. Paulus wijst op het Goddelijk doel. Naar het geloof, met betrekking tot het geloof van de uitverkorenen van God en de kennis der waarheid die naar de Godzaligheid is (Titus 1:1). Het dienstwerk mij opgedragen, zegt Paulus, om geloof te wekken en te versterken in God en in Jezus Christus. Dit nu leeft en werkt in Gods uitverkorenen. ’s Heeren verkiezende, eenzijdige liefde schittert. Paulus is slechts een middel in Gods hand. Een middel door God de Heere gewild. Vandaar Paulus’ hartelijke ontboezeming. Uit Hem en door Hem en tot Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. Rom. 11:36. Over wat er verder staat, vs. 1, mogen we niet heen lezen. Het geloof in de kennis der waarheid die naar de godzaligheid is. Een duidelijke omschrijving daarvan kunnen we lezen in de Heidelberger. Bijzonder vanaf zondag 32. Jezus heeft ook in het hogepriesterlijk gebed om de praktijk en de beleving van de Godzaligheid gebeden. Vader, heilig ze in de waarheid. Uw Woord is de waarheid. Joh. 17:17. Wie er naar staat leeft bij en stemt in met de dichter van Psalm 119. De zelfaanduiding van Paulus spreekt niet van eigen roem of eer. Met nadruk begint Paulus in de Galatenbrief: Paulus, een apostel, geroepen niet van mensen, noch door een mens. Maarten Luther schrijft naar aanleiding van Paulus’ aanhef van zijn brieven: Eertijds toen ik nog een nieuweling, een pas aankomende theoloog en doctor was, scheen Paulus mij te beuzelen, dat hij in al zijn brieven zo dikwijls ophef maakt van zijn roeping. Ik verstond Paulus’ bedoeling niet. Ik was onkundig dat de bediening des Woords zulk een gewichtige zaak was. Ik begreep nog niets van de leer des geloofs en van een rein geweten. Er werd ook niet verstaan de waarde en kracht van die heilige en geestelijke hoge ophef aangaande de roeping. Deze roeping strekt allereerst tot de eer van God. Tot eer onzer bediening. Tot behoudenis van ons en van het volk. Wij betrachten niet door de ophef iets groots in de wereld te zijn. Wij zoeken geen roem bij mensen, geen geld, geen vermaak, geen gunst van de wereld. Maar omdat wij in een Goddelijke roeping en in het werk Gods staan, is voor het volk de verzekering van onze roeping hoogst nodig dat de verkondiging is de verkondiging van Gods Woord. Daarom is het geen ijdele (verwaande) maar een zeer heilige hoogmoed tegen de satan en de wereld en een ware vernedering voor God.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 2019
Bewaar het pand | 12 Pagina's