Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Missen wij het collecteren?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Missen wij het collecteren?

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

In dit artikel geeft ds. H. de Bruijne een achtergrond over de collecte en wat er met name na Corona in het collecteren is veranderd. Br. H. Bokhorst benadrukt het belang om de collecte een meer prominente plaats in de eredienst te geven.

Vraagstelling

In coronatijd werd de collecterondgang in het gros van veel de kerken gestaakt. In veel gevallen is het daarbij gebleven. Wordt het als een gemis ervaren? Wat je in de coronatijd steeds hoorde was: ik mis het zingen zo. Maar ik heb niemand horen klagen: ik mis de collecte zo’.

Dat wijst er al op, dat de collecte in onze diensten niet als een erg wezenlijk onderdeel gezien wordt. Ds. P. op den Velde wees daar 64 jaar geleden al op in zijn nog altijd lezenswaardige boekje “Onze Eredienst” (uitgave nr. 20 Ds. H. Janssen-Fonds 1957, blz. 59-60): “Onze kijk op het collecte-stelsel is dikwijls weinig geestelijk. We zien het meer als een noodzakelijk kwaad. Voor alles is geld nodig. Ook voor het kerkelijk bedrijf. En dat geld moet er op de een of andere manier komen. Het houden van een of meer collecten is daartoe het de eeuwen door gebruikte middel. Zo af en toe moet de gemeente eens gezegd warden, dat er geld nodig is. En dan komt het er wel weer”.

lk vermoed dat deze zienswijze nog steeds voorkomt, alleen al vanwege het bovengenoemde feit dat niemand het collecteren zegt te missen nu het vanwege corona een tijdlang niet kon.

Soms gaan stemmen op om het collecteren in de dienst maar geheel na te laten. We kunnen immers alles wat nodig is voor kerk en diaconie overmaken en dat kan toch ook gewoon thuis? In de tijd dat alleen met contant geld kon worden betaald, lag dat natuurlijk anders, maar die tijd is voorbij. Dit motief wijst niet per se op gebrek aan interesse in het geld voor kerk of diaconie, integendeel, het is zelfs wel te vinden bij penningmeesters. Bij mijn weten zijn er echter geen kerken die het collecteren nalaten: tegenwoordig bestaat zelfs de mogelijkheid om via de collectezak iets over te maken. Dat zijn geprepareerde zakken voorzien van een zender die een signaal uitzendt dat via een app bij de gever kan worden opgepakt. Deze toepassing is m.i. niet alleen maar om te voorkomen dat mensen (die steeds minder contant geld bij de hand hebben) op het moment van collecteren anders niets kunnen bijdragen. Het toont ook aan, dat een fysieke rondgang nog als belangrijk wordt ervaren. Onze belijdenis (Catechismus antw. 103) lijkt erop te duiden dat een collecte onmisbaar is in een kerkdienst: wanneer men naar Gods gemeente komt is dat om Gods Woord te horen, de Sacramenten te gebruiken, God de Here openlijk aan te roepen en de armen christelijke hulp te geven. Maar is het “aalmoezen geven” volgens de Heilige Schrift echt van meet af aan gekoppeld geweest aan de samenkomsten van de gemeente?

Gegevens uit de kerk in de tijd van het Nieuwe Testament

Er wordt wel verwezen naar de arme weduwe die volgens Markus 12:42 zelfs uit haar armoede nog wat geld bijdroeg aan de schatkist van de tempel. Maar dit zegt niets over hoe het toeging in de samenkomsten van de christengemeente. Van een geldinzameling is sprake in 1 Kor. 16:2 en 2 Kor. 8 en 9. Maar het blijkt daar niet, dat het benodigde geld bij gelegenheid van de samenkomst werd verzameld. Om de herkomst van de collecte in de dienst te traceren, moet een ander spoor worden gevolgd, en wel dat van samenkomsten van de eerste christelijke gemeente met een maaltijd waar ook het avondmaal was ingebed. In 1 Kor. 11:17-34 krijgen we een indruk daarvan. Uit vs. 21 valt af te leiden, dat de gemeenteleden de benodigdheden voor de maaltijd meenamen naar de verzamelplek. De beter gesitueerden, mogen we aannemen, brachten het voor de maaltijd beno-digde mee. Armen en rijken konden het samen en gebroederlijk nuttigen. Zulke maaltijden kwamen ook voor in de tijd die er direct op volgde: Tertullianus (160-220) heeft erover geschreven en afbeeldingen van zulke maaltijden zijn teruggevonden in de catacomben. Door iets mee te nemen naar zo’n maaltijd liet men zien, in de voetsporen van de Heer Jezus te treden, die alles gegeven heeft voor arme zondaren. Dit geven van etenswaren voor deze specifieke maaltijden (omstreden is of de zgn. “liefdemalen” uit Judas vs. 12 over hetzelfde gaan) stond binnen een breder kader van geven: de eerste christenen brachten volgens het boek Handelingen ook los van een maaltijd, gaven naar de apostelen, die er gebruik van maakten om de armen te helpen (Hand. 4:32-37). De gaven bestemd voor de armen werden dus eerst zichtbaar aan de Here gewijd: ze gingen door de handen van apostelen (en later de diakenen). De al eerder genoemde collecte in 2 Kor. 8 en 9 stond in diezelfde lijn. Het waren dus offers in de zin van Hebr. 13:16: “En vergeet het weldoen en het onderlinge hulpbetoon niet, want aan zulke offers heeft God een welgevallen”. Waarbij te bedenken valt dat de gaven als zodanig in die tijd nog niet als offer werden beschouwd, maar alleen de inzet van de gelovige als levend dankoffer.

Ontwikkeling naar de collecte in de kerkdienst

In de eeuwen die volgden, verdwenen de samenkomsten met maaltijd waarin het avondmaal was ingebed. Het avondmaal, waar elke dienst op uitliep, werd meer en meer een ritueel waar alleen de hoofdelementen van dat ene brood en die speciale beker overbleven. Maar de gemeente droeg nog wel gaven aan. Die werden gedeponeerd in het sacrarium, een ruimte van waaruit door de voorganger datgene de kerk werd binnengebracht wat nodig was voor het avondmaal. Dit gebeurde in een plechtige optocht naar de tafel. Sinds de 5 e eeuw ging dat ook gepaard met gezang.

In andere kerken werden de gaven ook wel gewoon direct in de kerkruimte neergelegd en was er een moment van plechtige, “officiële” aanbieding van de gaven. Dit kwam nog wel voor tot in de 12 de eeuw. Wat niet nodig was voor het avondmaal als zodanig, werd verdeeld onder de armen. Van lieverlee werden in de eeuwen die volgden de gaven in natura steeds meer geldgaven. Behalve dat in de loop der eeuwen het aanbieden van gaven steeds meer verliep volgens een vast ritueel en gaven in natura overgingen in geldelijke bijdragen, werd het geven als zodanig ook steeds meer gezien als een offer. Niet de gever in eigen persoon was het levend dankoffer, de gaven zelf kregen een offerkarakter. Dit bracht het risico met zich mee, dat het geven verkeerd opgevat kon worden als iets verdienstelijks.

In de Reformatie behielden de collecten een plaats ofwel in de kerkdienst of onmiddellijk daarna, bij het uitgaan van de kerk.

Calvijn ziet de inzameling van gaven als het brengen van een dankoffer. Het hoort thuis binnen de liturgie. Vermoedelijk om elk idee van verdienstelijkheid in het geven de pas af te snijden, heeft iemand als Petrus Datheen de collecte tot na de zegen verplaatst. Ook in Zwitserse kerken gebeurde dat na de dienst, bij de deur. Beide manieren kwamen dus voor binnen de gereformeerde kerken: tijdens de dienst of na de dienst. In het begin van de 20 e eeuw was het in Zeeland hier en daar nog de gewoonte uitsluitend bij de uitgang te collecteren. Zo bezien stonden we tijdens de coronatijd in een goede traditie als we collecteren na de zegen en bij de uitgang.

De collecte heeft een eigen plaats in de dienst.

Uit wat de Schrift ons leert valt niet rechtstreeks af te leiden dat een inzameling van gaven gekoppeld moet worden aan elke eredienst van de gemeente, tenzij elke dienst ook een element van maaltijd houden insluit. Want daar had het geven, zij het aanvankelijk in natura, een haast vanzelfsprekende plaats. In de Heilig Avondmaal collecte kan daarom nog steeds het duidelijkst zichtbaar gemaakt worden waar het om gaat bij de inzameling van gaven, doordat de gaven daar ergens worden gedeponeerd. De gemeente die haar hele bestaan te danken heeft aan het liefdevolle offer van haar Here voelt zich gedrongen die liefde te beantwoorden in haar zelfovergave. De gemeente geeft zichzelf als een levend dankoffer. Door zichzelf aan de tafel te presenteren en door daar iets af te staan van zichzelf. Van hieruit bezien valt te begrijpen, dat de collecte ook wel “de dienst der offerande” is genoemd (Helaas wordt de bijdrage aan tafel nog wel eens compleet misver-staan, alsof je zou moeten betalen voor deelname aan het avondmaal! Ik heb dat meer dan eens zo horen beweren).

Dat ook in diensten zonder avondmaal hoort te worden gecollecteerd, is niet in de Bijbel terug te vinden. Misschien komt dit omdat de eerste christelijke gemeenten wekelijks samen aan tafel gingen. Soms wordt de collecte in iedere dienst juist daarom toch ook wel gemotiveerd vanuit het avondmaal. De redenering die gevolgd wordt is dan: eigenlijk zou de maaltijd van de Here in iedere dienst een plaats moeten hebben (zoals Calvijn dat voorstond in aansluiting bij de Oude Kerk). Maar nu dit (niet meer, of nog niet) mogelijk is, bewaren we tenminste graag de ceremonie van geven. De relatie met het avondmaal kan dan nog zichtbaar worden, versterkt door ook in een dienst zonder avondmaal de verzamelde gaven op de tafel te deponeren. En door de volgorde in de dienst: de collecte wordt gehouden op het moment dat de tafelviering zou beginnen in een Heilig Avondmaalsdienst. Deze volgorde wordt sowieso in veel kerken aangehouden, ook zonder de Avondmaalsmotivatie (zie ook verderop). Dit alles pleit er sterk voor de collecte de nodige aandacht te geven. Het hoeft geen langdurige ceremonie te zijn, maar het moet ook niet maar even tussen neus en lippen. De collecte is ook niet bedoeld als moment van verpozing voor de gemeente, waar men na het volgen van het inspanning vergende hoofddeel van de dienst even achterover kan leunen en wat nieuwtjes kan uitwisselen. Het zou die aandacht ten goede komen als er voordien iets gezegd werd over het doel van de collecte (liefst door een diaken, omdat diakenen qualitate qua het recht en de plicht hebben het lijden en de nood van de wereld aan de orde te stellen). Minstens zo belangrijk is het dat ons d.m.v. woorden om en nabij de collecte (een tekst, een kort gebed, een lied) te binnen gebracht wordt waar we mee bezig zijn: een stukje priesterlijke dienst. Verder: offeren is echt iets substantieels geven en niet alleen maar pro-forma een duit in het zakje doen. Daar mag van tijd tot tijd ook op geattendeerd worden door de voorganger (of de diaken).

Duur, aantal, bestemming, plaats in de dienst

Een collecte moet niet te lang duren. Om die reden werden ooit de “hengelstokken” ingevoerd in grote gemeenten. Het tempo van de rondgang kon zo bespoedigd worden. Vanzelfsprekend geldt ook: hoe meer collectanten tegelijk aantreden, hoe sneller men rond kan zijn. In kleine gemeenten is dit vanzelfsprekend geen item.

Hoeveel collecten moeten er zijn? Meestal zijn er twee rondgangen, en dan vaak nog de mogelijkheid om gaven af te staan bij de uitgang. In wezen een derde collecte, maar drie keer rondgaan wordt blijkbaar algemeen als te gortig ervaren. Terecht, naar onze mening. Voor één rondgang i.p.v. twee valt veel te zeggen. Deze zou dan besteedt moeten worden voor de armen, gedachtig aan antw. 103 van de catechismus, omdat deze bestemming het meest in de lijn ligt van de kerkelijke traditie. De gaven die bestemd zijn voor wat valt onder de verzamelnaam “kerk” kunnen immers ook via andere kanalen binnenkomen bij de penningmeester. Zoals dat grotendeels al gebeurt bij de vaste vrijwillige bijdrage. Een kerk die terug zou gaan van twee naar één keer collecteren zou de gemeente op het hart moeten binden deze “teruggang” te compenseren door een verhoogde structurele bijdrage buiten de kerkdienst om. Toch hebben twee collectes ook een eigen zeggingskracht. Weliswaar is deze praktijk minder duidelijk herleidbaar naar de eredienst zoals bekend uit het Nieuwe Testament, maar de kerk is daar niet aan gebonden. Liefde tot God zelf in de eerste plaats (gesymboliseerd in een collecte voor de Kerk) en liefde tot de naaste (gesymboliseerd in de diaconale collecte) mogen namelijk best onderscheiden worden. Het gaat in de aanbieding van de gaven om een ritueel gebaar van hernieuwde toewijding aan God en de beschikbaarheid voor zijn dienst. Het levende offer, de “redelijke godsdienst” (Rom. 12:1) omvat die verschillende aspecten: God liefhebben bovenal en de naaste als onszelf. Maar, voor een goed begrip: laat deze betekenissen van tijd tot tijd goed uitkomen in een woord, een lied, een gebed.

Het moment van collecteren binnen onze kerken verschilt. Het is of vóór, of na de preek. Volgens Abraham Kuyper had het collecteren vóór de preek te maken met de tijdsdruk: er is een tijd geweest dat predikanten soms zo lang preekten, dat ze bij overschrijden van een bepaalde tijdsduur beboet konden worden. De timing van de gehele dienst hielden zij beter in de hand als de collecten al gehouden waren.

Collectebonnen of -coupons, collectemunten, digitaal collecteren

Voordelen van al deze nieuwere methoden: de kerk kan in principe meer ontvangen doordat de schenker het fiscale voordeel verrekent. Hopelijk wordt er dan ook meer gegeven door dit fiscale voordeel. De kerk ontvangt het geld sneller. Er is minder risico voor gever en ontvanger, want de collecteopbrengst is niet meer aantrekkelijk voor diefstal en het risico en de moeite om het bij de bank af te storten zijn er niet.

Bonnen en munten hebben als nadeel, dat de 2 e pedagogisch onverantwoord zijn. Een kind ziet moeilijk in dat met zulke middelen iets van waarde wordt afgestaan. Dit nadeel verdwijnt m.i. wel bij de collectezak-met-zender: betalen met smartphone is inmiddels voor kinderen normaler geworden dan met zichtbaar geld. Een nadeel van deze wijze van collecteren kan zijn als er storingen optreden tijdens de transactie.

Weten we wat we gemist hebben, zo zonder collecte? Het zou winst zijn, als we daar meer van doordrongen raken!

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2024

Ambtelijk Contact | 32 Pagina's

Missen wij het collecteren?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2024

Ambtelijk Contact | 32 Pagina's