Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

3. Bijbels fundament

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

3. Bijbels fundament

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan het eind van het vorige hoofdstuk werden twee vormen van kerkorganisatie genoemd, die heel anders zijn dan zoals wij dat kennen. Waarom is in de tijd van de Reformatie dan eigenlijk gekozen voor de vorm zoals wij die nu kennen? Dat is vast niet 'zomaar' gedaan; is er misschien een Bijbels fundament aan te wijzen? In hoeverre zijn de regels waar je mee te maken hebt en die in hoofdstuk 1 aan de orde zijn gekomen, gebaseerd op Gods Woord? En hoe zie je dat concreet terug in de Gereformeerde Gemeenten vandaag de dag?

Bestaansrecht

"Ik geloof één heilige, algemene, christelijke Kerk," zo belijden wij elke zondag met de Twaalf Artikelen. De Kerk is één. De kerk, het lichaam van Christus, heeft wel vele leden, maar het is één lichaam. Daarom is het goed die eenheid tot uitdrukking te laten komen in een onderling verband. In de tijd van het Nieuwe Testament leefden de gemeenten ook niet als los zand langs elkaar heen. Er was een onderlinge band. De apostelen reisden rond langs alle gemeenten, er werd voor elkaar gecollecteerd, besluiten die de apostelen en ouderlingen in Jeruzalem namen werden in alle gemeenten uitgevoerd en Johannes schreef bijvoorbeeld aan meerdere gemeenten tegelijk.

De onderlinge verbondenheid heeft gestalte gekregen in de vorm van een kerkverband. Maar wie zich op deze manier organiseert, heeft ook regels nodig. Anders wordt het wanordelijk in de kerk. Laat alle dingen eerlijk en met orde geschieden zegt Paulus als het heeft over de manier waarop het in de gemeente eraan toe moet gaan. Hij zegt erbij: God is geen God van verwarring, maar van vrede (1 Korinthe 14: 30) . De Heere heeft de schepping ordelijk gemaakt en wil geen wanorde, ook niet in de kerk. Daarom belijden wij in de Geloofsbelijdenis dat het goed en nuttig is dat de regeerders van de kerk een "zekere ordinantie" instellen en bevestigen tot onderhouding van het lichaam der Kerk (Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 32).

Doel

De kerkorganisatie is er dus om de eenheid gestalte te geven en omdat er orde moet zijn. Maar heeft het verder ook nog nut voor de gemeente zelf? Paulus geeft daar in zijn brief aan de gemeente van Efeze een duidelijk antwoord op. Als hij opsomt welke ambten er in de gemeente gegeven zijn, zegt hij erbij waarom die er zijn: Tot volmaking der heiligen, tot het werk der bediening, tot opbouwing van het lichaam van Christus (Efeze 4:12). Het doel van heel de organisatie en van alle regels moet dus zijn het welzijn van de gemeente en de gemeenteleden. Dat is tot eer van Christus.

Ambtsdragers

de Heere ambtsdragers in de gemeente gegeven. En Christus heeft gegeven sommigen tot apostelen, sommigen tot profeten, sommigen tot evangelisten en sommigen tot herders en leraars (Efeze 4:11). En Lukas schrijft in de Handelingen dat de Heilige Geest opzieners over de gemeente gesteld heeft, om de gemeente te weiden (Handelingen 20: 28). De apostelen en evangelisten hebben daarom in alle nieuwe gemeenten die werden gesticht, de ambten ingesteld. Paulus laat Titus op Kreta achter, zodat hij van stad tot stad ouderlingen kan aanstellen (Titus 1: 3). Daarom hebben wij ook ambtsdragers in de kerk. Niet omdat de kerk dat zelf bedacht heeft, maar omdat de Heere de ambten heeft ingesteld.

in onze kerk kennen we drie ambten: predikanten, ouderlingen en diakenen. Over het ontstaan van juist deze drie ambten zou veel te zeggen zijn. Hierover kan je meer lezen in de Mivo-schets over de ambten (elfde jaargang, 1990, nummer 1).

Ambtsdragers zijn gezagsdragers

God heeft Zelfde ambten gegeven. Hij heeft de ambtsdragers ook gezag gegeven. Het is het gezag van Christus als Hoofd van de gemeente, dat Hij door middel van de ambtsdragers laat uitvoeren. In Mattheüs 16: 19 en Johannes 20: 21-23 kunnen we lezen dat Heere Jezus aan de ambtsdragers binnen de gemeente gezag en macht heeft toevertrouwd. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de benaming van de predikanten: die worden in de Bijbel gezanten van Christus genoemd (2 Korinthe 5: 20). En Paulus heeft het verschillende keren over de macht, die mij de Heere gegeven heeft (2 Korinthe 10: 8 en 13: 10). De ambtsdragers hebben gezag gekregen om verschillende taken uit te voeren. Bijvoorbeeld de verkondiging van Gods Woord door de predikant, en de zorg voor degenen die het niet zo breed hebben door de diakenen. Maar ambtsdragers hebben ook de taak om de gemeente te regeren. Dat blijkt bijvoorbeeld uit 1 Timotheus 5: 17, waar wordt gezegd dat ouderlingen die 'goed regeren', dubbele eer waard zijn. Het Griekse woord 'regeren' betekent leidinggeven, vooraan staan, voorgaan. Op andere plaatsen wordt gezegd dat de ouderlingen opzicht hebben over de kudde Gods (1 Petrus 5: 2). Op grond van Gods Woord belijden wij daarom "dat deze ware Kerk geregeerd moet worden naar de geestelijke politie, die ons onze Heere geleerd heeft in Zijn Woord...." (Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 30). En dan noemt de Geloofsbelijdenis vervolgens de predikant, ouderlingen en diakenen "die samen zijn als de Raad der Kerk."

Het regeren over de gemeente houdt in dat de ambtsdragers ervoor zorgen dat Christus' inzettingen nageleefd worden en dat de gemeente zich in leer en levenswandel zal gedragen overeenkomstig Gods Woord. Het formulier tot bevestiging van ouderlingen en diakenen zegt daarvan: "Zo is ten eerste het ambt der ouderlingen, met de dienaren des Woords, opzicht te hebben over de gemeente, naarstig toe te zien, of een ieder zich behoorlijk gedraagt in belijdenis en in wandel; die zich onstichtelijk gedragen, te vermanen..."

Concreet zie je deze regering over de gemeente en het gezag wat de kerkenraad daarin heeft, in allerlei grote en kleine dingen terug. Bijvoorbeeld in het feit dat er huisbezoek wordt gedaan, om te vragen hoe het met je (geestelijk) welzijn staat. Of in het feit dat er bij het Heilig Avondmaal twee ouderlingen tafelwacht hebben, om degenen die geen kerkelijk recht hebben van de tafel te weren.

Maar ook in het feit dat de kerkenraad zelf dubbeltallen stelt bij de verkiezing van ambtsdragers, waaruit vervolgens de gemeente de ambtsdrager(s) verkiest. Het is dus geen vrije stemming uit alle belijdende, mannelijke leden waarbij de kerkenraad niets anders kan doen dan de wil van de gemeente afwachten en opvolgen. In de Bijbel wordt aan de ambtsdragers de leiding toegekend als het gaat over het voordragen van ambtsdragers. Dat blijkt bijvoorbeeld uit Handelingen i: 23 en 6: 1-6. Het hoort bij het regeerambt van de kerkenraad om vast te stellen welke mannen bekwaam zijn om ambtsdrager te zijn.

Ambtsdragers zijn dienaren

Hoewel ambtsdragers gezagdragers zijn, zijn ze geen heersers over de gemeente, maar hebben ze hun ambt gekregen om de gemeente te dienen. Heersen gebeurt als je jezelf op de voorgrond zet en een ander je mening oplegt omdat je die macht nu eenmaal hebt. Maar dan gaat het om je eigen eer en eigen mening, niet om het welzijn van de ander. Zó moet het in de kerk niet zijn. De Heere heeft gezegd dat de ambtsdragers hun ambt gekregen hebben tot opbouw van het lichaam van Christus. We luisteren nog een keer naar Paulus:... naar de macht, die de Heere mij gegeven heeft tot opbouwing en niet tot nederwerping. Ze voeren niet hun eigen wil uit, maar moeten Gods wil uitvoeren en het goede voor de gemeente zoeken. Petrus zegt: Weidt de kudde Gods, (.....) noch als heerschappij voerende over het erfdeel des Heeren, maar als voorbeelden der kudde geworden zijnde (1 Petrus 2: 2 en 3).

Hoe blijkt dat in de praktijk? Dat blijkt ten eerste bijvoorbeeld uit het feit dat de kerkenraad altijd uit meerdere ouderlingen bestaat. In de gemeenten van het Nieuwe Testament was dat ook al zo. In de gemeente waar Timotheüs ambtsdrager was, was een college van ouderlingen (1 Timotheüs 4:14). De reden? "Ten einde daardoor uit de gemeente Gods te meer geweerd worden alle tirannie en heerschappij, die makkelijker kan inbreken wanneer bij één alleen of bij zeer weinigen, de Regering staat", zegt het formulier tot bevestiging van Ouderlingen en diakenen.

Het blijkt ten tweede uit het feit dat ambtsdragers periodiek aftredend zijn. Dat is bedoeld om te voorkómen dat te lang dezelfde mensen aan het roer staan, waardoor makkelijk heerschappij kan ontstaan. Bovendien biedt dat de mogelijkheid dat de verschillende gaven die gemeenteleden hebben, ook ten dienste van de gemeente benut kunnen worden. Ambtsdragers kunnen zich wel herkiesbaar stellen, maar staan in het dubbeltal op gelijke voet met de andere kandidaat of kandidaten.

Het blijkt ten derde uit het feit dat er geen rangorde is onder de predikanten. Alle predikanten zijn gelijk, de één staat niet boven de ander. Daarom hebben jonge predikanten of'minderbekende' predikanten evenveel recht om bijvoorbeeld naar synodes afgevaardigd te worden.

Het blijkt ten vierde bijvoorbeeld uit het feit dat er niet alleen predikanten naar Synoden worden afgevaardigd, maar evenveel ouderlingen als predikanten. Dat is om 'heerschappij' door predikanten te voorkómen.

Het blijkt tenslotte uit het feit dat de ouderling na de dienst de predikant een hand geeft. Ooit erbij stil gestaan wat dat betekent? Dit betekent dat de kerkdienst onder verantwoordelijkheid staat van de kerkenraad. Door de handdruk wordt duidelijk gemaakt dat de kerkenraad de verantwoordelijkheid overdraagt en weer terugneemt. Mochten er bezwaren zijn over de preek bij de kerkenraad, dan zal men die uiteraard in een kerkenraadsvergadering moeten bespreken. Een predikant is een feilbaar mens en moet niet de alleenheerschappij hebben in het prediken van Gods Woord. Daarom staat er in het formulier tot bevestiging van ouderlingen en diakenen dat ouderlingen de taak hebben om toe te zien op de leer van de Dienaar des Woords. Dit komt tot uitdrukking in het feit dat over de prediking gesproken kan worden op de kerkenraadsvergadering.

Het blijkt bijvoorbeeld ook uit het recht van appèl. Wat de kerkenraad zegt of doet, is niet boven alle kritiek verheven. Gemeenteleden hebben het recht, of beter gezegd wanneer daar wezenlijk reden toe is de plicht, om gegronde bezwaren tegen het doen en laten van ambtsdragers kenbaar te maken. Dat is tot welzijn van de gemeente.

De gemeenteleden

De taken van de ambtsdragers hebben alles te maken met de opdracht die vervolgens de gemeenteleden hebben.

De kerkenraad stelt dubbeltallen, maar bij het daadwerkelijk kiezen van een ambtsdrager hebben de mannelijke gemeenteleden zelf een opdracht. Zo was dat ook in de tijd van het Nieuwe Testament. Paulus en Barnabas laten de gemeente ambtsdragers kiezen door het opsteken van handen (Handelingen 14: 23). En Titus is ook op deze manier tot ambtsdrager gekozen (1 Korinthe 8:19 en kanttekeningen).

Heeft God de ambtsdragers met gezag bekleed, dan dienen de gemeenteleden zich daaraan te onderwerpen. Zijt uw voorgangeren gehoorzaam en zijt hun onderdanig; want zij waken voor uw zielen, als die rekenschap geven zullen (Hebreeën 13: 17). Als iemand zijn voorgangers niet gehoorzaam is, moeten zij al zuchtend over zijn ziel waken. En dat is niet tot iemands nut, zo schrijft de apostel erbij. Paulus bidt de gemeente van Thessalonica om hun voorgangers die onder hen arbeiden en hen vermanen, te erkennen en hen vanwege hun werk zeer veel in liefde te achten (1 Thessalonicensen 5: 12). Wie het gezag van de ambtsdragers verwerpt, die verwerpt Christus (Lukas 10: 16). En dat is tot schade van je eigen welzijn.

Maar hoe zit het dan met het recht van appèl? Is dat niet in strijd met het bovenstaande? Nee, toch niet. Er is namelijk ook een andere kant. Het is evengoed tot schade als ambtsdragers hun ambt niet getrouw uitvoeren of in strijd met Gods Woord handelen. Daar moeten ze op gewezen kunnen worden, want de Heere heeft geboden dat we op elkaar zouden toezien. Dat geldt voor gemeenteleden onderling, maar ook voor gemeenteleden ten opzichte van de ambtsdragers.

Hieraan dient in de eerste plaats invulling gegeven te worden via de broederlijke vermaning uit Mattheüs 18. Eerst moet men dat zelf met de betreffende persoon bespreken. En als hij niet luistert, moet je nog één of twee anderen meenemen. En als hij dan nog niet luistert, moet de hele kerkenraad erbij ingeschakeld worden. Als het gaat om een gemeentelid dat een zondige weg gaat, zal uiteindelijk de tucht toegepast moeten worden. Gaat het om een verschil van inzicht met de kerkenraad, dan is het recht van appèl gegeven om dit ordelijk op te lossen.

Hierbij is het natuurlijk wel belangrijk vanuit welk oogpunt je deze 'plichten' als gemeentelid doet. Het inbrengen van wettige bezwaren of het vermanen van anderen moet niet gebeuren omdat je je eigen mening zo belangrijk vindt. Het moet gebeuren met het oog op het welzijn van de ander en van de hele gemeente en overeenkomstig de norm van Gods Woord en de gereformeerde belijdenis.

De Heere heeft ambtsdragers in de gemeente gegeven, maar ambtsdragers hebben wijsheid nodig om het werk dat daaraan verbonden is te doen. Die wijsheid wil de Heere geven door middel van het gebed van de gemeente. Het is de opdracht van de gemeente om voor de ambtsdragers te bidden. Voorts, broeder, bidt voor ons, opdat het Woord des Heeren zijn loop hebbe (...) en opdat wij verlost worden van de boze en ongeschikte mensen. (2 Thessalonicenzen 3: 1 en 2). En ook in Efeze 6 119 en Kolossenzen 4: 3 wordt de oproep gedaan om te bidden voor degene die Gods Woord moet prediken, zodat hij vrijmoedigheid krijgt om de verborgenheden van het Evangelie bekend te maken. Het gebed van de gemeente is dus één van de middelen die de Heere gegeven heeft om de prediking te zegenen en Zijn dienaren te beschermen tegen gevaren.

De plaats van de gemeente

Gemeenten zijn zelfstandig en zijn geen onderafdeling van een groter geheel. Dat is geen onbelangrijk detail. Zoals uit het voorgaande is gebleken, vinden we in de Bijbel duidelijk terug dat de Heere het gezag aan de ambtsdragers van de individuele gemeenten heeft gegeven, en dat de ambtsdragers aan Hem verantwoording schuldig zijn. De gemeente is het Lichaam van Christus en staat onder Zijn leiding. Hij regeert Zijn gemeente door Zijn Woord en Geest door middel van de ambten. De gemeenten hebben alle kenmerken van een complete kerk in zich. Vanuit die optiek dient er geen gezagsorgaan boven de gemeenten te zijn. En dat is er in de Gereformeerde Gemeenten dan ook niet. Dat blijkt uit het soort gezag dat de 'meerdere' vergaderingen hebben. 'Meerdere' vergaderingen staan niet bóven de gemeenten.

Het blijkt bijvoorbeeld ook uit het soort gezag van de consulent of van de visitatoren. Zij kunnen wel adviezen geven, maar nooit iets opleggen. De kerkenraad heeft altijd zelf de bevoegdheid om eigen zaken te regelen en te beslissen wat ze met deze adviezen doen. En dan gaat het er nu niet om of een kerkenraad daarin wel of geen verstandige beslissing neemt, het gaat nu alleen over de bevoegdheid van de kerkenraad.

De plaats van de organisatie achter de gemeenten

Als de gemeente het hoogste gezag heeft en de 'meerdere' vergaderingen niet boven de gemeenten staan, waarom zou een gemeente zich dan eigenlijk aan de besluiten van zo'n vergadering houden? Waarom hebben we dan dit soort vergaderingen?

Deze vergaderingen dienen het welzijn van de gemeenten. Het is nodig dat problemen of ideeën op vergaderingen besproken worden waar meerdere gemeenten aanwezig zijn. Want twee zien meer dan één, zegt een spreekwoord. Of om het bij de Spreukendichter te houden: Als er geen wijze raadslagen zijn, vervalt een volk; maar de behoudenis is in de veelheid der raadslieden (Spreuken n: 14). In het Nieuwe Testament lezen we daar ook van: als er in de gemeente een probleem ontstaat over het besnijden van de heidenchristenen, worden Paulus en Barnabas naar Jeruzalem gestuurd om het aan de vergadering van apostelen en ouderlingen voor te leggen (Handelingen 15: 2).

Daarom is het ook goed dat de gemeenten - ondanks hun eigen zelfstandigheid - zich toch aan de besluiten van de meerderheid houden. Zo deden de gemeenten in het Nieuwe Testament dat ook. Toen in Jeruzalem een besluit genomen werd over de besnijdenis van heidenchristenen, dienden de gemeenten zich hier aan te houden: Paulus en Timotheüs gaan vervolgens de gemeenten langs en gaven zij hun de verordeningen over, die van de apostelen en de ouderlingen te Jeruzalem goed gevonden waren, om die te onderhouden (Handelingen 16: 4). Calvijn zegt over dit apostelconvent dat wij hierin door God krijgen voorgeschreven hoe we moeten handelen als er een verschil van mening is dat niet op een andere manier kan worden bijgelegd.

Het einde van alle tegenspraak?

Misschien vind je de onderbouwing van ons kerkelijk stelsel vanuit de Schrift wel een beetje mager. Als je had gedacht dat overal wel een tekst voor te vinden is, kom je teleurgesteld uit. In de Bijbel is geen uitgewerkte kerkorde te vinden. Er zijn alleen bepaalde principes te noemen, en die zijn hierboven genoemd. Aan die principes valt niet te tornen en die moeten bij wat voor vorm van kerkregering dan ook aanwezig zijn. Maar veel zaken die op basis van die principes zijn ingevuld, zouden ook anders kunnen. De Gereformeerde Gemeenten kennen drie soorten meerdere vergaderingen - de classis, de Particuliere en de Generale Synode - maar dat hadden er ook twee of vier kunnen zijn. Ze vergaderen om de zoveel tijd, maar dat had ook vaker of minder vaak kunnen zijn. De kerkorde is dan ook geen onveranderlijke regel. Afhankelijk van in welk land de kerk zich bevindt of wat de tijdsomstandigheden zijn, kunnen de regels anders zijn. Bovendien zijn de reformatoren ook altijd van mening geweest dat er maar niet nodeloos veel regels gemaakt moesten worden. Dan zou het makkelijk een knellend juk kunnen worden en aanleiding geven tot onenigheid. Dan zou je makkelijk uit het oog verliezen dat de regels er zijn ten dienste van de gemeenten, en dat niet de gemeenten er zijn om regels te onderhouden. Daarom zegt de Nederlandse Geloofsbelijdenis: "Zo nemen wij dan alleen aan, hetgeen dienstig is om de eendrachtigheid en enigheid te voeden en te bewaren" (artikel 32).

Wat heeft het jou te zeggen?

In het voorgaande is duidelijk geworden welke regels we in de kerk hebben en waarom. Maar wat heeft dat ons persoonlijk te zeggen? Het betekent dat het niet om het even is hoe de organisatie van jouw kerk eruit ziet. De grondprincipes van de manier waarop de kerk georganiseerd is, zijn in de Bijbel terug te vinden en die moeten daarom ook in de kerk van vandaag aanwezig zijn. Omdat de grondprincipes van de kerkorganisatie gebaseerd zijn op de Bijbel, is het vervolgens niet vrijblijvend hoe je daarmee omgaat. Heeft de Heere de gemeenteleden een taak gegeven bij het kiezen van ambtsdragers, in het opzicht hebben op elkaar, in het bidden voor de ambtsdragers? Dan mogen we ons daar niet aan onttrekken. Heeft de Heere ambtsdragers gegeven om de kerk dienend te regeren? Dan moeten zowel de gemeenteleden als de ambtsdragers de plichten die daaruit voortvloeien niet naast zich neerleggen, maar daarin getrouw doen wat van hem of haar wordt gevraagd. Dat is tot welzijn van de gemeente. Want dat is het uiteindelijk doel waar het om gaat, ook in de organisatie: dat de voortgang van de prediking bevorderd wordt, tot eer van God en tot de zaligheid van zondaren.


"De wettelijke beroeping dergenen die tevoren niet in de dienst geweest zijn, bestaat ten andere in de examinatie of onderzoeking beide der leer en des levens, dewelke staan zal bij de classis, ten overstaan van de gedeputeerden der synode, of enigen derzelve."

Artikel 4b DKO


De tucht

De kerkenraad heeft de bevoegdheid tucht uit te oefenen. Het doel van de tucht is de eer van God en het heil van de gemeente en het betreffende gemeentelid. De tucht is medisch van aard, dat wil zeggen dat het als doel heeft het gemeentelid tot inkeer te brengen. De tucht is geen straf op de zonde. Er zijn twee soorten tucht: de stille censuur en censuur die leidt tot afsnijding uit de gemeente.

Stille censuur gaat over zonden in leer of leven die niet bij de hele gemeente bekend zijn. Het wordt toegepast als het gemeentelid na veel vermaningen blijft volharden in de zonde. De 'broederlijke vermaningen' van Mattheüs 18 gaan dus altijd aan censuur vooraf. Mensen die onder stille censuur staan, mogen niet aan het Heilig Avondmaal, hun kinderen mogen niet gedoopt worden en ze verliezen hun stemrecht in de gemeente.

Na de stille censuur kan de afsnijding uit de gemeente volgen. Die vorm van censuur begint als de zonde openbaar is geworden. De afsnijding, ook wel excommunicatie genoemd, verloopt in drie trappen. Bij de eerste trap wordt de zonde afgelezen inde gemeente, maar er wordt geen naam genoemd. Tevens wordt de gemeente vermaand voor de zondaar te bidden. Als iemand toch doorgaat in de zonde, volgt de tweede trap, waarbij zijn zonde en zijn naam worden afgelezen. Voordat deze stap wordt gezet, moet de kerkenraad eerst de classis raadplegen.

Een tuchtmaatregel is dermate ingrijpend, dat het belangrijk is dit objectief door de classis te laten toetsen. Als iemand niet tot inkeer komt, volgt de derde trap. Dan wordt in de gemeente bekend gemaakt dat iemand uit de gemeente zal worden afgesneden. Tussen deze bekendmaking en de uitvoering daarvan moet minstens een week tussenpoos zitten, want wie weet leidt dat toch tot inkeer. Als iemand tenslotte toch uit de gemeente wordt afgesneden, betekent dat dat hem zijn lidmaatschap van de kerk wordt ontnomen en dat de gemeenteleden niet meer broederlijk met hem om mogen gaan.

Omdat de tucht tot doel heeft iemand tot inkeer te brengen, blijft er altijd de mogelijkheid om na openbare schuldbelijdenis weer in de gemeente te worden opgenomen. J


"Geen kerk zal over de andere kerken, geen dienaar over andere dienaren, geen ouderling of diaken over andere ouderlingen of diakenen enige heerschappij voeren."

Artikel 84 DKO

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2006

AanZet | 70 Pagina's

3. Bijbels fundament

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2006

AanZet | 70 Pagina's