"Terschellingers en Duitsers beten elkaar niet"
Bevrijdingskind Johan van der Wal promoveert op waddeneiland in oorlogstijd
Inwoners van Terschelling brachten de oorlog heel anders door dan de gemiddelde Nederlander. Door de grote bezettingsmacht op het geïsoleerde waddeneiland gingen burgers en Duitsers relatief ontspannen met elkaar om. Verzet ontbrak, dus represaille ook. Harlinger Johan van der Wal onderzocht de vijfjarige bezetting, die pas in juni '45 eindigde. "Moffenmeisjes werden bij de bevrijding niet aangeraakt."
Een bevrijdingsfeest heeft Terschelling niet gehad, weet journalist Johan van der Wal (60) uit Harlingen. Vorige week promoveerde hij in Groningen op de geschiedenis van Terschelling tijdens de Tweede Wereldoorlog. De titel van zijn boek, "We vieren het pas als iedereen terug is", slaat op de bevrijding in juni 1945. "Die wilde men niet vieren voordat alle scheepslieden terug waren. Maar velen zijn niet teruggekomen. Het feest is dus nooit meer gehouden."
Terschellingers en Duitsers beten elkaar niet in oorlogstijd, zo blijkt uit Van der Wals onderzoek. "Ze waren tot elkaar veroordeeld. De bewoners mochten sinds de inval namelijk niet meer van het eiland af, en de overmacht was groot. Tegenover 3300 Terschellingers bevonden zich op een gegeven moment bijna 2200 Duitsers op het eiland. Het kwam tot een unieke vorm van wat wel accommodatie wordt genoemd: de twee partijen respecteerden elkaar."
Deels was dat het gevolg van tactiek, erkent Van der Wal. "Er zaten op het eiland vooral Wehrmachtsoldaten, geen fanatieke SS'ers. Bovendien waren de Duitsers niet dom. Die plaatsten er vooral soldaten uit het Duitse waddengebied. Dat zorgde voor de nodige herkenning. Sommige soldaten kwamen hier voor de oorlog al als vissers, met hun boten."
Het bleek een slimme zet om de vrede te bewaren, vooral omdat de meeste soldaten bij de bevolking werden ingekwartierd. "Er zijn gevallen bekend waarbij Duitse soldaten bijna vijf jaar bij mensen in huis woonden. Die waren zo'n beetje in de familie opgenomen. Lang niet alle soldaten waren bovendien nazigezind, dat scheelde."
Geen honger
De eilanders kenden een bijzondere zorg voor elkaar, blijkt uit Van der Wals onderzoek. "Vooral voor achtergebleven vrouwen van zeemansgezinnen. Veel Terschellinger mannen voeren op de koopvaardij. Zij bleven tijdens de oorlog vrijwel allemaal in het buitenland. Uit wraak werden de gages, het scheepsloon dat de vrouwen ontvingen, in het hele land tot een minimum teruggeschroefd. Dat zorgde voor veel armoede in die gezinnen."
De eilanders ondervingen deze armoede echter met extra fondsen, zo bleek. "Zo was er De Buul, een eigen scheepmansverzekering, waarschijnlijk de oudste ter wereld. Verder bestond De Zeemanspot, een landelijk illegaal fonds dat voorzag in dit soort gevallen. Het fonds was erg actief op Terschelling: Er waren hier drie contactpersonen die maandelijks in alle stilte het geld over de gezinnen verdeelden."
Al met al is er geen honger geleden op het eiland. Daarvoor was onder meer een speciale voedselcommissaris aangesteld door de Duitsers, de plaatselijke veearts Atte Hibma. Deze is om zijn rol nogal scheef aangekeken na de oorlog door de eilandbewoners, weet Van der Wal. Onterecht, vindt hij. "Hij heeft er bijvoorbeeld voor gezorgd dat geen van de mannen voor "Arbeitseinzats" naar Duitsland moest, maar dat alle mannen op het eiland werden tewerkgesteld. Hij heeft in feite honderden jongens het leven gered. Dat Hibma na de oorlog nooit is veroordeeld, zegt wat dat betreft genoeg."
De uiteindelijke bevrijding van Terschelling, door de eilanders Skylge genoemd, liet lang op zich wachten doordat de Duitsers zich in mei weigerden over te geven. Ze zeiden de capitulatie slechts te zien als "waffenruhe", een wapenstilstand. Zodoende hoefden ze de touwtjes niet uit handen te geven. Terwijl Harlingen al in april was bevrijd, moest Terschelling tot juni wachten. Tot die tijd lieten de geallieerden het eiland links liggen.
Liefdesleven
De inkwartiering en de weinig vijandige houding naar Duitsers hadden ook hun gevolgen voor het liefdesleven op het eiland. Terschelling kende relatief veel "moffenmeisjes". Van der Wal telde er in totaal zeventig. "Daarvan is een zeker deel na de oorlog naar Duitsland vertrokken, hun vriend of man achterna. Een heel aantal was op Terschelling al getrouwd."
De meisjes zijn na de bevrijding met geen vinger aangeraakt. "Dat kwam door het optreden van de Politieke Opsporingsdienst, die zo slim was om de moffenmeisjes van het eiland een straf op te leggen, hoewel ze volgens het recht niet strafbaar waren. De lichte straf die ze kregen, voorkwam uiteindelijk dat er volksgerichten uitbraken, zoals in de rest van het land veel is gebeurd."
Het vertrek van de koopvaardijvaarders van het eiland zorgde ook voor het relatief hoge aantal Terschellinger oorlogsdoden, veertig in totaal inclusief een gedeporteerd Joods gezin. De doden vielen volgens Van der Wal vooral op zee. "Van velen is het schip getorpedeerd door U-boten. Dit gebeurde vooral op de Atlantische oceaan."
Op het eiland Terschelling vielen slechts drie doden, aldus Van der Wal. "Vaak door uitzonderlijke omstandigheden. Zoals die koppige boer, die zijn paard niet aan een soldaat wilde afstaan. Ze hebben een uur staan ruziën, en aan het eind schoot de Duitser hem dood." Van der Wal zag de politierapporten in: "Het waren twee driftkikkers."
Razzia
Represailles hebben op het eiland niet plaatsgevonden, net zomin als verzetsacties. "Georganiseerd verzet maakte geen schijn van kans met zo'n bezettingsmacht. De Duitsers zouden iedereen vinden." Wel hield de Duitse "inselkommandant" in 1944 een razzia, waarbij 150 mannen werden opgepakt. De vorige commandant kreeg daar echter lucht van, en pleegde vanuit Texel een boos telefoontje naar Terschelling. 's Avonds zat iedereen weer thuis."
Het onderwerp voor zijn promotie komt voor Van der Wal bepaald niet uit de lucht vallen. Zijn vader was timmerman op een koopvaardijschip, en bracht de oorlog noodgedwongen buiten Nederland door. "In 1940 ging hij voor zes weken op reis, maar het werd vijfenhalf jaar. We wisten dat hij nog leefde door een paar brieven van het Rode Kruis. Meteen na de bevrijding kwam hij heelhuids terug, en niet lang daarna ben ik geboren, in 1946. Glimlachend: "Een bevrijdingskindje."
Van der Wal betreurt het dat hij zich niet eerder in het onderwerp heeft kunnen verdiepen, omdat zo goed als alle Terschellinger ooggetuigen zijn overleden. "Ik heb er nog twee kunnen spreken, onder wie een verzetsman. Hij overleed twee maanden daarna." Een gesprek met een derde ooggetuige ging nooit door. Van der Wal reisde naar het eiland omdat hij een afspraak met haar had. "Maar toen ik van de boot kwam, zag ik een rouwstoet rijden. Het bleek haar begrafenis te zijn. Dat was nogal macaber."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 maart 2007
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 maart 2007
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's