Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Surinaamse machtsstrijd maakt Indianen weerioos

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Surinaamse machtsstrijd maakt Indianen weerioos

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

SAINT LAURENT — De Surinaamse bosnegers die naar Frans-Guyana zijn gevlucht, hebben geen reden tot klagen. De meesten zijn door de Franse autoriteiten ondergebracht in tentenkampen, waar ze het, materieel gezien, beter hebben dan in Suriname. Voedsel krijgen ze, medicamenten enzovoorts. Een andere groep vluchtelingen ziet niets van dit alles. Het zijn de Surinaamse Indianen. Zij zijn afhankelijk van hun familieleden in Frans-Guyana die het, om het zachtjes uit te drukken, zelf al niet zo breed hebben.

's Avonds half acht. Het is al donker. Hier in de tropen valt de avond vroeg en snel in, zo rond zes uur. Het indianendorp, vijf kilometer buiten Saint Laurent, is moeilijk te vinden. Straatverlichting is er niet. Een lifter die naar Saint Juan moet, biedt gelukkig uitkomst. De ontvangst in het dorp is kil, bij aankomst is er niemand meer buiten. De Indianen zitten allemaal binnen in hun paalhutten. Een paar keer drukken op de claxon in de auto helpt. In een paar tellen hadden we een deur open. Een man van om en nabij de veertig verschijnt in de deuropening. „Wat wilt u", klinkt het enigszins nors. "Ik zoek de Surinaamse Indianen die hierheen zijn gevlucht, en die zich hier zouden bevinden". Ik ben op het juiste adres beland, hij wijst naar een hut die zich een aantal meters verderop bevindt, daar zijn een paar jongens, die ik het donker niet had opgemerkt, een ligt er in een hangmat. De anderen zitten of staan eromheen.

'Verraders'
„Ja, wij zijn gevlucht uit Suriname. We zitten hier bij familie", zegt een van de jongens met een typisch indiaans uiterlijk: gebogen neus, bruine huidskleur. „Waarom zijn jullie gevlucht?" Ze halen de schouders op, alsof ze zeggen willen: dat is toch duidelijk? „We waren niet langer veilig. We zaten tussen twee vuren in. Tussen de mannen van Bouterse en die van Brunswijk". Een wat oudere vrouw is inmiddels naar buiten gekomen. Ze heeft de woorden van de jongen opgevangen en mengt zich in het gesprek. „De bosnegers moeten ons niet, meneer. Ze zeggen dat wij hen verraden hebben, maar dat is niet zo. Wij willen in vrede leven. Wij hebben geen partij gekozen, niet voor Brunswijk en niet voor Bouterse. Als we dat doen, komen we in de problemen". De problemen zijn er evenwel toch gekomen. Voor de Indianen uit Suriname was genoeg ruimte in de vluchtelingenkampen in Frans Guyana, maar daar gingen ze begrijpelijkerwijze niet heen. De bosnegers die in die kampen zitten, zien de Indianen immers als verraders.

Als sardines in een blikje
Als de Indianen naar de kampen zouden zijn gegaan, zouden ze gemolesteerd worden. Voor de Indianen bleef dan ook niets anders over dan bij hun familieleden aan de deur te kloppen. De kapitein (de hoofdman) ontving ze met open armen. Het weinige wat hij heeft, deelt hij nu met hen. Het weinige is inderdaad niet veel. De Indianen leven in houten paalwoningen. De hutten zijn klein. Voor de komst van de vluchtelingen waren ze mogelijk ruim genoeg. Nu is dat niet meer het geval. Vijftien tot twintig man, soms nog meer, "zitten als sardines in een blikje", zoals de indiaanse vrouw het uitdrukt.

De Indianen leven primitief. Ze leven van wat het land, het oerwoud, hen geeft en van de jacht. Een enkeling werkt in Saint Laurent. De komst van de familieleden moest tot voedselproblemen leiden. Het gebied waar de Indianen wonen, geeft nu eenmaal genoeg voedsel voor henzelf, maar niet nog eens voor hun gevluchte familieleden uit Suriname. 

Arm en berooid

Daar zitten de vluchtelingen nu, zowel letterlijk als figuurlijk op een houtje te bijten. Het enige wat ze als hulp krijgen, is wat rijst van de Rooms- Katholieke Kerk. „Het is niet genoeg", zo vervolgt de vrouw op bedroefde toon haar relaas. „We hebben geen kleding, we hebben geen dokter, we hebben niets. Als de kapitein niet voor ons zorgt, zijn we verloren".
Jagen, zoals hun Frans-Guyaanse stamgenoten doen, is er voor de Surinaamse Indianen niet bij. „Hoe kunnen we jagen. Onze geweren hebben we achter moeten laten of zijn ons afgenomen. We kunnen alleen nog maar vissen".
De Indianen hebben niet alleen hun geweren thuisgelaten, ze hebben alles thuisgelaten. Toen ze vluchtten, hadden ze slechts de kleren bij zich die ze op hun lichaam droegen. Arm en berooid kwamen ze aan.
Hoe het momenteel met hun woningen in Suriname is, weten ze niet. Misschien staan ze nog, misschien zijn ze verbrand. Ze willen terug. Heel graag zelfs. „Maar als het niet kan meneer, wat dan?"

George Pierre

De verhalen van de Indianen klinken overdreven. De Franse autoriteiten zorgen toch voor alle vluchtelingen. Dat houdt in zowel voor de bosnegers als voor de Indianen. En Brunswijk vecht toch alleen tegen de mannen van Bouterse. De Indianen laat hij toch met rust. Waarom zou de leider van het Jungle Commando hen lastig vallen?

De verhalen van de Indianen zijn in werkelijkheid helemaal niet overdreven. Het is waar wat ze zeggen. De volgende dag arriveert 's ochtends ene George Pierre in Saint Laurent. George Pierre is de voorzitter van de stichting Kaikoesie (indiaans voor tijger). Pierre heeft indiaanse ouders. Dus zijn ouders komen uit Suriname. Zoon Pierre lieten ze in Nederland studeren. Hij werkt daar nu al vele jaren.

Twee maanden geleden vluchtten zijn ouders uit Suriname naar Frans-Guyana waar ze bij andere Indianen introkken. Hun zoon hoorde in Nederland van de nood waarin zijn ouders en andere gevluchte Indianen verkeerden en besloot zelf te gaan kijken.

Zinken platen

George vertrok vorige week naar Frans-Guyana en reed alle dorpen langs waarin zich vluchtelingen bevinden. Hij schrok van wat hij zag. „Er is een schrijnend tekort aan levensmiddelen zoals rijst, olie, babyvoeding en zout. Maar ook aan elementaire zaken als kleding en hangmatten om in te slapen, is gebrek".

Zelfs vis in de rivier kunnen ze bijna niet meer vangen. Zou dat mogelijk zijn, dan zouden ze nog iets voor hun eigen voedselvoorziening kunnen doen. „De Indianen durfden de rivier niet meer op sinds enkele van hen zijn aangehouden door mannen van Brunswijk. De door de Indianen gevangen vis werd afgepakt. Gevolg is dat de Indianen nu zelfs het oerwoud niet meer durven in te gaan om hout en bladeren te halen die ze nodig hebben voor het bouwen van hutten. Met zinken platen moeten ze zich nu behelpen".
De nood werd in het begin nog verholpen door de Frans-Guyaanse Indianen. Zij, deelden wat ze hadden met de ontheemden. Dit bood slechts tijdelijk soelaas, want de autochtonen komen zelf in de problemen. Ze hebben namelijk zelf bijna niets. Wat ze konden missen, hebben ze weggegeven.

Mentaliteit

De situatie in de dorpen aan de monding van de Marowijne wordt nog eens verslechterd door de oprukkende malaria. „In het dorp Les Hattes bij voorbeeld, waar mijn ouders zijn, kun je gewoon niet zijn, vanwege de muskieten. Je bent gewoon overgeleverd aan die beesten. Kinderen huilen de hele nacht omdat ze last hebben van de insecten. M'n moeder is ontzettend afgevallen, 's Nachts doet ze geen oog meer dicht. Bovendien is de rijst die ze krijgt van slechte kwaliteit".

De oorzaak van het probleem is te vinden in het feit dat de Indianen zich niet bij de Franse autoriteiten hebben aangemeld als vluchtelingen. Doordat ze dat niet hebben gedaan, krijgen ze ook geen hulp van de Fransen. Die weten eenvoudigweg niet dat deze mensen er zijn. George Pierre wijst erop dat dit komt door de instelling van de Indianen. „Een Indiaan vraagt niet om hulp. Hij denkt: Ik red me wel. Hij gaat zijn eigen gang. Maar er is meer, er is een buitenwereld die bereid is te helpen. Door onwetendheid is hij daarvan niet op de hoogte".

Vreedzaam

Gevolg is wel dat de Indianen volledig op zichzelf zijn aangewezen. Voedsel krijgen ze, zoals gezegd, niet. Maar ze krijgen ook geen gratis medicamenten. Een keer in de week komt er een dokter in het dorp, maar die moeten ze nu zelf betalen. Anders had hun dat niets gekost.
De voorzitter van de stichting Kaikoesie gelooft overigens niet dat de bosnegers een hekel hebben aan de Indianen. „Zelf kom ik uit Bigiston. Daar leefden bosnegers en Indianen altijd vreedzaam naast elkaar. Spullen verkochten we aan elkaar. We praatten met elkaar. Er vonden zelfs onderlinge huwelijken plaats. Die verhalen over vijandschap tussen Indianen en bosnegers komen door overvallen van de groep-Brunswijk op indiaanse dorpen. Het Jungle Commando overviel bij voorbeeld op 5 oktober het dorp Bigiston. Het was een pure roofoverval, want alleen de geweren en voedsel namen ze mee. Daar is het ze steeds om te doen. Die lui moeten voedsel en wapens hebben en daarvoor voeren ze overvallen uit".  Vijandschap mag er niet zijn, de Indianen zijn toch bang geworden door de overvallen. Indianen die zijn achtergebleven in het oosten van Suriname vrezen nieuwe overvallen.

Geen dokter

Dezelfde dag bezocht George met gevaar voor eigen leven het indianendorp Galibi aan de Surinaamse oever van de Marowijne. „De 1200 Indianen die daar zitten, zijn volledig geïsoleerd. Omdat overal om hen heen mannen van Brunswijk zitten, durven ze het dorp niet uit om voedsel te halen. Eigenlijk moeten ze gaan, want ze hebben niets meer te eten".
In Galibi is zelfs geen dokter. Een vrouw van 24 jaar ligt al een maand plat. Doordat ze opgezette amandelen heeft, krijgt ze niets naar binnen. De vrouw dreigt uit te drogen. Als er niet snel een dokter komt, zal ze sterven.
George Pierre zal zo snel mogelijk naar Nederland gaan om daar bij verschillende instanties hulp te vragen. Voor zijn vertrek zal hij nog een gesprek met de autoriteiten in Frans-Guyana hebben om te pleiten voor zijn volk dat in nood verkeert.
De nood van zijn volk gaat hem aan het hart. Zelf weten de Indianen niet dat er mogelijkheden bestaan om hulp te krijgen. Vandaar dat hij deze taak op zich heeft genomen.

Dezelfde middag ga ik nog een keer naar het indianendorp waar ik de vorige avond een bezoek bracht. Het is nu gemakkelijk te vinden. Ik rijd er in een keer naar toe. De vrouw die de vorige dag haar nood klaagde, staat in de rivier te vissen. Op een meter van de oever af, staat ze met haar benen in het water, in haar een stok met daaraan draad, een dobber en wat aas. Als ik de vrouw zo zie staan, schieten de woorden van George Pierre me weer te binnen: „De Indianen weten niet dat er een buitenwereld is die hen wil helpen. Ze denken: Ik red me wel". 

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 december 1986

Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's

Surinaamse machtsstrijd maakt Indianen weerioos

Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 december 1986

Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's