LEVEND OPGESLOKT DOOR EEN POTVIS EN LEVEND TERUGGEKEERD
Kan iemand leven in de maag van een walvis? Een vreemde vraag.
Toch wordt, zolang de mens achter de walvis aanjaagt, deze vraag gesteld. We denken hierbij ook aan de geschiedenis van Jona, die drie dagen en nachten in de buik van een grote vis geleefd heeft. Een potvis b.v. zou een mens kunnen opslokken. Deze heeft een bek groot genoeg om twee of drie mannen tegelijk op te slokken. Deze dieren zijn soms 20 tot 23 meter lang, waarvan 6 tot 7 meter tot de kop behoort. In de maag van potvissen komen wel eens haaien van 5 meter voor, wat heel wat meer is clan de lengte van een mens. Er bestaan een heleboel verhalen over mannen op zee, die helemaal of voor een deel door zeemonsters werden opgeslokt.
Hier volgt er een, dat midden eeuw gebeurd is: vorige
De walvisvaarder „Ster van het Oosten" voer in de buurt van de Falklandeilanden (bij Zuid-Amerika) op zoek naar walvissen.
Op een morgen kreeg de wacht in de verte een walvis in zicht.
Twee boten werden neergelaten. In korte tijd was één daarvan dichtbij genoeg om de enorme walvis met een harpoen. te treffen.
Het dier zwom met het wapen in zijn lichaam snel weg, de boot met grote vaart achter zich aan slepend.
Na een tijdje draaide hij zich om en keerde bijna rechtstreeks naar de plek terug, waar hij was aangevallen. De tweede boot wachtte hem daar op.
Toen hij op korte afstand van het vaartuig boven water kwam, drong een tweede harpoen in zijn lichaam; de pijn bracht hem tot razernij en deed hem zo hevig met zijn staart in het water slaan, dat de boten gevaar liepen te verongelukken. Eindelijk zwom hij weg, de twee boten achter zich aan slepend, waarna hij in de diepte verdween.
De lijnen aan de harpoenen hingen slap en de harpoeniers begonnen ze langzaam in te halen. Zodra ze echter strak getrokken waren, kwam de walvis weer boven en begon opnieuw fel met zijn staart te slaan. De boten probeerden uit de buurt van het dier te komen, dat in doodsstrijd verkeerde.
De ene boot slaagde daarin, maar de ander had minder geluk. De walvis stootte er zijn kop tegen en het vaartuig kantelde. De mannen kwamen in het water terecht. Voor men door de mannen van de andere boot kon worden opgepikt, was er één verdronken, terwijl een ander, James Bartley, werd vermist.
Toen de walvis tot rust was gekomen, werd het water nog eens doorzocht, maar Bartley was nergens te vinden. Iedereen dacht dat hij door de staart van het dier was getroffen en omgekomen was.
De overlevenden roeiden naar het schip terug. De walvis gaf het kort daarna op en binnen een paar uur lag het lichaam van het enorme dier langs het schip en gingen de mannen aan het werk.
Met bijlen en messen werd het spek uit zijn zijden gesneden. Ze werkten de hele dag door tot diep in de nacht.
De volgende morgen ging het werk verder. Men was spoedig aan de maag toe die aan dek zou worden gehesen.
Terwijl de mannen bezig waren het geval uit te snijden en er een ketting omheen te leggen, merkten ze tot hun verbazing dat er iets dubbelgevouwen in zat, dat krampachtige levenstekenen gaf.
De grote zak werd aan dek gehesen, opengesneden, en daarin vond men de vermiste matroos, dubbelgevouwen en bewusteloos.
Hij werd op het dek uitgestrekt en met zeewater gewassen, waardoor hij vlug bijkwam. Maar zijn verstand was in de war en hij werd vlug naar de hut van de kapitein gebracht, waar hij een paar weken lang lag met flinke koorts.
Dankzij vele goede zorgen kwam hij eindelijk weer bij.
Aan het einde van de derde week was hij beter van de schok en kon hij weer aan het werk gaan. Het korte verblijf in de maag van het dier had zijn vel helemaal veranderd, omdat hij in aanraking was gekomen met het maagsap. Zijn gezicht en handen waren wit gebleekt, zijn vel zat vol rimpels, zodat hij er uit zag alsof hij gekookt was.
Bartley verzekerde, dat hij in het dier waarschijnlijk zou blijven leven, tot hij van honger was omgekomen. Door de schrik en niet door gebrek aan lucht was hij bewusteloos geworden. Hij herinnerde zich dat hij door het dier in de lucht was geslingerd en toen in het water gevallen. Daarna hoorde hij een sterk geruis, dat waarschijnlijk het slaan van de walvis met zijn staart was. Toen zag hij niets anders dan een vreselijke duisternis.
Hij voelde zich vooruit glijden in een nauwe gang, die zich scheen te bewegen en hem voortduwde Een ogenblik later voelde hij dat hij weer ruimte had. Hij voelde om zich heen en zijn handen kwamen in aanraking met een slijmerige massa, die meegaf. Endelijk begon hij te begrijpen dat hij door de walvis was opgeslokt en hij werd verschrikkelijk bang. Hij kon behoorlijk ademhalen, maar de hitte was heel erg. Hij voelde zich zwak en misselijk worden. Hij begreep dat er geen ontsnappen uit deze gevangenis mogelijk was. Alles werd hem teveel en hij werd bewusteloos. Hij herinnerde zich niets meer, totdat hij zich in de hut van de kapitein bevond.
Het vel van zijn handen is nooit meer normaal geworden. Het was geel en gerimpeld en leek op perkament.
Bartley kwam weer aan de wal en bleef daar. Hij is nooit meer naar zee gegaan.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juni 1975
Daniel | 20 Pagina's