Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

LUTHER, TETZEL en de AFLAAT- HANDEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LUTHER, TETZEL en de AFLAAT- HANDEL

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aflaatbul, waarschijnlijk in 1454 in Mainz gedrukt.

Luter, Tetzel en de aflaathandel horen onverbrekelijk bij elkaar. Wij weten niet beter of het begin van de hervorming heeft alles te maken met kritiek op het systeem van ie aflaathandel. Daarom gaan wij in dit artikel eens wat nader in op die aflaathandel. Reeds vroeg in de geschiedenis van de christelijke kerk bestond de mogelijkheid om boete te doen voor overtredingen en misdrijven. Geleidelijk aan kwam men tegemoet aan overtreders van geboden en kerkelijke voorschriften door de overtreder een geldsom aan de priester te laten geven. Om zo rechtvaardig mogelijk de hoogte van het bedrag te bepalen, werden alle mogelijke zonden en overtredingen naar hun zwaarte ingedeeld in onderscheiden klassen, aan de hand waarvan het verschuldigde bedrag werd vastgesteld. Men verkreeg daardoor dan kwijtschelding van kerkelijke straffen. Dat iit tot kwalijke praktijken aanleiding kan geven, zal zonder meer duidelijk zijn. Nog ïrger wordt het wanneer het geloof ontstaat dat de aflaat niet alleen kan dienen voor kwijtschelding van kerkelijke straffen, maar ook de eeuwige straffen kan voldoen. Reeds vroeg in de Middeleeuwen ontstond dit bijgeloof en het is door de kerk uit winstbejag nooit tegengesproken. Er is dus sprake van een verschrikkelijke misleiding der delen. De mens kwam aan het ware berouw niet meer toe, ja, hij ging die innerlijke boete als overbodig beschouwen. De ware boetedoening is echter een zaak, die niet san worden afgekocht. „Wie over zijn zonden werkelijk berouw heeft", zegt Luther, , probeert niet aan de straf te ontkomen, hij verlangt veeleer naar de boetedoening, om Dnder te gaan in Gods gericht en op te staan in Zijn genade".

De inkomsten die de pauselijke stoel hieruit verkreeg, zijn ontzaglijk groot geweest. Om iet geheel des te beter te kunnen organiseren werden in Rome enkele ambtenaren aangesteld voor de behartiging van deze zaken met aan de top een „minister voor de afaathandel". Geheel Europa werd in districten ingedeeld, waarheen een aflaathandeaar kon worden gezonden. Een deel van de opbrengst was dan voor de vorst, die toestemming moest geven voor de aflaathandel in zijn gebied, een ander deel was voor de lartsbisschop in het district, de rest ging naar Rome. Op deze wijze trok sinds 1500 de iominicaner-monnik Tetzel rond in het duitse land. Bij de poorten der steden werd lij door de burgerij „met vaandels en kaarsen, met gezang en processie" ontvangen. , Men luidde alle klokken, liet alle orgels spelen, geleidde hem naar de kerk, richtte een rood kruis op middenin de kerk en hing daaraan de banier van de paus". De aflaatkisit, .vaarin zowel de aflaatbrieven als het ontvangen geld bewaard werden, was van hout /ervaardigd, stevig met ijzer beslagen, met aan de voorkant het pauselijke wapen bevestigd (de sleutels van Petrus kruiselings over elkaar gelegd).

Wie was Tetzel?

Johan Tetzel was de zoon van een goudsmid uit Leipzig. Hij had in zijn geboortestad gestudeerd en er in het jaar 1487 de graad van geletterde bekomen. Daarna was hij toegetreden tot de orde der Dominicanen. Als aflaatprediker was hij zeer bedreven. Hij verdiende er dan ook een goed inkomen mee. Per maand leverde het tachtig gulden op;

al zijn uitgaven werden vergoed uit de opbrengsten, een rijtuig en drie paarden stonden tot zijn beschikking en tenslotte bleef er dan nog heel wat aan zijn vingers kleven. Tetzel was derhalve een vermogend man geworden.

In elke stad werd Tetzel met veel ceremonie ingehaald. Onder klokgelui werd hij door een feestvierende menigte naar de kerk geleid. Staande op een verhoging, overdekt met kostbare kleden, sprak hij dan het volk toe. Hieronder geven wij enkele uitspraken van hein weer:

„Aflaten zijn de kostelijkste en edelste van Gods gaven".

„Komt slechts en ik zal u brieven geven, behoorlijk gezégeld, waarmede zelfs de zonden, die gij voornemens zijt te doen vergeven kunnen worden".

„Ik zou mijn plaats in de hemel niet willen ruilen met die van Petrus, want ik heb meer zielen behouden door mijn aflaten, dan de apostel met zijn preken". Sommige delen van zijn toespraak werden met donderende stem uitgeschreeuwd, zodat zijn toehoorders sidderden en beefden. „O dom en redeloos volk, dat de genade niet beseft, u zo ruim aangeboden! Nu is de hernel overal wijd opengezet! Weigert gij daar binnen te gaan! Wanneer zoudt gij er dan willen komen? Nu kunt ge zoveel zielen verlossen. Me, t enkele duiten kunt gij uw vader verlossen uit het vagevuur en gij zijt ondankbaar genoeg hem niet te helpen. Ik zal gerechtvaardigd worden op de dag des oordeels, maar gij, gij zult strenger gestraft worden, omdat ge zulk een zaligheid versmaad hebt".

Tetzel was dus een buitengewoon handig afzetter en bedrieger. Luther noemde hem terecht een „grote beurzen-dorser, die zo knap met de vlegel kan spelen, dat hij ieder het geld uit de zak klopt". Meestal werkte Tetzel naar een klimax toe. Na enige weken begon hij dan te dreigen dat hij het aflaatkruis zou neerleggen en de open deuren des hemels sluiten. Het zou dan wel nooit meer gebeuren dat de vergeving der zonden en het eeuwige leven voor zulk een geringe prijs te verkrijgen waren. Er was geen hoop, dat nog eens ooit, zolang de wereld bestond, een dergelijke vrijgevigheid van de pauselijk stoel zou worden betoond. Het gehoor werd vermaand op zijn eigen zaligheid bedacht te zijn, alsmede op die van overleden vrienden. Nu was het de tijd des heils en de welaangename tijd, ach, dat toch niemand de zaligheid van zijn ziel zou verzuimen.

Niet iedereen liet zich echter een rad voor ogen draaien. Het aantal personen dat onvrede had met de hele kramerij groeide. Met onbehagen zagen velen hoe enorme sommen de grens overgepompt werden en in de bodemloze Romeinse putten verdwenen. Het geld kon gebruikt v/orden voor de bouw van de St. Pieter, voor feestjes, voor jachtpartijen, voor kostbare gewaden en voor de inrichting van de paleizen van hoge geestelijken. Ook raakten verhalen bekend hoe de aflaatpredikers zelf met spotzucht het goedgelovige volk bekeken.

31 oktober 1517: protest tegen de aflaat

Als Luther dan ook op 31 oktober 1517 openlijk protesteerde tegen de aflaat, vertolkt hij daarmee wijd verbreide gevoelens van weerzin over deze brutale praktijken. Lieden als Tetzel briesten echter van woede. Hij schreef zijn eigen stellingen tegen die van Luther, die hij in januari 1518 verdedigde in Frankfort a/d O der. Eén van deze stellingen luidde: „Al wie durft zeggen, dat de ziel niet uit het vagevuur opstijgt, zodra het geld in de kist rammelt, die dwaalt".

Bij de paus viel Tetzel in ongenade nu de geldbron opdroogde. Bovendien werd hij er ook van beschuldigd een deel van 's Pausen geld achterover te hebben gedrukt. In de mening Luther hiermee tegemoet te komen, werd Tetzel verbannen naar een eenzaam klooster. Daar werd de man ziek van teleurstelling en verbittering. Zijn vroegere vrienden keken niet meer naar hem om, maar Luther schreef hem nog een troostbrief. Plet ging de reformator niet om personen, maar om de zaak van de aflaat. Niet lang daarna stierf Johan Tetzel. 31 oktober 1517, de dag der Hervorming.

Luther slaat zijn 95 stellingen vast aan de deur van de slotkapel te Wittenberg, Het is een uitnodiging tot een openbaar gesprek over de aflaat. Luther keert zich tegen de ergerlijke toestanden in de aflaathandel. De positie van de paus, en van de gehele kerkelijke hiërarchie houdt hij zorgvuldig buiten schot. Ook valt hij de belangrijkste leerstukken van de kerk niet aan. In dit stadium van zijn optreden gaat het er hem al-

leen om de kerk te zuiveren van de ergste wantoestanden in het bijzonder met betrekking tot de aflaathandel. Enkele stellingen kunnen dat duidelijk maken:

Stelling 71: Wie de waarheid van de pauselijke aflaat weerspreekt, die zij vervloekt.

Stelling 29: Wie is er zeker van dat alle zielen in het vagevuur verlost willen worden.

Stelling 61: Want het is duidelijk, dat voor kwijtschelding van straf en vrijspraak in bepaalde gevallen de macht van de paus alleen voldoende is.

Maar de kern van de zaak, die in de komende jaren verder ontwikkeld zal worden, is aanwezig als Luther in stelling 62 schrijft: De ware schat der Kerk is echter het heilig evangelie van de heerlijkheid en de genade van God. 31 oktober 1517 is dus een aarzelend begin geweest van de Hervorming. Luther heeft ook nooit de vooropgezette bedoeling gehad een schisma uit te lokken en leider te worden van een eigen kerk. Dat wordt hem wel eens verweten van de zijde van roomse geschiedschrijvers. De heerszuchtige Luther wilde hogerop komen, hij streefde naar macht en eer en zou dat op deze wijze willen bereiken. Het tegendeel is waar. Luther heeft juist een zeer zwaar en moeite vol leven gehad, doordat hij een weg bewandelde waarop hij gedreven was. En hoe heeft de hervormer niet geprobeerd de kerk van binnenuit te zuiveren van de dwalingen? Pas als dat riet lukt komt het tot een openlijke breuk. De gang van de hervorming is dus een wonderlijke gang geweest. Elke keer weer boeit haar historie. Luther zelf beseft dat hij niet meer dan een hulpmiddel was. Aan het eind van zijn leven schrijft hij daarover:

„De wereld zal niet te gronde gaan, wanneer broeder Martinus te gronde gaat". „Zal het niet door mij, dan zal Hij het door iemand anders volbrengen". „Het is een wonderlijk God! Wij kunnen daarover niet spreken, want het heet (Ex. 33 : 23): e zult mijn aangezicht niet zien, wat Ik in de zin heb, zult gij niet weten; ge zult mijn achterste delen zien, wanneer Ik het gedaan heb, zult ge het aanschouwen, niet eerder. Wie had ooit gedacht, dat in Germania zulk een verachting van de paus zou groeien? "

„Ik beken vrijuit, dat ik niet deze zaken niet opzettelijk begonnen ben, het is alles divino consilio (naar Gods raad) geschied".

De reformatie is een groot goed geweest. Met dankbaarheid mogen wij deze gebeurtenis uit het verleden herdenken. Vandaag aan de dag zijn de beginselen waaruit de reformatoren hebben geput, opnieuw in diskrediet geraakt. Wie de reformatie echter recht wil doen, laat bet Woord spreken, bedrijft geen politieke prediking en brengt geen louter horizontalistisch evangelie.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1979

Daniel | 24 Pagina's

LUTHER, TETZEL en de AFLAAT- HANDEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1979

Daniel | 24 Pagina's