Kennedy: trouw pastor, praktisch theoloog (II)
Vorige week zagen we dat de predikant van Schotse afkomst, Hugh Kennedy in 1737 aan de Schotse gemeente van Rotterdam werd verbonden. Tot aan zijn overlijden in 1764 zou hij hier predikant blijven hoewel hij verschillende beroepen naar Schotland kreeg. In zijn Rotterdamse periode toonde Kennedy zich niet alleen een vriendelijk en bewogen pastor maar ook een bijzonder prediker.
Voor velen zijn de preken van Kennedy nog altijd van grote betekenis, ook al zijn ze nog maar moeilijk te verkrijgen, zoals we al eerder hebben gezien. In 1748 komt er een bundel uit die opgedragen wordt aan Willem-Karel Hendrik Friso, prins van Oranje en prinses Anna, kroonprinses van Groot-Brittannië. Kennedy verontschuldigt zich dat hij zonder toestemming te vragen deze prekenbundel opdraagt aan de prins en de prinses, maar hij weet dat hun ijver voor de godsdienst groot is en daarom durft hij het te wagen.
In de bundel zijn vijf preken opgenomen. De eerste zijn we al eerder tegengekomen en gaat over 1 Cor. 1:22,23. Verder zijn er preken over Matth. 11:28, Rom. 8:1, Philipp. 1:27, en 1 Sam. 12:24,25. Waartegen hij vooral toornt zijn de volgende punten: a. Er zijn grote afwijkingen in de kerk, zoals het weglaten van Christus' werk van verzoening door voldoening, de Persoon van Christus en Zijn Ambt. b. Hij constateert het opkomen van een nieuw legalisme en daardoor wordt het evangelie in een nieuwe wet veranderd. c. De hoogmoed van de mens komt op de troon en daaruit komen vreemde opvattingen naar voren. d. Het verbond der genade wordt conditioneel (voorwaardelijk) opgevat. e. De dwaling van het pelagianisme is sterk in de kerk en daarom bestaat er weinig aandacht voor de Christus. f. Gemakkelijk kan Christus worden verloren in het evangelie, ook al leeft men onder een belijdenis der waarheid. g. De grote leerstukken uit het christelijk geloof worden afgedaan als dwaasheid en geestdrijverij (bij dit laatste • doelt hij zeer waarschijnlijk op wat velen hebben op te merken over de geestelijke opwekking die zich in zeer verscheidene delen van de wereld voordoet).
Zelfonderzoek
Het valt ons op dat Kennedy zijn tijd goed verstaat. Hij staat er in veel opzichten kritisch tegenover vooral omdat de Christus niet meer in het middelpunt van de prediking staat. Hij ziet in Frankrijk een groot gevaar voor de vrijheid van de geloofsuitoefening. Het huis van Oranje heeft in beslissende tijden zoals in 1672, I6S8 en 1714 veel mogen betekenen zowel voor Groot-Brittannië als voor de Nederlanden. Hij roept op tot zelfonderzoek.
Hij vraagt zich af wat de oorzaak is van de twist die de HEERE heeft met Zijn volk en kerk. Als een volk slecht leeft, heeft dat ook gevolgen voor de regerende vorsten en hier haalt hij als voorbeeld aan de vrome koning Josia. Deze brengt een reformatie tot stand onder Juda en doet de afgoderij weg, maar toch sterft hij als Farao Necho van Egypte tegen hem optrekt. Hoe komt dat? De Bijbel zegt: omdat de HEERE Zijn brandende toorn niet heeft laten varen. Zo gaat het ook nu. Als God nu de zonden gaat straffen dan moeten wij een ark hebben waardoor wij gered kunnen worden, namelijk Jezus Christus.
De bevinding speelt in zijn preken een erg grote rol. In de preek over Rom. 8:1 zegt hij in de toepassing dat wij voortdurend moeten proberen bevrijding van verdoemenis te vinden en vereniging met Christus te verkrijgen. Wie de genade heeft ondervonden, zal er niet gemakkelijk toe komen om te zondigen! Alle preken die zijn uitgegeven, zijn door twee van zijn kerkeraadsleden vanuit het Engels in het Nederlands vertaald en wel door Willem Hoog en Jacobus de Koning, later speelt ook Cornells Brem in dit opzicht een rol.
Opwekking te Nijkerk
Zeer grote bekendheid heeft Kennedy gekregen door zijn standpunt inzake de zogeheten Nijkerkse beroeringen. Met grote inspanning heeft hij met name in twee verdedigingsgeschriften aangetoond dat het gaat om een werk van de Heilige Geest. Vooral in zijn tweede geschrift heeft hij het opgenomen tegen niemand minder dan prof. J. van den Honert van Leiden die met vele anderen geen goed woord over had voor wat in Nijkerk en andere plaatsen was gebeurd en dat ook in allerlei brieven en andere geschriften liet uitkomen.
Wat is er in Nijkerk gebeurd? In deze gemeente staat naast ds. Roldanus sinds kort ook ds. G. Kuypers. Als hij zijn werk gaat beginnen is de toestand allerminst rooskleurig. Hij noemt Nijkerk „een dorre beenderen vallei" en als hij het over de kerkeraad heeft, horen we hem het volgende zeggen: „De kerkeraad ging uit de kerk voort naar de herberg en naer de Kolfbaen". Al vrij vlug gaat Kuypers wekelijks catechisaties houden die zich in een grote belangstelling verheugen. In 1749 komt iemand onder een preek van ds. Roldanus tot jammeren en luidkeels roepen. Het betreft een oudere vrouw. Maar er gaat nog veel meer plaatsvinden.
In november 1749 preekt ds. Kuypers over ps. 72 vers 16: „Is er een handvol koren op de hoogten der bergen, de vrucht daarvan zal ruisen als de Libanon". Er komt nu een grote beroering in de kerk en „traanenbeeken wierden er gestort". Er ontstaat een geestelijke opwekking die zich ook voortzet in naburige gemeenten zoals Putten op de Veluwe, Soest en Huizen, maar het gaat nog veel verder. Heel kerkelijk Nederland komt in rep en roer. Voor- en tegenstanders laten het ene na het andere pamflet het licht zien.
Kuypers schrijft een verantwoording en later nog een apologie. Hij gaat in op de emotionele voorvallen en de verschijnselen die er mee gepaard gaan en zegt dat hij deze niet heeft aangemoedigd. Dat laatste blijkt ook uit de besluiten die de kerkeraad van Nijkerk neemt om het emotioneel reageren op preken van predikanten in de kerk tegen te gaan.
In 1752 doen zich dezelfde verschijnselen voor in Zuid-Holland, met name in de Alblasserwaard en Pernis, maar ook in Utrecht, Overijssel, Drente en zelfs in Groningen. Midden in de polemiek mengt zich nu ook Kennedy en hij laat in zijn verdediging van het werk des Heiligen Geestes tegen een naamloos schrijver die zich Aenmerker noemt, zien dat hij niet heeft kunnen zwijgen als het gaat om de zaak van het koninkrijk Gods. Hij heeft scherpe kritiek op wat de Aenmerker zegt over het gebeurde in Nijkerk. Waarom probeert Aenmerker het werk Gods in diskrediet te brengen? Er is een duidelijk verband tussen wat zich al eerder in Schotland heeft afgespeeld, in Cambuslang bij Glasgow, en het gebeurde in Amerika. Kennedy getuigenissen van hen die erbij betrokken waren in „Geloofwaardig en kort Verhaal van 't Heerlijke WERK GODS, geopenbaart in de overtuiginge en bekeeringe van een groot getal van Zielen in de gemeente van Cambuslang en in andere plaatsen van Schotland." De voorrede is gedateerd 20 april 1743. Als we weten dat ds. Kuypers ook contacten heeft gehad met Schotland en Kennedy de gebeurtenissen bij de opwekkingen in Schotland bekendheid heeft gegeven in Nederland en dat zijn boekjes daarover veel gelezen zijn en diverse drukken hebben beleefd, dan ligt het voor de hand om aan te nemen dat er een grote mate van overeenkomst is tussen het werk Gods in Schotland en Nederland.
In 1750 en 1752 heeft Kennedy ook een verslag gegeven aan vrienden in Engeland en Schotland van de opwekking op de Veluwe en andere plaatsen. Als hij het heeft over Kuypers' werk, zegt hij dat dat voorbereidend heeft gewerkt op de opwekkingen. In de eerste plaats zijn dat de wekelijkse catechisaties (fellowship-meetings) geweest. De mensen krijgen een groot verlangen naar de prediking van Gods Woord. Hij beschrijft ook dat men bij een preek van Kuypers over ps. 72:16 in beweging komt.
Grote ontroering en veel tranen zijn het gevolg, maar ds. Kuypers weet zijn gemeenteleden op te vangen. Hij praat met hen en catechiseert over de gehouden preken. Hij geeft vermaning en troost. Ook over wat er in de Alblasserwaard en Aalten is voorgevallen, geeft Kennedy een verslag. Hij kan niet anders dan tot de conclusie komen dat het gaat om een werk van God dat niet kan worden afgedaan met enthousiasterij of mystiekerij en hij geeft daarvoor ook zijn argumenten.
Beoordeling
Als we tot een voorzichtige beoordeling willen komen, moeten we opmerken dat het niet aangaat om te denken aan een zekere overeenkomst tussen Kuypers en Schortinghuis met zijn boek „Het innige Christendom". Waarom niet? Omdat zowel Kennedy alsook Kuypers contacten heeft gehad met ker zegt over het gebeurde in Nijkerk. Schotland en verder dat de "publieke caWaarom probeert Aenmerker het werk techisaties wijzen op de „religious ExerGods in diskrediet te brengen? cises" en terecht heeft prof. Nauta daar op geattendeerd. Interessant is hierbij op te merken dat een man als THeodorus van der Groe, die toch ook gestreden heeft tegen een star en levenloos christendom, zeer kritisch spreekt over de opwekkingsbewegingen uit zijn tijd. Hij heeft het over „heilloze Pelagianerije aan de eene, en tegen allerhande soort van bedorven Enthusiasterije aan de andere zijde; welke men niet slechts bedektelijk in onze Gereformeerde Kerke hoe langer hoe meer ziet inkruipen, maar ook zelfs bijzonderlijk het hoofd opsteken, tot een volkomen verderf, beide van de Waarheid en van de Godzaligheid, de twee vaste zuilen, waar het Christendom op gebouwd is." Deze uitspraak komen we tegen in zijn Toetssteen der ware en valse genade, in de voorrede. Hij schrijft deze in 1752, dus vrij kort na de beroeringen in Nijkerk en het is bijna zeker dat hij hier mede het oog op heeft gehad. Toch is er een verklaring voor dat hij aan de ene kant dezelfde strijd voert als Kennedy, Kuypers en anderen tegen een alleen maar uiterlijk aanvaarden van de belijdenis zonder dat dat gevolgen heeft voor het geestelijk leven des geloofs en aan de ander kant sterk gekant is tegen alles wat met opwekking en enthousiasme te maken heeft.
Als we weten dat de Erskines in Schotland eerst veel op hadden met George Whitefield, de grote opwekkingsprediker, die ook in Cambuslang voor duizenden en nog eens duizenden heeft gesproken en het Avondmaal bediend, later zich sterk tegen hem hebben gekeerd, omdat Whitefield niet alleen voor de Seceders, maar ook voor de Church of Scotland wilde optreden en hem zelfs aan de duivel prijsgaven en Van der Groe in de vertaalde werken van de Erskines voorredes heeft geschreven, dan valt het te begrijpen, dat ondanks het feit dat ook hij vele contacten met Schotse schrijvers heeft gehad en hen in Nederland bekendheid gegeven, hij toch bezwaren had tegen de opwekkingen die hij als „enthosiasterije" afdeed.
Rechtvaardiging
Kennedy heeft ook veel mogen betekenen in een strijd over de rechtvaardiging. Wat is het geval? Ds. J. J. Brahé uit Vlissingen stelt dat de rechtvaardiging plaats heeft niet na het geloof, maar vóór het geloof. Het geloof is niet anders dan een middel dat degene die gerechtvaardigd is, verzekert van zijn rechtvaardiging. Hierover zijn veel pennen in beweging gekomen en ook Kennedy heeft zich in een geschrift „God die den godloozen Regtvaerdigt" met een daarbij gevoegde verhandeling over 2 Cor. 5:21 daarover uitgelaten en zo veel bijgedragen tot de oplossing van deze moeilijke kwestie.
Hij stelt dat het geloof geen verbondsconditie is, maar een belofte van het verbond. Er dient onderscheid gemaakt te worden, aldus Kennedy, tussen verbondsgewijze rechtvaardiging en een persoonlijke rechtvaardiging. Omdat het geloof een onderdeel is van de heiligmaking, kan het niet een voorwaarde zijn W. Schortinghuis voor de rechtvaardiging. In „het uur der minne", krijgen we deel aan Christus en het geloof geeft ons aandeel aan Christus om Hem toe te passen in ons leven. Het geloof neemt de gerechtigheid Gods aan. Het is een gave van God.
In zijn verhandeling over 2 Cor. 5:21 gaat hij daar nog nader op in. Hij ziet een verschil tussen rechtvaardiging en heiliging. Bij de rechtvaardiging zijn geen trappen, maar bij de heiligmaking wel. De uitverkorenen zijn niet alleen als rechtvaardigen gerekend, maar ze zijn ook de gerechtigheid Gods. De beste theologen, aldus Kennedy, hebben de rechtvaardiging van eeuwigheid voorgestaan.
Hier staat hij op hetzelfde standpunt als Alexander Comrie, een andere predikant van Schotse afkomst, die ook in deze strijd een rol heeft gespeeld. De heiligheid en de gehoorzaamheid zijn geen voorwaarden voor de rechtvaardigmaking, maar ze komen op de weg der zaligheid voor. Het Biografisch Woordenboek voor Prot. Godgeleerden zegt dat het geschrift van Kennedy veel heeft bijgedragen tot bevrediging van de strijdende partijen.
Betekenis
Na een getrouw pastoraat van 27 jaar, overlijdt Kennedy op 3 dec. 1764 in de leeftijd van ruim 66 jaar. In de Boekzaal uit dat jaar vinden we een korte levensbeschrijving en een gedicht gemaakt tot zijn nagedachtenis. We lezen dat hij getrouw in zijn gemeente heeft gewerkt en veel gestreden heeft voor de zuivere bediening van Gods Woord en voor de vrije en souvereine genade van God.
Kort voor zijn sterven heeft hij nog gepreekt over Philipp. 3:20,21 en Job 14:14. De laatst genoemde tekst zegt: „Als een man gestorven is, zal hij weder leven? Ik zou al de dagen mijns strijds hopen, totdat mijn verandering komen zou."
Zo heeft deze predikant ervan geweten hoe een dienaar van God heeft te strijden en te lijden, naar binnen en naar buiten, maar ook dat er een zalig sterven is voor hén die tot de dood trouw blijven aan hun roeping. Op 12 dec. 1764 houdt Kennedy's collega W. Walker een preek over Hand. 20;36,38, waarin het gaat over het afscheid dat Paulus neemt van de ouderlingen van Efese en de droefheid waarmee dat gepaard gaat. Het overlijden van Kennedy wordt door kei keraad en gemeente diep betreurd, on: dat een man met zo'n grote gaven he nu door de dood is ontnomen.
Maar niet alleen is Kennedy ee trouw pastor geweest in zijn gemeente ook in geleerdheid heeft hij zijn spore mogen verdienen en dat is niet onopgc merkt gebleven. In 1763 is hij met ee eredoctoraat begiftigd door de univers: teit van Aberdeen. De grote betekeni van Kennedy is gelegen in zijn pastoraal binnen de gemeente van de Schotse ker van Rotterdam, maar ook naar buite toe, vanuit de vele geschriften die hij hc licht heeft doen zien.
In een tijd waarin dorre verstandelijk heid de boventoon voerde en waarin weinig of geen aandacht bestond voo het werk van de Heilige Geest in de harten van de gelovigen, heeft hij dat laatst weer met kracht naar voren gehaald Ook heeft hij gezorgd dat werken van Schotse schrijvers in het Nederland werden vertaald en schreef ook divers voorredes waarin hij de betreffende boeken hartelijk aanbevolen heeft aan de pers. Hij is ook een intiem vriend geweest van Alexander Comrie, een man die ook van grote betekenis is geweest voor Nederland, maar meer theoloog was dan Kennedy.
Wat tenslotte de opwekkingen betreft moeten we opmerken dat ze nooit van blijvende aard zullen zijn, maar dat hun waarde hierin gelegen is dat het geloof een levend geloof is gebleven en blijven mag binnen de kerk en dat de gevaren van de verstandelijke prediking en de daarmee samengaande zakelijke beschouwing van de belijdenis en als gevolg daarvan vaak het loslaten van de kenmerkende geloofswaarheden, onderkend zijn.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 mei 1983
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 mei 1983
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's