De mens, zomaar een voorbeeld
De nieuwe passie van Ruud Lubbers is het milieu. Of beter gezegd: dit was zijn oude passie die soms ondergesneeuwd was geraakt. Na vijftien jaar inzet voor het Handvest van de Aarde verheugt hij zich in meer aandacht voor klimaatverandering. „Ik ben altijd idealist geweest. Al in de jaren 60 maakte ik me druk over het milieu.
Het lopen wordt lastiger. Zijn ene voet valt af en toe opzij. Het best kan hij maar ferm doorstappen. „Naar het busstation wandelen, dat gaat prima.”
Pardon, busstation? Lubbers had toch zijn elektrische auto? Die raakte total loss, en toen besloot de oud-premier geen nieuwe meer te nemen. Hij reist nu met bus, trein en metro. Op een ov-kaart voor „bejaarden”, zoals de 76-jarige zelf zegt.
Of hij het niet lastig vindt te worden herkend, vraagt zijn omgeving bezorgd. Maar nee. „Dat is juist gezellig. En meneer Kok, hoe maakt u het, vragen mensen dan. Voor het geval het te leuterig wordt, neem ik wel altijd een boek mee. Ik moet nog even een hoofdstuk uitlezen, zeg ik dan.”
Ruud en Ria Lubbers wonen zeshoog in Rotterdam-Kralingen. Gedurende zijn dagelijkse uurtje op de hometrainer op het balkon ziet hij de globalisering letterlijk voorbijvaren.
Interviews geven doet hij niet graag meer. „Zijn woorden worden vaak verkeerd uitgelegd”, zegt Ria als haar man voor de fotograaf poseert.
Maar het moest er toch weer een keer van komen. Reden: het Handvest van de Aarde bestaat vijftien jaar. Zijn vele voordrachten sluit hij vaak af met de woorden van het handvest: „Tot slot wens ik u de vreugdevolle viering van het leven. Velen reageren dan verrast. Dan kun je erover doorpraten. Ik bedoel de viering van het leven niet plat, maar in harmonie met de schepping. Het is iets hogers; een wijding van het leven.”
Als jochie zwom hij in Kralingen in de rivier. Zijn eigen kinderen mochten het vervuilde water niet meer in. „En als ik vanuit militaire dienst contact met thuis had, zei mijn vrouw: Neem alsjeblieft een jerrycan water mee, want de thee hier is niet te drinken. Hiervoor ging ik de politiek in, aanvankelijk in de Rijnmondraad.”
Ook als ondernemer was hij met milieuproblemen bezig. „Kennen jullie de Club van Rome, vroeg ik mijn medewerkers. Nee? Dan moeten jullie vanavond televisie kijken. Dat was mijn eerste tv-optreden.”
Milieubewuste burgers leggen tegenwoordig zonnepanelen op het dak. Maar met vijf verdiepingen boven u lukt dat niet.
„Dat klopt. Maar indirect heb ik ze wel. Onze oudste zoon heeft in Spanje een bedrijf in zonnepanelen. Daarin heb ik een deel van mijn spaarpotje geïnvesteerd.”
De zeven grote industrielanden (G7) hebben afgesproken in 2100 geen fossiele brandstoffen meer te gebruiken. Is dat haalbaar?
„Het zal veel inspanning kosten, maar ze gaan ervoor. Ik denk zeker dat het haalbaar is. Mogelijk gaat het door technische ontwikkelingen nog wel sneller. Ik heb te veel gezien om uit te sluiten dat ooit de hele wereld draait op zonne-energie.”
Kunnen politici beloften doen die pas over 85 jaar worden ingelost?
„Politici hebben een verantwoordelijkheid voor de toekomst. Problemen als uitputting en klimaatverandering kun je zien aankomen. Het zou verkeerd zijn niets te doen.
Iets anders is dat woord belofte. Zo’n uitspraak van de G7 is nooit hard te maken. Het is een intentie: ze gaan zich ervoor inzetten. Noem het een missie of een roeping, maar geen belofte.”
U hebt weleens gepleit voor ”schoon fossiel.” Is dat een optie?
„In het Rotterdam Climate Initiative (RCI) vangen we de CO2 op. Op die manier kun je de uitstoot terugbrengen.
Van Steven Rockefeller begreep ik dat zijn hele familie –die zeer actief was in de olie– heeft besloten te stoppen met fossiele brandstoffen. Blijkbaar vertrouwen zij ”schoon fossiel” toch niet.
Het voordeel van wind- en zonne-energie is dat afval ontbreekt. Bij fossiele verbranding heb je die altijd. En bij nucleaire verbranding komt daar het veiligheidsprobleem bij.
Als hoogleraar globalisering houd ik al twintig jaar de ontwikkelingen bij. Ik moet zeggen dat kernenergie daar stroef uit komt. Maar nucleair is niet dood. De veiligheid moet en kan beter. Ik heb begrip voor de Duitse bondskanselier Merkel, die na de ramp in Fukushima koos voor de ”Atomausstieg”, hoewel die mij toch iets te absoluut is.”
Maandag viert u het vijftienjarig bestaan van het Handvest van de Aarde. Is er in die tijd iets veranderd?
„Nou, er komt steeds meer aandacht voor. Rond 2000 werd klimaatverandering niet als urgent gezien. En nu zie je dat twee grote vervuilers, China en de VS, in december in Parijs willen afspreken de CO2-uitstoot terug te dringen. Logisch, want in steden in China lopen mensen met mondkapjes op.
Voor mij begon dit onderwerp in 1971 bij het rapport van de Club van Rome. Daarna kwam in 1988 ”Our Common Future” van Gro Harlem Brundtland. Dat rapport beschrijft dat alle mensen afhankelijker van elkaar worden. Dat past in mijn visie dat de mensheid op weg is.
Ook in de kerk is er veel veranderd. Ik begon het eerlijk gezegd knap moeilijk te krijgen met Rome. Maar toen kwam ineens paus Franciscus, die ik als een godsgeschenk beschouw. Ik ben ook heel blij met zijn encycliek over het milieu. Op weg naar de klimaatconferentie in Parijs wijst hij daarin op het Handvest van de Aarde.”
Nu ben u idealist. Als premier stond u voor ”no-nonsense”. Vanwaar die verandering?
„Ik ben altijd idealist geweest. In de jaren 60 behoorde ik tot de generatie die zich druk maakte over het milieu. Mijn tweede kabinet met de VVD is hierover gevallen.
No-nonsense staat voor gezond verstand. Je moet dat zien tegen de achtergrond van de beschermende ideologie van vakbonden en werkgevers. Daar zette ik nuchterheid tegenover. Dat is me altijd goed bevallen.
Religieus gezien is die koerswijziging er misschien wel. Toen ik in de politiek zat, had ik onvoldoende tijd voor reflectie.”
U zei voor uw terugtreden in 1994 dat u zou gaan bidden en mediteren. Is dat gelukt?
„Niet in die vorm, nee. Daar ben ik te doenerig voor. Ik ben wel gaan studeren. Ik werd weer die boekenjongen, zoals mijn vader zei. Zo volgden het hoogleraarschap globalisering en andere deeltijdbanen.
In dat werk ontmoette ik veel mensen die zorgden voor ethische impulsen. Sommigen van hen zeggen dat je zonder dagelijkse meditatie geen harmonieus leven kunt leiden, maar mij is dat toch gelukt. Ik ben wel altijd gelovig gebleven.”
Na uw afscheid als premier in 1994 volgden er twee paarse kabinetten, zonder CDA. Wat ziet u als het kenmerkende verschil?
„D66-oprichter Hans van Mierlo was een goede vriend van mij. Hij vond dat geloof niet in de politiek thuishoort. Ik sta daar heel anders in. Religie moet je niet uitbannen; die is zo ingebakken in de mens.
Met een glimlach zie ik nu dat D66 samenwerkt met twee protestantse partijen.
Vroeger waren er wel mensen die zeiden dat het uitbannen van religie vooruitgang zou brengen. Nu hoor ik dat niet veel meer.
Ik zeg: laat ieder zijn eigen bijdrage leveren. De bijdrage van de christendemocratie is dat mensen een boodschap aan elkaar hebben. Kennen wij dat vanuit de kern van de Bijbel? Precies, de liefde. Ik zie dit beginsel ook steeds meer buiten het christendom. De politiek heeft ook een boodschap aan die liefde, maar kan ze niet regelen.”
Langdurige voorkeursbehandeling kan leiden tot de beroepsziekte van politici: het ”hoogmoedsyndroom”. Dat schrijft de politicus en psychiater Lord David Owen in zijn boek ”Zieke wereldleiders”. Herkent u dat?
„Het doet me denken aan wat mijn goede vriendin Marga Klompé me in 1982 zei toen ik na de installatie een borreltje bij haar ging drinken. Vlak voordat ik wegging, trok ze aan mijn jas en zei: „Ruud, vandaag is het bederf begonnen. Ik wist dat het in je zat premier te worden, en misschien ga je nog wel door met een volgend kabinet. Maar zodra mensen je naar de mond gaan praten, moet je in de spiegel kijken en vragen of je echt altijd gelijk hebt. Beloof me dat je op zo’n moment stopt.”
Het ging goed: we kregen twee keer 54 zetels. Maar toen een CDA-Kamerlid eens zei: „We rule this country”, schrok ik daarvan.
Die boodschap van Marga Klompé heeft ertoe geleid dat ik tijdens mijn derde kabinet tegen mensen heb gezegd dat ik iets anders zou gaan doen.”
Na die gloriejaren kwam de tegenwind; bij de Europese Commissie, de NAVO en de VN. Heeft dat u ooit gedeprimeerd?
„Ik moet weleens hebben uitgestraald: wat is mij allemaal aangedaan? Maar vrienden zeiden: Let toch op wat voor mooi leven je hebt, met kinderen en kleinkinderen.
De kandidatuur voor de Europese Commissie was er op verzoek van de Spaanse premier Felipe Gonzalez. Ik vond dat hij dat zelf moest doen, maar met anderen sprak hij toen al over mij. Maar de Duitse bondskanselier Helmut Kohl zag dat niet zitten.
Dat ik naar de NAVO zou gaan, was het plan van Hans van Mierlo. Ik zei tegen hem: Je weet toch dat ik liever zelf dingen doe, en niet onder de Amerikanen wil werken. Dat ik het niet werd, was daarom alleen jammer voor hem.
In zulke situaties moet je andere dingen zoeken om positieve energie te houden. Dat ben je verplicht aan je omgeving en aan je eigen waardigheid. Uiteindelijk moet ik zeggen: Ik zie niet om in wrok. Ook niet naar Helmut Kohl.
Die tegenwind heeft me geen depressies bezorgd. Wel heb ik ervan geleerd. De media bijvoorbeeld vermijd ik liever. Een paar jaar geleden werd mij in de mond gelegd dat er kernwapens op Volkel liggen. Maar dat was een interpretatie van mijn woorden. Tegenover journalisten zei het openbaar ministerie dat het zou onderzoeken of ik een staatsgeheim had geschonden. Een halfjaar later kwam er –zonder excuses– uit dat het OM niet bevoegd was. Nou, dat had die persofficier dan wel direct kunnen zeggen.”
Liggen uw memoires nog in een kluis?
„Tijdens mijn premierschap heeft Theo Brinkel materiaal verzameld met als werktitel: ”7777 dagen in Den Haag”. Anderen gaven het advies het even te laten rusten. Nu is Carla van Baalen van het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis ermee bezig. Dat zou een boek kunnen worden.
Ik zit niet te wachten op een biografie. Als er toch iets moet komen, zou ik het met een knipoog naar Teilhard de Chardin willen noemen: ”Het verschijnsel mens: zomaar een voorbeeld”. Ik was altijd een mens zonder pretentie.”
Zit er in uw lange cv ook een levenswerk?
Voor het eerst in ruim twee uur valt Lubbers stil. „Het is heel moeilijk iets te selecteren. Ik was met genoegen tien jaar lang ondernemer, toen mijn moeder dat vroeg na het plotselinge overlijden van mijn vader. Daarna volgden 7777 dagen in de politiek. Elk kabinet had zijn eigen verhaal.
Als ik er één punt mag uitlichten is dat de ”global zero”; de afspraak tussen Reagan en Gorbatsjov uit 1986 om de kernwapens terug te dringen. Daarin heb ik een rol gespeeld. Ik zie kernwapens –anders dan kernenergie—als puur onmenselijk.”
Neelie Kroes zei ooit: Hoe redt die man het altijd toch zonder horloge?
„Dat vroegen mijn kinderen ook weleens. Mijn antwoord was eenvoudig: omdat ik geen horloge draag, heb ik altijd wel een gevoel hoe laat het is.”
Levensloop drs. R. F. M. Lubbers
Rudolphus Franciscus Maria Lubbers (1939) was betrokken bij de Katholieke Volkspartij (KVP). Namens die partij trad hij in 1973 als minister van Economische Zaken toe tot het kabinet-Den Uyl.
Tijdens het kabinet-Van Agt was hij (vice)fractievoorzitter voor het CDA. Na het terugtreden van Van Agt in 1982 werd hij premier. Dat bleef hij tot 1994. Het CDA bleef onder hem steeds de grootste partij. Hij werd de langstzittende premier van Nederland.
Later werd hij hoogleraar globalisering in Tilburg en van 2000 tot 2005 was hij hoge commissaris voor de vluchtelingen voor de UNHCR.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juni 2015
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juni 2015
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's