Kerkenwerk vanuit de verwondering
Ds. J. van Dijken verlaat actieve dienst
Druppelsgewijs blijven predikanten terugtreden uit de actieve dienst. De eerste is dit jaar ds. Van Dijken uit Ridderkerk. Iemand die zich het juk van veel werk oplegt, maar zich tegelijk graag vrij voelt. Per 1 januari nam hij een tandje terug. Vanuit zijn nieuwe woonplaats Nieuw Vennep, waar al drie van zijn kinderen wonen, gaat hij straks bijstand in het pastoraat verlenen in omliggende gemeenten. Daarnaast hoopt hij voorlopig ook nog wat tijd te besteden aan Ridderkerk.
Ds. Van Dijken groeide op in een christelijk gereformeerd predikantsgezin. Deze omstandigheid speelde mee in zijn weg naar het predikantschap. “De geloofsbeleving van mijn ouders heeft indruk op me gemaakt. Ik merkte dat het echt was. Het raakte me. Het werk dat mijn vader deed, vond ik mooi. Het hield me bezig of ik dat zelf ook wilde doen. Tijdens mijn middelbare schooltijd ging het sterker leven: moet ik echt predikant worden? Dat kwam telkens terug. Mijn overtuiging dat God inderdaad wilde dat ik me liet opleiden voor predikant, werd steeds sterker. Op een gegeven moment was ik daar zo van overtuigd dat ik elders predikant zou zijn geworden als de weg naar Apeldoorn niet was open gegaan. Ik werd echter admissiaal student, en na vijf jaar studie begon ik als predikant te Dedemsvaart. In die plezierige gemeente met wijze ouderlingen heb ik veel geleerd. Met de gemeente daar hebben m’n vrouw en ik veel campingevangelisatiewerk gedaan. Contacten met mensen aan de rand van of buiten de gemeente heb ik altijd belangrijk gevonden. Zo ben ik zo’n tien jaar deputaat evangelisatie geweest en een poosje legerpredikant.”
Niet geboeid
Welke boodschap hebt u doorgegeven? Heeft daar een ontwikkeling in gezeten?
“Ik heb het Woord van God willen doorgegeven, en dat is heel gevarieerd. Mijn intreetekst uit Timotheüs heeft me altijd sterk beziggehouden: het Woord van God is niet geboeid. Predikers dragen boeien, ook die van hun eigen beperkingen. Maar het Woord gaat zijn gang en oefent kracht uit.
Het grootste verschil tussen mijn preken uit het begin en die van later is dat ik het toen meer had over hoe mensen hun geloof beleven, later heb ik preken vooral gezien als laten zien wie God is en wat Hij deed en doet. Daarin komt de mens uiteraard wel voor, maar niet centraal. Mensen moeten vooral oog krijgen voor wie de HERE is en zó met zichzelf bezig zijn. Ze moeten niet op zichzelf worden teruggeworpen. Waar het om gaat is dat wij mensen ons oprecht leren verwonderen over wie God is en wat Hij in Christus heeft gedaan en doet.”
Bij uw afscheid werd u op de classis behalve een mild ook een wijs karakter toegekend.
“Als ik wijs ben, dan ben ik het door schade en schande geworden. Ik vind het wel een groot woord, hoor. Dat zeg je niet van jezelf. Ik ben in ieder geval ook wel eens eigenwijs.
Het is waar dat ik geen scherpslijper ben. De verwondering waarover ik het had, maakt je bescheiden en mild. Ik heb ook geen moeite met verschillen binnen de bandbreedte van Schrift en belijdenis. Daar kom ik zo nog wel op terug.”
Niet genoemd werd dat u zich de kaas nu ook weer niet van het brood laat eten. U bent ook wel een tikje vasthoudend. Geworden?
“Ik vind het belangrijk dat we ons als kerken houden aan wat we onderling hebben afgesproken. Woord en belijdenis moeten mijns inziens dan ook echt functioneren. Maar ik vind niet dat we elkaar gedetailleerd de maat moeten nemen. Er is onderscheid tussen hoofd- en bijzaken, ook in de kerk. Ik denk ook dat we niet boven Woord en belijdenis uit moeten gaan. Ten aanzien van de toe-eigening van het heil denk ik dat we dat als kerken hebben gedaan in de relatie met Nederlands gereformeerden en vrijgemaakten. We zouden wel wat bescheidener mogen zijn. Het is toch niet zo dat God meer mensen tot het heil brengt in de Chr. Geref. Kerken dan elders? Niemand durft dat toch te zeggen? Ik vind het een beetje eng dat onze kerken van de toe-eigening van het heil zo’n enorm punt hebben gemaakt. Ook in de Chr. Geref. Kerk zelf zit immers een heel stuk ruimte en diversiteit. In het verwijt van verbondsautomisme zit heus wel iets waars, maar toch wordt er te gemakkelijk gezegd dat je er bij de vrijgemaakten wel bent na de doop. Wat minstens toch functioneert is dat volgens vrijgemaakten vanuit de persoonlijke beleving uit het verbond moet worden geleefd.
Als deputaat voor de eenheid van gereformeerde belijders heeft het onderwerp van de toe-eigening me ook wel eens vermoeid. Ik moet wel eens terugdenken aan de waarschuwing van ds. J. Plantinga, jaren geleden, toen de synode een nieuwe start maakte in de besprekingen met de vrijgemaakten: Moeten we hier wel aan beginnen? Wat is het perspectief? Kunnen we het maken de vrijgemaakten uiteindelijk teleur te stellen? De geschiedenis heeft hem gelijk gegeven. Helaas. Ik houd het liever bij de principiële overtuiging dat de kerk van Christus is, en niet van ons. Wat bij Hem hoort, moet ook in de kerk welkom zijn.”
Te gek
Bent u een praktisch georiënteerde predikant, of houdt u van studeren?
Wat zijn voor u de kernen van het ambt geweest?
“Prediking, pastoraat, catechese: daar bestaat het predikantswerk voor mij vóór alles uit. Ik studeer geregeld, maar dan vooral in het kader van deze taken. De praktijk is meestal leidraad voor waar ik meer over lees. Catechisatie vind ik zo belangrijk voor de contacten met jongeren dat ik die altijd aan alle groepen zelf geef. Hier in Ridderkerk is veel jeugd, die trouw is en positief. Het heeft me veel vreugde gegeven met hen het catechisatietraject te doorlopen en ik hoop daar nog even mee door te gaan.”
U bent naast uw werk in Ridderkerk en als consulent elders en allerlei deputaatschappen 18 uur per week pastoraal werker in Delft geweest. Hoe doet u dat allemaal?
“Ja, ik heb veel werk buiten de gemeente gedaan. De gemeente hier is niet zo groot. Ondanks dat delegeren geen sterk punt is van me, kan ik de hoeveelheid werk goed aan. De kerkenraad heeft me veel ruimte gegeven om mijn week in te richten. Ik schrik ook niet terug voor lange werkdagen. Vaak ga ik vroeg aan het werk en ga dan door tot ’s avonds laat.
Het werk buiten de gemeente vraagt natuurlijk energie, maar het geeft ook energie. Je doet nieuwe indrukken en ervaringen op. Ik denk dat het goed is voor elke predikant om iets naast het werk in de gemeente te doen.
Het werk in een tehuis in Delft begon kleinschaliger, maar breidde zich uit toen een collega ermee stopte. Ik voer daar pastorale gesprekken, leid gespreksgroepen en aangepaste kerkdiensten. Daarnaast kwam dan het werk in de vakante consulentsgemeente Capelle a/d IJssel, voor de deputaten eenheid en een korte tijd het SGJ-bestuur. Ik vind het leuk om veel te doen. Maar ik geef toe, bij tijden was het te gek. In sommige weken heb ik ook wel erg vaak bij de benzinepomp gestaan.”
Bijna 10 jaar in Dedemsvaart, 20 in Lisse en 10 in Ridderkerk. U bent behoorlijk honkvast voor een dominee. Zit daar wat achter? Hoe hebt u zulke lange dienstperiodes in een gemeente ervaren?
“Goed. In Lisse heb ik in al die jaren slechts een keer opgezien tegen een kerkenraadsvergadering. De sfeer is altijd goed geweest. Ik heb ook altijd overal vrij gemakkelijk binnen kunnen komen. Als je ergens wat langer blijft, leer je je mensen ook beter kennen. De gemeenten die ik heb gediend waren ook boeiende gemeenten. Lisse was heel gevarieerd. Je had er alle soorten mensen. Twintig jaar was voor mij niet te lang. Er was genoeg afwisseling. In al mijn gemeenten heb ik tot het laatst met plezier gewerkt en veel goeds ontvangen, zeker ook in Ridderkerk. Ik vind vier of vijf jaar in een gemeente erg kort. Verder zit er niets achter.”
Bouwen
Ik kan me zo voorstellen dat er mensen zijn die u wat ongrijpbaar vinden, moeilijk in een hokje te plaatsen. Hoe ziet u uw plek in de Chr. Geref. Kerken?
“Mijn vrijheid is me dierbaar. Ik vind het wel best dat mensen me niet in een hokje kunnen plaatsen. Ik houd niet van etiketjes, en dat is altijd al zo geweest. Ik probeer de plek die ik in de kerken krijg zo goed mogelijk in te nemen.
In de kerken heb ik veel goeds ondervonden. Ik heb veel goede ervaringen met mensen. Ik sta positief in de kerk. Natuurlijk weet ik ook wel dat de verschillen groot zijn. Misschien zouden de dominees eens samen een week op een onbewoond eiland moeten worden gedropt. In persoonlijke gesprekken blijk je vaak dichter bij elkaar te staan dan de buitenwereld denkt. Ik zie ook wel moeilijke dingen. Gemeenten zullen misschien te klein worden, andere zullen misschien te grote moeite krijgen met het kerkverband. Wat mij positief stemt is de wetenschap dat de kerk van Christus is. Hij zal Zijn gemeente bouwen. Daar heb ik alle vertrouwen in. Hoe het precies zal gaan met de Chr. Geref. Kerken, is punt twee. Maar zeker is dat ook zij tot de Kerk van Christus mogen behoren.”
Niels van Driel
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 januari 2008
De Wekker | 16 Pagina's