ROMEINSE OPGRAVINGEN IN ZWAMMERDAM
Marcus Gallius zette in de zomer van .... na Chr. voet aan wal in Minerva Pullum [?] een Romeinse naam voor Zwammerdam. Al weken daarvoor was hij uit Rome vertrokken om zijn vader in Germanië te bezoeken. Halverwege zijn tocht had hij aan een rivier, die de voor hem haast niet uit te spreken naam "De Rijn" droeg, een "lift" kunnen krijgen van een schipper, die behendig een enorme platte boot door de stroomversnellingen stuurde, een schuit van ruim 37 meter lengte.
Zo had het toen ongeveer gegaan kunnen zijn, als je de scheepsvondsten in Zwammerdam, die nu talrijke archeologen bezighouden, een beetje romantiseert. Maar anno 1974 valt er nog maar weinig te romantiseren.
Archeologen als professor dr. W. Glasbergen, drs. M. D. de Weerd, beiden verbonden aan het Instituut voor Pre- en Protohistorie te Amsterdam en ook scheepsarcheoloog G. D. van der Heide van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders bekijken de Romeinse schepen met nuchterheid, ongetwijfeld ook enthousiasme, maar zonder nostalgie.
Ze willen niet door de Romeinen in de boot genomen worden Van der Heide zegt: „Het gaat hier om een ontwikkeling van boomstamkano tot een meer gecompliceerd gebouwd schip. Wel waren het allemaal vrij ondiepe schepen, maar juist vanuit die ontwikkeling gezien zijnde vondsten in Zwammerdam uniek".
Volgens hem was er tot op heden over de scheepsbouw van het begin van de Jaartelling heel weinig bekend. Hij noemt de onverwachte confrontatie met schepen uit de tweede eeuw na Chr. een bijzonder gebeuren.
TE VUUR EN TE ZWAARD
Wat is er de laatste Jaren op het terrein van de Vereniging Johanna Stichting in Zwammerdam, waar nu de aannemers staan te dringen om verder te kunnen bouwen aan een tehuis voor geestelijk gehandicapte kinderen, allemaal gebeurd?
Er zit twintig eeuwen voorgeschiedenis aan vast.
Rond 47 na Chr, werd in Zwammerdam, toen de officiële Romeinse rijksgrens werd gelegd langs de Oude Rijn, een burgernederzetting gebouwd.
Gelijktijdig verrezen Romeinse castella in Valkenburg (ZH), Alphen en Utrecht.
In het ruige, lage land aan de Noordzee vonden de Romeinen het broodnodig om vanaf Vechten bij Utrecht 'tot aan de kust een linie van verdedigingswerken te hebben. De Batavieren waren er' ook nog en dat waren geen lieverdjes.
Dit bleek overduidelijk in het Jaar 69 toen tijdens de opstand ongeveer de hele verdedigingslinie werd verwoest.
Op de nog rokende puinhopen van de houten nederzetting in Zwammerdam bouwden de Romeinen kort daarna een castellum van steen. Ruim dertig jaar geleden
wees de archeoloog Byvanck al op de mogelijkheid, dat onder het twintigste eeuwse maaiveld nog wel eens een oud fort in de grond kon zitten.
Men kan veronderstellen, dat de „Hoogebrug" even ten westen van Zwammerdam een Romeins fort is geweest. Daar zijn talrijke overblijfselen van Romeins aardewerk, vooral uit de tweede eeuw, fundamenten van gebouwen en een dakpan met een stempel Legio I Minervia ontdekt", schreef hij.
Byvanck wist verder, dat het Eerste Legioen Mlnervia in die tijd deel uitmaakte van het leger van Neder-Germanië.
JUISTE VERONDERSTELLINGEN
In 1968 zette professor Glasbergen zijn spade in de historische bodem van Nigrum Pullum, dat naar men zegt zijn naam zou hebben te danken aan een uithangbord van een Romeinse herberg, „Het zwarte kuiken".
In de daaropvolgende jaren werd de veronderstelling van Byvanck bewaarheid. Er kwamen duidelijke resten van een Romeins castellum te voorschijn.
Een fort, dat volgens professor Glasbergen door bezetters van de Lage Landen in de derde eeuw moet zijn verlaten.
Ze mochten er dan wel vandoor, zijn gegaan, 1800 jaar later werd hun levenswijze door onderzoekers tot op het bot blootgelegd. Vestingmuren, grachten, aardewerk met stempels, dakpannen eveneens op Romeinse wijze van een stempel voorzien en zelfs een Zilveren denarius van Septimus Severus kwamen te voorschijn. Kortom, voor de archeologen bleef bijna niets verborgen.
Van de kaden van de voormalige bedding van de Oude Rijn werden in deze beginperiode al gedeelten opgegraven. Men vermoedde toen reeds, dat in de haven zo niet hele gezonken schepen, dan toch minstens grote fragmenten daarvan in de vochtige bodem bewaard zouden kunnen zijn gebleven.
Alweer een juiste veronderstelling van de heren archeologen, want in december 1971 kwam een vissersboot te voorschijn, die helaas bij dragline-werkzaamheden nogal zwaar was beschadigd. Kort daarna werd er weer een schip gevonden. Dit had de formidabele lengt van 23 meter.
Het was gezonken voor de aanleg van de .....[?]van het castellum en vermoedelijk daarna voor een deel gesloopt.
Voor professor Glasbergen cum suis was dit een geluk, want nu was niet alleen het houten benedendeel van een schip, maar bovendien een deel van de bovenbouw voorhanden.
Het was een eiken transportschip, dat steen had aangevoerd uit het Midden Rijngebied. Steen dat gebruikt was voor de fundering van het fort.
Romeinse gebruiksvoorwerpen, die gevonden werden, konden gedateerd worden rond 180 na Chr. Het schip had een platte bodem, hetgeen in verband met de ondiepten van de Rijn noodzakelijk was. Als nuttige lading kon het ongeveer 30 ton vervoeren. En gezien de omvangrijke plattegrond van het castellum, moet er in en om Zwammerdam in die jaren een druk scheepvaartverkeer zijn geweest.
WERELDSCHOKKEND
Vervolgens werden resten gevonden van een grenehouten schip, maar de gehele archeologische wereld schrok wakker, toen eind vorig jaar een schip werd blootgelegd, dat naar schatting een leng^te zal hebben van 37.60 meter.
Scheepsarcheoloog Van der Heide: „Omdat het schip schuin is weggezakt en voor een deel nog een meter of zeven diep in de grond zit, verwachten wij dat bij verdere ontgraving nog heel wat aan vondsten te voorschijn zal komen. Het is duidelijk, dat wat er nog aan voorwerpen in kan zitten, eveneens is weggezakt".
Of de gevonden schepen gezonken zijn als gevolg van een stranding door gebrek aan stuurmanskunst, trekt Van der Heide sterk in twijfel. „Ze lagen in een stuk van de oude Rijnbedding en het zou kunnen zijn dat ze opzettelijk tot zinken zijn gebracht omdat er een vijandelijke aanval dreigde. Zeker weten doen we dit echter nog niet".
Evenmin is het nog niet duidelijk hoeveel mensen dit grote schip kon bevatten. Wel is zeker, dat het afkomstig was uit Zuid-Duitsland.
„Onderzoek van het hout en van het breeuwwerk van de boot wezen in de richting van een Zuidduitse — zij het toen Romeinse — scheepsbouw", zegt Van der Heide.
Hij wijst er tevens op dat het wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan door het Instituut van Pré- en Protohistorie. De conservering echter komt voor rekening van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 maart 1974
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 maart 1974
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's