Overwegingen bij „Bewaar het pand”
Wie van de Gereformeerde Gezindte een groepsfoto maakt, loopt de kans nogal wat reakties op te roepen.
Dat is dan ook gebeurd, nadat dr. C. S. L. Janse een proefschrift schreef over die gezindte.
Eigenlijk gaat zijn proefschrift niet over het geheel van de gereformeerde groep in ons vaderland, maar over een deel ervan. Dat gedeelte namelijk, dat volgens dr. Janse behalve met „Gereformeerd" nader aangeduid kan worden met „bevindelijk".
Het gaat om de groep van kerken, die vanaf de Oud-Gereformeerden via de Gereformeerde Gemeenten loopt tot in de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Bond in de Nederlands Hervormde Kerk.
Reakties
De reakties zijn niet uitgebleven. Want wie zich op de foto meende te herkennen, voelde zich aangesproken. Wie enige vertekening ontwaarde, wilde de zaken recht zetten. Wie zijn eigen positie goed in beeld meende gebracht, nam de gelegenheid te baat om aan anderen nog eens duidelijk te vertellen: zo is het, en anders niet.
In bijgaand artikel gaat dr. Chr. Fahner in op een aantal zaken in verband met het boek „Bewaar het pand", in juni dit jaar door dr. C. S. L. Janse als proefschrift verdedigd. De schrijver van het artikel heeft zijn overwegingen niet als boekbespreking of recensie bedoeld; daarvoor zou een veel grotere ruimte nodig zijn en een behandeling, die een aantal lezers van Daniël niet zou aanspreken. Vandaar deze „Overwegingen", die zonder in technische kritiek te vervallen, de lezers een indruk willen geven van de inhoud van het boek.
Het boek van de hoofdredakteur van het Reformatorisch Dagblad werd op allerlei manieren gebruikt: sommige mensen lazen er meer in dan de schrijver wellicht bedoelde. Dr. Janse, die veel gegevens over de bevindelijk-gereformeerden verkreeg via een enquete van het R.D., kreeg in „zijn" krant al uitvoerig aandacht: een recensie door P. C. den Uil (die de beeldspraak van de groepsfoto overigens reeds gebruikte), een interview in de bijlage RD-Accent en bespreking van verschillende onderwerpen uit zijn boek in R.D.dochter Terdege.
Dat zijn nog maar een paar reakties. In de bladen van de verschillende kerken of groepen, die zich tot de besproken groep rekenen, kwam het proefschrift opnieuw aan bod. Zal het boek leiden tot een groter gevoel van saamhorigheid binnen de bevindelijk-gereformeerde gezindte? De tekenen daarvan zijn nog niet al te duidelijk. De groep mag dan als geheel besproken zijn, er is intern grote verscheidenheid, die in het verleden ook tot verdeeldheid leidde.
De bevindelyk-gereformeerde kring in een veranderde wereld
In feite is. het boek van dr. Janse niet zo zeer een foto, maar meer een film. Het biedt geen momentopname, maar geeft een ontwikkeling weer. In de ondertitel van het boek blijkt dat al: „De spanning tussen assimilatie en persistentie bij de emancipatie van de bevindelijk-gereformeerden". De drie moeilijke woorden in die ondertitel geven alle bepaalde processen weer: emancipatie is het proces, waarin een bepaalde groep in de samenleving posities bereikt, en recht verkrijgt, die ze tot dan toe niet had; assimilatie is het proces, waarin een bepaalde groep in de samenleving gelijkvormig wordt aan andere delen van die samenleving; persistentie is het proces, waarin een bepaalde groep in de samenleving zich houdt bij de eigen opvattingen en gedragingen, ook al verandert de samenleving. Welnu, de Nederlandse sa-
menleving is zeker na 1945 sterk verwereldlijkt (geseculariseerd), terwijl leden van de bevindelijk-gereformeerde groep tegelijkertijd zich in die samenleving nieuwe plaatsen verwierven. Dat leverde enige spanning op: tussen (gedeeltelijke) aanpassing en behoud van de (voormalige) traditie (denk aan iemand die door genoten onderwijs zo ver van zijn thuis afgroeit, dat hij ook de kerk van zijn ouders vaarwel zegt).
In een wereld vol van verandering op velerlei gebied staat dan de bevindelijkgereformeerde groepering met een eigen karakter, dat sterk de sporen van het verleden draagt. De studie van dr. Janse wil nagaan op welke punten de leden van die groepering veranderen in hun gedachten en gedragingen. Behalve literatuur van „buiten" (Tennekes, Nooy-Palm, Brunt, Van der Meiden) gebruikte hij voor het samenstellen van het beeld van de bevindelijk-gereformeerden ook literatuur van „binnen" en een enquete, die in 1981 door het Reformatorisch Dagblad onder scholieren, ouders en leraren gehouden is. Van de enquete, zegt' de schrijver, dat die niet een kompleet beeld kan geven (pag. 280-292), maar wel als illustratie kan dienen.
Een sociologische studie
Net zoals verschillende recensenten van het boek, zullen ook vele lezers van „Daniël" geïnteresseerd zijn in Janses antwoorden op vragen naar het goed of fout van bepaalde ontwikkelingen. Is het accepteren van verzekeringen en vaccinatie, zoals dat geleidelijk aan meer gebeurde, goed? Is volop meedoen aan het jeugdwerk goed, of moet thuisblijven de voorkeur hebben? Is „verlinksing" goed of is „verrechtsing" (iets dat dr. Janse niet bespreekt) beter?
Antwoorden op dergelijke vragen mogen echter in het kader van Janses studie niet direkt verwacht worden. Zijn proefschrift is sociologisch, het beschrijft opvattingen, gedragingen en veranderingen daarin. De vraag of die opvattingen, gedragingen en veranderingen theologisch te rechtvaardigen zijn is een andere kwestie. Als de schrijver aan het eind van zijn boek dan ook een aantal „beleidsaanbevelingen" doet, moeten die ook in sociologische zin verstaan worden. Dat wil zeggen, die beleidsaanbevelingen gelden voor wie zegt: „Zoals de groepering nu is, zo moet ze blijven". Toch blijken lezers van het boek niet gemakkelijk de verleiding te kunnen weerstaan om de beleidsaanbevelingen te lezen als adviezen om te behouden wat goed is. Janse zelf schrijft dat leidinggevenden in de bevindelijk-gereformeerde kring „er goed aan zouden doen om niet te gemakkelijk allerlei traditionele opvattingen en gedragingen als a-essentieel voor de eigen identiteit te presenteren" (274).
Jammer, dat de schrijver hier niet wat konkreter wordt, zodat de lezer zou kunnen vernemen wat dan wel essentieel is voor de eigen identiteit en wat als traditioneel beschouwd kan worden (dat wil niet zeggen verwerpelijk, maar tijdgebonden).
Wat is het „pand"?
Wat is in feite het pand, dat bewaard dient te worden? De studie van dr. Janse heeft als titel: „Bewaar het pand". Is dat pand gelijk aan de gewoonten, die o.a. onder het kopje „signalement" (pag. 69-70) beschreven worden of is het de „religieuze overtuiging" (pag. 92-96)?
De lezer van deze korte beschouwing voelt wel dat hier allerlei boeiende en belangwekkende vragen liggen, die te maken hebben met de levensstijl en de opvattingen van de bevindelijk-gereformeerden of delen van die groepering.
De groep - het bewaren - het pand
Ter afsluiting van deze overwegingen wil ik nog een drietal zaken aan de orde stellen. In de eerst plaats de groep. Die heet in Janses studie de „bevindelijk-gereformeerde" groepering. Daarmee is aangegeven dat niet alleen hoge waarde gehecht wordt aan het reformatorisch erfgoed, maar ook aan de persoonlijke doorleving van wat als waarheid beleden wordt.
De geloofservaring, die met het woord bevinding bedoeld wordt, kan niet in een sociologische studie gevat worden, zoals Janse in een interview ook aangeeft. Het is te verwachten, dat hoe groter het accent op de persoonlijke geloofservaring is, des te minder de betekenis geacht wordt van wat de bevindelijk-gereformeerden verdeeld
houdt. Bij allerlei inspanningen om de waarde van het Gode leven ook aan de geseculariseerde samenleving anno 1985 duidelijk te maken, kan het levend geloof mensen helpen om elkaar de broederhand toe te steken in plaats van achter gesloten vizier de ander te bestoken en verdacht te maken.
In de tweede plaats het bewaren. Dat is één aspekt van de opdracht die aan mensen gegeven is: zorgvuldig omgaan met wat aan waardevolle zaken aan mensen geboden wordt, waarin ze opgevoed zijn en waarmee ze hun taken kunnen gaan vervullen. Maar naast het bewaren mag ook het bouwen zijn plaats hebben, het creatuurlijk omgaan met wat aan mogelijkheden in de schepping gegeven is. Ieder op zijn gebied is daartoe geroepen. De vraag is dan niet meer of in het bouwen de emancipatie bevorderd wordt, of assimilatie geschiedt, of persistentie het laatste woord heeft, maar of de doelstelling van het handelen gericht is op Gods eer en Zijn Koninkrijk, in verantwoordelijkheid.voor medemens en samenleving. Als bevindelijk-gereformeerden niet zo'n duidelijke missioneringsaktiviteit zouden vertonen (vgl. pag. 276), zou nadruk juist daarop gewenst zijn. Omzien naar de traditie is van groot belang, als tenminste het wei-doen daarvoor niet ten achter gesteld wordt.
In de derde plaats nogmaals het pand, dat bewaard dient te worden. Als dat pand in sociologische termen alleen de waarheid is, een geheel van opvattingen, dat mensen aanhangen zonder dat ze Hem, die de Waarheid is, persoonlijk kennen, zou het de gezindte wel sociologisch kunnen kenmerken en ook resulteren in een aantal gewenste gedragingen, maar tegelijkertijd in bijbels opzicht ernstig onder kritiek stellen. Dr. Janse wijst onder het kopje „Geloofwaardigheidsstruktuur" daar enigszins op (pag. 277). De konklusie daaruit mag duidelijk zijn: ook al zou men de waarheid in erfpacht menen te hebben, zonder het Waarachtig geloof in Christus verliest die de waarde die men eraan zou willen toekennen en verwordt tot een sociologische categorie. De door mensen beleden waarheid krijgt pas zijn ware betekenis in de verbinding met Hem, die ook de weg en het Leven is.
Tenslotte, het zal duidelijk zijn, dat de lezing van „Bewaar het pand" hartelijk aanbevolen is voor wie de eigen groepering nader wil leren kennen en het verwerken van enige hoofdstukken sociologische terminologie niet schuwt.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 september 1985
Daniel | 40 Pagina's