Boheemse en Moravische Broeders
Een speurtocht door Tsjechië
Wie waren de Boheemse en Moravische Broeders? Waar leefden ze? Wat bezielde hen? Wat beleden ze? Wat is er van hen geworden? En is er in hun vaderland nog iets van hen terug te vinden? Op onze speurtocht kwamen we terecht in twee kleine Tsjechische dorpjes, Kunvald en Kralice, waar de Broeders tot op de dag van vandaag duidelijk hun sporen hebben achtergelaten.
Kunvald ligt in het noordoosten van Tsjechië, vlakbij de Poolse grens. Het dorp is niet veel meer dan een wegkruising met een kiosk, een winkel en een handvol huizen. Aan de kant van de weg zien we een standbeeld van Comenius, de laatste bisschop van de Boheemse en Moravische Broederschap. De plek waar de eerste Broeders zich in de 16e eeuw vestigden, vinden we echter pas na lang zoeken.
Bij het standbeeld van Comenius loopt een paadje naar beneden. Daarnaast staat een bord met de woorden "Domek na sboru". Iets verderop, half verscholen achter het hoge gras, omgeven door een bruin houten hekwerk, staat een eenvoudig huisje. Het doet in het geheel niet denken aan een overblijfsel uit een ver verleden. Eerder aan een moderne vakantiebungalow. En toch blijken we hier te staan aan de wieg van de Boheemse en Moravische Broederschap. Een papier op de deur laat er geen twijfel over bestaan:
„Dit kleine huis, "Na sboru" genaamd, staat op de plaats van het eerste gemeenschapshuis van de oude Boheemse Broederschap. Sinds 1926 is het in het bezit en onder de zorg van de Evangehsche Kerk der Boheemse Broeders, die zich samen met andere Evangelische Tsjechische kerken als erfgenaam van de oude Broederschap beschouwt. Geopend in juli en augustus van 9 tot 17 uur". Helaas, het is mei en alle deuren en ramen zijn zorgvuldig gesloten. Een beetje teleurgesteld volgen we het pad dat langs het hekwerk verder naar beneden loopt.
Dal der gebeden
Het pad voert naar een snel stromende beek. Dit moet het dal zijn dat door de Broeders Bethlehem genoemd werd. Later, in de tijd van de vervolgingen, kreeg het de naam "Dal der gebeden", omdat de gelovigen er 's nachts heimelijk hun gebedssamenkomsten hielden. Een bord met het woord "Jordaan" wijst over een bruggetje naar links, waar een smal paadje langs een zijstroompje loopt. Het voert naar een plek waar vroeger een bron geweest moet zijn. Volgens de overlevering hielden de Broeders daar hun doopplechtigheden.
Als we na enige tijd terugkomen bij ons uitgangspunt, staat daar iemand op ons te wachten. Het is Srefl Miloslav, die samen met zijn vrouw het Broederhuis beheert. Hij vraagt, of we het huis van binnen willen bezichtigen en op ons bevestigend antwoord verdwijnt hij in een van de woningen aan de overkant. Weldra komt hij, vergezeld van zijn vrouw, terug met de sleutel.
Museum
Het achterste deel van het huis blijkt dienst te doen als museumwinkel. In het voorste deel van de benedenverdieping is een klein kerkzaaltje ingericht. Je zou het eigenlijk beter een kerkkamer kunnen noemen, want de drie glanzend gelakte banken bieden slechts plaats aan een man of twaalf. Van tijd tot tijd wordt hier een kerkdienst gehouden voor de verspreide leden van de huidige Broederschap, die de traditie van de Tsjechische Broeders in deze streek probeert voort te zetten.
Op zolder bevindt zich een klein museum: vitrines met geschriften, kaarten, afbeeldingen en kerkelijke gebruiksvoorwerpen die betrekking hebben op de geschiedenis van de Broederschap. We zien ook een uit hout gesneden Johannes Hus op een miniatuurbrandstapel naast een plaquette met het borstbeeld van Comenius. Zo eren de huidige Broeders nog steeds hun vaderen.
Gregor van Praag
Onze gastvrouw vertelt hoe zich in 1457 op deze plek een groep jonge christenen vestigde. De meesten waren afkomstig uit de hoofdstad Praag. Hun leider was Gregor, een monnik. Omstreeks 1446 moet Gregor als monnik ingetreden zijn in het Slavenklooster in Praag. Zijn oom Rokycana was pastoor van de Praagse Tynkerk. Deze uitte in zijn preken veel kritiek op de verdorvenheid van de kerk en op de onchristelijke levenswandel van de priesters. Gregor was een van zijn aandachtigste toehoorders. Hij wilde ernst maken met het Evangelie en zijn dagelijks leven inrichten naar de wet van Christus.
Gregor werd in Praag het middelpunt van een kleine groep gelovigen die zich wilden verdiepen in de bijbelse boodschap. Ze bespraken en verspreidden de preken van Rokycana. Ook gingen ze op zoek naar "goede priesters", die hun knieën voor de tijdgeest niet gebogen hadden. Hier en daar vonden ze op het platteland nog Taborieten, de volgelingen van Johannes Hus van het eerste uur. Ook kwamen ze in contact met enkele andere christelijke groeperingen, waaronder de vriendenkring van Peter von Cheltschitz, met wie ze zich min of meer verwant voelden.
Rondtrekkend prediker
Peter von Cheltschitz had de Hussietenoorlogen nog heel bewust meegemaakt. Hij had ondervonden hoe oorlogen het geestelijk leven te gronde kunnen richten. Daarom keerde hij zich als rondtrekkend prediker tegen oorlog en geweld. Priesters als middelaars tussen God en mens wees hij af. En van onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan de overheid wilde hij niet weten. Het enige richtsnoer in zijn leven was het Woord van God. Ondanks alle bewondering voor de persoon en het werk van Peter von Cheltschitz en de zijnen sloot Gregor zich uiteindelijk toch niet bij hen aan. Hij deelde wel diens kritische houding tegenover kerk en overheid, maar hij wilde meer de nadruk leggen op een positieve christelijke levenshouding. Hij zocht naar mogelijkheden om te komen tot de opbouw van een leefgemeenschap, gebaseerd op de Bijbel.
Gregor en de zijnen vroegen de koning hun ergens in het land een plaats toe te wijzen waar ze, afgezonderd van de wereld, een rein en godvruchtig leven zouden kunnen leiden. Op voorspraak van Gregors oom Rokycana stond de koning hun toe zich te vestigen in Kunvald. Op 1 maart 1457 kwamen ze daar aan. Ze bouwden een houten kerkje en noemden het 'Na sboru', 'Voor de gemeente'. De Hussitische priester Michael uit een naburige plaats was bereid hun geestelijk leider te worden. Gregor trok van dorp naar dorp en probeerde net als Paulus met een handwerk de kost te verdienen. Hij deed vooral eenvoudig kleermakerswerk en dat bezorgde hem al spoedig de bijnaam "Gregor de Snijder".
Nieuwe gemeenten
Onder invloed van de prediking van Gregor werden in de dorpen en gehuchten rond Kunvald nieuwe gemeenten gesticht. Het aantal volgelingen werd zo groot, dat priester Michael op den duur al het werk niet meer aankon. Daarom werd besloten om door middel van een geheime stemming drie nieuwe priesters te kiezen. Er werden negen Broeders afgezonderd, van wie er drie priester zouden moeten worden. Men maakte twaalf briefjes gereed, waarvan drie met het woord "jest", wat betekent: "hij is het". De overige negen briefjes waren blanco. De twaalf papiertjes werden dichtgevouwen en uitgedeeld aan de negen kandidaten voor het priesterschap. Op deze manier wilde men de mogelijkheid open houden dat de drie briefjes met "jest" over zouden blijven. Dat zou voor hun het teken zijn dat God de verkiezing niet goedkeurde.
De drie briefjes met "hij is het" werden echter wèl getrokken en zo kwamen er drie mannen naar voren, Mathias, Elias en Thomas. Een van hen zou hoofd van de Broederschap moeten worden. Volgens Gregor had God hem in een "gezicht" geopenbaard dat het Mathias moest zijn. Het lot bevestigde het "gezicht" van Gregor. En zo werd Mathias de eerste bisschop van de Broederschap. Dit betekende een volledige breuk met de gevestigde rooms-katholieke kerk.
Luther
De kerkhervorming in Duitsland vond veel weerklank in Bohemen en Moravië. Een groot aantal geschriften van Luther werd in het Tsjechisch vertaald, verspreid en gretig gelezen. Aanvankelijk beschouwde Luther de Broeders als ketters. Hij verweet hun onder meer dat ze de lichamelijke tegenwoordigheid van Christus in het avondmaalsbrood ter discussie stelden. Bij nadere contacten slaagde men er evenwel in Luthers wantrouwen weg te nemen. Maar weldra doken er nieuwe struikelblokken op. Er was verschil van mening over het aantal sacramenten en ook over de geldigheid en de werkzaamheid ervan. En toen Luther in 1523 in een van zijn geschriften leerde dat oorlog "Christelijk en een werk van liefde" kon zijn, konden de Broeders zich daarmee onmogelijk verenigen.
Naarmate er echter meer Tsjechische jongeren aan de universiteit van Wittenberg afstudeerden, ontstond er weer een zekere toenadering tussen lutheranen en de Tsjechische Broeders.
Toch is de Reformatie in Tsjechië nooit vast geworteld. In 1547 verbood keizer Ferdinand I de Broederschap in Bohemen. De meeste Broeders verlieten Kunvald. Volgens de overlevering staken ze bij hun vertrek drie lindetakken in de grond, waaruit een boom met drie toppen zou zijn gegroeid. In het huidige Kunvald wijst men een eeuwenoude linde nog aan als "de linde van de Broeders". Tijdens het bewind van de opvolgers van keizer Ferdinand keerden sommigen uit het buitenland terug naar hun vaderland. Het protestantisme in Tsjechië leek een periode van opbloei tegemoet te gaan. In 1609 wisten de verenigde protestanten de keizer zelfs een belofte van totale godsdienstvrijheid af te dwingen.
Om de groeiende Broederschap van bekwame leidslieden te voorzien bouwden de Broeders in 1618 het kerkje van Kunvald om tot een opleidingsschool. Maar twee jaar later, toen de rooms-katholieke legers de protestanten in de slag bij de Witte Berg versloegen, was het met de vrijheid van de Broeders gedaan. Duizenden protestanten vluchtten naar het buitenland. Onder hen was ook de laatste bisschop der Broederschap, Johan Amos Comenius, de beroemde theoloog en opvoedkundige die later in Amsterdam overleden is en in Naarden begraven ligt.
Kralice
In het Moravische deel van Tsjechië is Kralice een belangrijk centrum van de Broederschap geweest. Beheerster Marka Bochnickova van het museum in Kralice leidt ons rond door de grote museumzaal. Achter glas zien we de zes bijbeldelen, zoals ze hier door de Moravische Broeders werden gedrukt. Aan de wand toont een grote oude landkaart de plaatsen waar de Boheemse en Moravische Broeders in het verleden actief zijn geweest. In vitrines liggen voorwerpen die men daarvan teruggevonden heeft. Een andere zaal is helemaal gewijd aan de grote leidsman van de Tsjechische Broeders, Johan Amos Comenius. Ten slotte brengt Marka Bochnickova ons naar de tuin. Met een zaklamp laat ze ons de ondergrondse ruimten zien, waar de Kralicer Bijbels in het geheim werden gedrukt.
Hernhutters
Ook op andere plaatsen in Tsjechië worden vandaag de dag nog grotten en andere schuilplaatsen van de Boheemse en Moravische Broeders aangewezen als stille getuigen van een ondergronds en verdrukt christendom uit de periode na 1620, die in de annalen van de Broederschap bekend staat als "het tijdperk der duisternis". Toch bleven ook in die tijd van meedogenloze vervolging nog kleine vonkjes van protestants Bijbelgeloof gloeien. Van tijd tot tijd weken sommigen uit naar het buitenland. Het meest bekend is de groep geworden die zich in 1722 in Duitsland op het landgoed van graaf Zinzendorf mocht vestigen. Zij groeide uit tot de internationale beweging van de Herrnhutters, die zich tweehonderd jaar geleden ook in ons land vestigden en die in Zeist nog altijd als Evangelische Broedergemeente de traditie van de Boheemse en Moravische Broeders voortzetten.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 19 maart 1997
Terdege | 96 Pagina's