De verschuivende grenzen van burgerlijke ongehoorzaamheid
Burgerlijke ongehoorzaamheid: een oud begrip, een actueel verschijnsel. We kunnen wel stellen: door de kruisraketten actueler dan ooit. Echter, ook de vakbeweging, die zich de laatste tijd in haar onderhandelingsvrijheid door de overheid sterk beknot weet, gaat zich bezig houden met burgerlijke ongehoorzaamheid. Dat blijkt uit de lesbrief: „Waar ligt de grens. Parlementaire democratie en burgerlijke ongehoorzaamheid".
Deze lesbrief is bestemd voor scholen, gespreksgroepen enz. en is geschreven door het secretariaat Levensbeschouwing en Vakbeweging van de F.N.V.. Kern van deze lesbrief is, dat de parlementaire democratie niet zo geweldig meer funktioneert en dat burgerlijke ongehoorzaamheid best weleens (als alle andere wegen op niets uitgelopen zijn) een alternatieve weg voor de vakbeweging kan zijn.
Burgerlijke ongehoorzaamheid, aktueel dus, maar ook zeer rekbaar. Is fietsen door rood licht, belasting ontduiken, kraken burgerlijke ongehoorzaamheid? Welke normen gelden voor dit verschijnsel? Hoe rechtvaardigt men de burgerlijke ongehoorzaamheid? Denken de aanhangers c.q. uitvoerders van burgerlijke ongehoorzaamheid hier eensluidend over? We stuiten ook op de voor ons zeer belangrijke vraag of burgerlijke ongehoorzaamheid hetzelfde is als het in onze kringen bekende recht van opstand van de Reformatoren?
HET BEGRIP: BURGERLIJKE ONGEHOORZAAMHEID
Prof. C. J. M. Schuyt promoveerde ruim tien jaar geleden op het proefschrift „Recht, orde en burgerlijke ongehoorzaamheid". Hij ontwikkelde daarin standpunten, die nog steeds door voor- en tegenstanders van burgerlijke ongehoorzaamheid worden onderschreven. In de Baniernummers van oktober-november 1973 heeft mr. G. Holdijk al eens een uitvoerige recensie over dit werk geschreven. Daarom volstaan we in dit artikel met een korte weergave van zijn theorie.
Volgens prof. Schuyt erkent de pleger van burgerlijke ongehoorzaamheid het heersende gezag in een democratische staat. Hij richt zich niet tegen alle wetten of tegen de rechtsorde in zijn geheel, maar tegen een bepaald besluit of een bepaalde wet. „De combinatie van wetsovertreding én wetsaanvaarding maakt burgerlijke ongehoorzaamheid tot een appèl op het geweten van de gezagsdragers en van de medeburgers om de betreffende bepaling in ogenschouw te nemen".
Konkreet gesteld: Het weigeren om de gasrekening te betalen, omdat men tegen kernbewapening is, doet een appèl op het geweten van de samenleving. Men onderwerpt zich later weer aan de wet door toch weer te betalen, maar het appèl is gedaan.
Overigens kan men zich hier al afvragen of dit burgerlijke ongehoorzaamheid is. De meningen hierover zijn zeer verdeeld.
Schuyt geeft tien kenmerken van burgerlijke ongehoorzaamheid aan. De ongehoorzame handeling is illegaal, openlijk, gewetensvol, weloverwogen. Er moet samenhang zijn tussen middel en doel. Eerst moeten alle andere legale middelen geprobeerd zijn. Het risico van arrestatie en straf wordt aanvaard. De rechten van anderen moeten in acht genomen worden. En als duidelijke grens stelde Schuyt: de geweldloosheid van burgerlijke ongehoorzaamheid.
Samengevat: burgerlijke ongehoorzaamheid is een geweldloze wetsovertreding, waarmee op morele gronden geprotesteerd wordt tegen een bepaalde vorm van handelen of nalaten door pohtieke bestuurders. Juist omdat de democratie een open systeem is, is Schuyt voorstander van burgerlijke ongehoorzaamheid in de democratie. Mede doordat handtekeningenakties, demonstraties e.d. niet meer helpen. „Verantwoordelijke ongehoorzaamheid kan een middel zijn om duidelijke onrechtsituaties (de Derde Wereld) en duidelijke bedreigingen van de levenskansen (kernbewapening en verwoesting van het milieu) te bestrijden".
Voor we de vooronderstellingen en de rechtvaardiging van burgerlijke ongehoorzaamheid nagaan willen we eerst een vergelijking maken tussen het ons bekende recht van opstand en de geschetste burgerlijke ongehoorzaamheid, waarbij de genoemde aspekten tevens aan de orde komen. De vraag is hier immers zeker gewettigd: Hebben de Reformatoren met het recht van opstand bedoeld wat hierboven beschreven is?
„RECHT VAN OPSTAND" EN „BURGERLIJKE ONGEHOORZAAMHEID"
We willen enkele hoofdzaken uit hetgeen de Reformatoren op grond van Gods Woord over het recht van opstand geschreven hebben, naar voren halen.
Luther heeft eigenlijk alleen de mogelijkheid van protest opengelaten voor de onderdrukte burger. De moeilijkheid bij Luther is, dat hij zich nergens in zijn werk zo expliciet uitdrukt over deze materie. De historicus J. W. Allen wijst er wel op, dat Luthers volgeUngen na ± 1550 (vooral na de „Bekenntnis von Maagdenburg") anders gingen denken over het recht van verzet. Volgens Zwingli mag een volk „mit Gott" trouweloze overheden uit hun ambt ontzetten. Het is ook hier Calvijn geweest, die de meeste invloed heeft gehad in ons land. Calvijn heeft heel voorzichtig de mogelijkheid gegeven tot het recht van opstand, maar dan o.l.v. de lagere overheden, nooit particulier. Hij geeft ook de volgens hem zeer uitzonderlijke mogelijkheid van een door God geroepen openbare verlosser.
En het enige motief tot verzet kon zijn: „Gode meer gehoorzaam te zijn dan de mensen". (Institutie, Boek VI, hoofdstuk 20).
Calvijns gedachten vinden we ook in de Heidelbergse Catechismus en vooral in de Nederlandse Geloofsbelijdenis terug.
Nadrukkelijk stelde Calvijn het gezag van de overheid op de voorgrond en de gehoorzaamheidsplicht van de onderdaan (zie o.a. commentaar op Titus 3:1, 2).
Eigenlijk omgeeft Calvijn het recht van opstand met heel veel zekeringen om kortsluiting te voorkomen.
Iemand als Theodorus Beza heeft Calvijns leer feitelijk wat aangescherpt in zijn boekje "Recht der Overheden".
Later, tijdens de godsdienstoorlogen van de 16e en 17e eeuw, werd de theorie van het recht van opstand verbonden met natuurrechtelijke elementen, zodat er een veel ruimere interpretatie kwam. A. J. C. de Vrankrijker wijst op de opkomende Contract-tiiieorie (men ging dan uit van een overeenkomst tussen koning en volk) waarvan wij ook sporen vinden in de Acte van Verlatinghe (1581).
Nemen wij nu echter het recht van opstand zoals Calvijn dat bedoelde. Als we dat begrip stellen naast de burgerlijke ongehoorzaamheid, zoals wij het kennen, vallen er zeker fundamentele verschillen op.
1. Als eerste verschil zien we dat het recht van opstand z'n rechtvaardiging vindt in Gods Woord. De vaste norm is de Bijbel. Het "Gode meer gehoorzaam zijn dan de mensen" is het motief voor het eventuele recht van opstand. Bij burgerlijke ongehoorzaamheid vinden we geen vaste norm. De ongehoorzame burger beroept zich op een gemeenschappelijk gevoel van'onrecht. Er zijn immers bepaalde waarden in de samenleving zoals: vrijheid, gelijkheid, veiligheid, rechtvaardigheid. Als die geschonden worden, is burgerlijke ongehoorzaamheid toelaatbaar.
Het behoeft geen betoog, dat bijv. een volkomen humanistisch ingekleurd begrip gerechtigheid beslist geen objektieve maatstaf is en door iedereen anders gezien wordt en ook heel wat anders is dan Bijbelse gerechtigheid.
2. Het recht van opstand is in beginsel religieus van karakter. Ongehoorzaamheid wordt gemotiveerd als het volgen van Gods wil. Bij burgerlijke ongehoorzaamheid staan de rechten van de als politiek mondige burger op de voorgrond.
3. Het recht van opstand legt veel nadruk op de rechten van de overheid (N.G.B. art. 36) en de gehoorzaamheidsplicht van de onderdanen. Burgerlijke ongehoorzaamheid wil juist het falen van de overheid aan de kaak stellen en de onderdanen aanzetten tot een uiterst kritisch staan tegenover de overheid.
4. Een zeer belangrijk verschil is, dat het de aanhangers van het recht van opstand toch allereerst te doen was om een andere regeerder c.q. regering (zie bijv. 80 jarige oorlog).
Bij burgerlijke ongehoorzaamheid gaat het vooral om verandering en doorbreking van sociale strukturen. "Burgerlijke ongehoorzaamheid kan gezien worden als een specifieke vorm van protest tegen een bepaald onrecht." Interessant is het hierbij te zien, dat moderne theologen Calvijn dankbaar zijn voor zijn aanzet tot burgerlijke ongehoorzaamheid, maar dat ze het jammer vinden dat hij en zijn volgelingen halverwege zijn blijven steken wat de maatschappijvernieuwing betreft. De genoemde verschillen laten zien, dat het voor de duidelijkheid beter is de begrippen "burgerlijke ongehoorzaamheid" en "recht van opstand" te onderscheiden. Dat het beginsel van beide theorieën totaal verschillend is. We zouden het ook zo kunnen zeggen: Het recht van opstand geeft geen vrijbrief voor burgerlijke ongehoorzaamheid. Wil men toch kiezen voor de grote noemer burgerlijke ongehoorzaamheid, dan zal het duidelijk zijn, dat de grenzen wel erg verschoven zijn.
De afgelopen tien jaar hebben we kunnen constateren dat burgerlijke ongehoorzaamheid steeds een veranderde inhoud krijgt. Het is beslist geen constant begrip. Dat heeft ook te maken met de voorondersteUing, die Schuyt maakte en die gemeengoed geworden is, nl dat het individuele gedrag, hoe afwijkend soms, een rol speelt in de samenleving en die samenleving kan veranderen. Dit is het zogenaamde interaktiemodel i.t.t. het funktionalistische model, dat zegt, dat individueel handelen bepaald wordt door geïnstitutionaliseerde waarden in de samenleving.
De samenleving zal dus steeds in bewe- ging blijven en juist afwijkend gedrag kan meehelpen aan de vorming van een nieuwe orde. Vandaar dat burgerlijke ongehoorzaamheid, als afwijkend gedrag steeds weer anders zal inspelen op de situatie in de maatschappij. Maar hierbij verschuiven de grenzen wel! Stelde Schuyt zo'n tien jaar geleden nog de duidelijke grens van geweldloosheid. Nu is lang niet ieder het daar over eens. Sommigen zijn gewoon voorstander van geweld. En de praktijk van burgerlijke ongehoorzaamheid laat ons die geweldloosheid niet altijd zien.
Dan de grens van het zich onderwerpen aan de wet na een aktie van burgerlijke ongehoorzaamheid. Ook hier een verschuiving, want de beschuldigde zegt: „Uw rechtsorde is de mijne niet". Rechters weten soms ook niet meer wat zij met burgerlijke ongehoorzaamheid aan moeten. Want achter de te straffen overtreding liggen natuurlijk veel diepere motieven.
Hoorde burgerlijke ongehoorzaamheid eerst bij een democratie, nu gaan er al veel stemmen op, dat de parlementaire democratie eigenlijk niet goed meer funktioneert. Er is een zee van wetten, die soms zeer langzaam tot stand komen. De burgers zien door de regels de wet niet meer. Daardoor roept de overheid zelf burgerlijke ongehoorzaamheid op. Sommigen gaan na deze constatering dan nog verder door zich af te vragen of de parlementaire democratie nog wel in staat is de gewenste sociale struktuurverandering tot stand te brengen. Toch waren deze gedachten juist voor de heer Van Thijn van de PvdA reden om een notitie op te
stellen over burgerlijke ongehoorzaamheid. Hierin stelt hij duidelijk, dat de democratie een groot goed is, dat bewaakt dient te worden.
Hij wijst burgerlijke ongehoorzaamheid af, omdat dan de fundamentele elementen van de democratie ten onder gaan (bijv. als een meerderheid in het parlement een besluit genomen heeft, toch burgerlijke ongehoorzaam zijn, om dat besluit ongedaan te maken).
„Zodra de politieke strijd op straat wordt uitgevochten legt de democratie het loodje".
Toch zijn de meningen binnen zijn partij ook verdeeld. De oude socialistische vraag, hóe de nieuwe socialistische samenleving in te richten: via het parlement of revolutie, lijkt soms wel weer eens op te duiken. Als grensverschuiving duiden we tenslotte nog aan de verschuiving van ideële doeleinden naar doeleinden van eigen belang. Streefde men eerst bijv. naar een zuiver milieu als ideaal, tegenwoordig is men ook burgerlijk ongehoorzaam uit louter motieven van eigen belang. Dat komt ook goed uit bij een aktie tegen kernbewapening De één handelt vanuit het ideaal „vrede voor de wereld", de ander handelt vanuit politieke motieven om bijv. de regering ten val te brengen.
Concluderend moeten we stellen, dat de grenzen van burgerlijke ongehoorzaamheid, zoals dat verschijnsel zich aan ons voordoet, wel behoorlijk verschoven zijn, en nog verschuiven. We kunnen met prof. Elzinga wel instemmen, dat dit verschijnsel een glibberig iets is, dat anarchie in de hand werkt.
Levensgevaarlijk voor een land. Pure burgerlijke ongehoorzaamheid is alleen maar een studeerkamerbegrip en ook dan is het uit het voorgaande duidelijk, dat zij voor ons alleen maar te verwerpen is.
Sliedrecht
D. van Meeuwen.
Geraadpleegde literatuur: Allen, J.W., A history of political thought in the 16th century, Londen, 1951.
Beza, Th., Het recht der overheden, Gouda 1980.
Bremmer, R. H., Van Opstand tot koninkrijk, Amsterdam, 1969. Calvijn, J., Institutie, deel 4, vert. Sizoo.
Sizoo. Calvijn, J., Uitlegging op de Zendbrieven.
Vloemans, A., Politeia, Den Haag, 1980.
Vrankrijker, A. J. C, De motivering van onzen opstand, Utrecht, 1979.
Schuyt, C. J. M., Recht, orde en burgerlijke ongehoorzaamheid, Rotterdam, 1972.
Holdijk, G., Baniernummers, 1973. Beleid beschouwd: RijksvoorUchtingsdienst, nrs. 4759 en 4853.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 juni 1984
De Banier | 24 Pagina's