„De Bijbelse grondslagen van de Zending"
Het opschrift boven dit artikel is de titel van een rapport, uitgebracht aan de Nederlandse Zendingsraad door een theologische studiecommissie ad hoc. Gezien de voorhistorie èn de inhoud van het rapport moest de titel eigenUjk anders luiden. Nu denkt men: 't Gaat over de vraag, of zending volgens de Schrift geboden is. Maar hoewel déze vraag ook wel ter sprake komt, wil het rapport eigenlijk over iets anders handelen. Over déze vraag: Is de HUIDIGE WERELDZENDING, die ook de methode van de „totale aanpak" (comprehensive approach) volgt, overeenkomstig de Schrift? Het: „de Zending" in de titel wil dus ook zeggen: de tegenwoordige zendingspraktijken van sociale, agrarische, culturele evangelie-verkondiging. Het rapport wil betogen, dat dergelijke vormen van zending op grond van Gods Woord te verdedigen zijn. Het heeft dus veel overeenkomst in doelstelling en inhoud met het proefschrift van dr A. G. Honig. Hieronder moge een en ander volgen over de wijze, waarop dit rapport tot stand kwam en de inhoud ervan.
ONTSTAAN.
i Het rapport begint met te zeggen, dat eerst na de oorlog het bestaansrecht van allerlei „hulpdiensten" werd aangevochten. In sommige kringen werd namelijk een = tussen prediking en evangelie-verkondiging geplaatst. In kringen, waar men niet zover wenste te gaan, ontstond „behoefte aan een bijbels gefundeerd antwoord op de vraag of en in hoeverre ook sociale arbeid tot de legitieme taak der Zending gerekend mag worden". Begin 1949 werd door de z.g. Ja va-Commissie „samengesteld uit vertegenwoordigers van de Directie der Ver. Ned. Zendingscorporaties en Deputaten van de 2fending der Gereformeerde Kerken" deze vraag aan de Ned. Zendingsraad voorgelegd. In die zelfde tijd, aldus het rapport, bereikte het moderamen van de N.Z.R. het besluit van de „Gereformeerde Kerken (onderh. artikel 31 der D.K.O.)" om niet tot de N.Z.R. toe te treden, „omdat de bij de N.Z.R. aangesloten kerken en corporaties een andere zendingsopvatting huldigden dan die welke in deze kring als schriftuurlijk werd aanvaard".
Dit bracht het moderamen van de N.Z.R. ertoe om een commissie te benoemen, die zich zou bezig houden met de vraag of sociale arbeid, door de zending verricht, gewettigd was. Na het Zendingscongres van 10—^13 Mei 1949, waar o.a. dr Jansen Schoonhoven refeneerde over: „Het Evangelie voor het gehele leven"
•en waarop „theologische verschillen" duidelijk aan de dag kwamen, werd door de N.Z.R. een theologische studiecommissie benoemd, die over deze zaken had te rapporteren. Hierin namen zitting: Dr Jansen Schoonhoven, voorzitter; dr Blauw, secr.; prof. dr Bavinck, prof. dr Boendermaker, dr K. J. Brouwer, dr J. van der Linden, dr Rasber, prof. dr Herman N. Ridderbos, prof. dr Sevenster, prof. dr Vriezen. Ds A. Meyers, dr B. N. Oosterhof (= dr B. J. Oosterhoff, chr. geref.? ), prof. dr Van Unnik waren verhinderd tot de commissie toe te treden.
Enkele opmerkingen hierover:
Ie. Welke kringen het waren, „die de Zending wilden terugroepen tot haar eigenlijke en enige taak, de verkondiging van het Evangelie", wordt in het rapport niet gezegd. Het is mogelijk, dat hier gezinspeeld wordt op twee artikelen van prof. dr Zuidema in Geref. Weekblad, 4e jaarg., no. 35 en 36, die ook in dr Honig's proefschrift aangevallen worden (Heroriëntering in de zendingsroeping. De zelfbegrenzing der zendende Kerken). Indien dit zo is, komt binnen korte tijd de consciëntie-kreet van dr Zuidema voor de tweede maal onder vuur.
2e. In het rapport wordt het besluit van de synode van Amersfoort genoemd. Het komt ons voor, dat de ovienvegingen, die de synode tot zulk een besluit leidden wel wat summier zijn weergegeven. De synode van „onze" kerken besloot NIET toe te treden, op grond van de volgende overwegingen:
OMDAT:
„a. deze Raad op een in feite andere grondslag staat dan onze Kerlcen;
b. deze Raad ten doel heeft ca. liet vertegenwoordigen van de Nederlandse zending in haar geheel bij de Internationale Zendingsraad (statuten art. 1, sub i), welke zonder nadere keur alle zendingscorporaties wil verenigen en onjuiste opvattingen heeft inzake de taak •der zending op sociaal en politiek gebied, en ook als teken van verbondenheid met de Wereldraad van Kerken in alle officiële stukken voortaan spreken zal van „Internationale Zendingsraad in associatie met de Wereldraad van Kerken";
c. al deze organisaties worden gedreven door een eenheidsstreven, waarin geloof en ongeloof verbonden "worden".
Deze uitspraak is dus de commissie, die rapporteren moest, onder ogen gekomen. Waarom is zij niet vollediger vermeld? Waarom werden de bezwaren tegen de oecumenische samenwerking en de vage grondslag niet genoemd? Wat Amersfoort-1948 deed, wab zich aansluiten bij het rapport van Amhem-1930, dat feitelijk dezelfde bezwaren noemde. De N.Z.R. had goed gedaan, het besluit van onze kerken eens duidelijk te publiceren. Helaas zijn we in Nederland nog lang niet zover, dat bezwaren tegen de oecumenische actie (bron van veel onschriftuurlijk gedrijf) serieus genomen worden. Als de doofpot niet gehanteerd kan worden, dan vermag het caricaturiseren wel veel. Jammer, — het is allebei onchristelijk, dus onwetenschappelijk.
3e. Als we letten op de rapporteurs, dan vinden we daaronder verschillende, die reeds zeer sterk vóór comprehensive approach geposteerd waren op het moment van hun benoeming. Was het niet beter geweest andere figuren te kiezen? Bijvoorbeeld prof. Zuidema en ds A. Bikker, die zich beide in zendingskringen tégen de comprehensivia approach geweerd hebben? We krijgen de indruk, dat de commissie enigszins eenzijdig was samengesteld.
INHOUD.
Het rapport begint met te handelen over: „De p l a a t s der z e n d i n g in de heilsopenbar.in g". Wie het uitvoerige werk van prof. Herman Ridderbos: „De Komst van het Koninkrijk" kent, die zal het niet moeiüjk vallen om de auteur van dit stuk te herkennen. Verschillende uitdrukkingen uit bewust werk (het perfectum praesens en hst futurum, blz. 391, 392; de overeenkomst tussen Dan. 7 en Matth. 28, blz. 395; het onderhouden, tèrein, dat op een langere periode wijst, blz. 325) komen we ook in het rapport tegen. Betoogd wordt, dat de plaats van de zending in de heilsopenbaring bepaald is door het volbrachte werk van Christus en de voltooiing van dit werk in Zijn toekomst. Enerzijds wijst de Schrift er op, dat de ontplooiing van Gods koninkrijk tijd behoeft: de kerk mag zich beijveren om het leven der volkeren óm te vormen naar Christus' geboden. Anderzijds wordt Christus verwacht: dit bewaart voor eenzijdig cultuuroptimisme (social gospel), „voor een „comprehensive approach", waarbij het „comprehensive" hoofdzakelijk betrokken wordt op de materiële behoeften en de boodschap van verzoening en vergeving te loor gaat".
Het tweede deel van het rapport, kennelijk door anderen opgesteld, handelt over: De t a a k der z e n d i n g". In aansluiting aan Voetius wordt betoogd, dat de zending gericht is op de planting der kerk. Het zendingsdoel is niet allereerst: ersoonlijke bekering, stichten van het koninkrijk Gods, het organiseren van volkskerken. De plicht der zending is aandacht te schenken aan de doorwerking van het evangelie in het leven der volkeren. Afgewezen dient te worden het streven naar kerkelijke macht en het humanisme. Het evangelie sluit in zich vergeving der zonden, vernieuwing van het ganse leven. Deze z e n-dingstaak worde gerealiseerd door een totale aanpak: omprehensive a p p r o a e hl Tegenover bezwaarden betoogt het rapport, dat Christus ook discipelen uitzond om het evangelie te verkondigen EN daemonen te bannen, ziekten te genezen. Zie o.a. Matth. 10; Luc. 9; Mare.' 16; Rom. 15 : 18, 19. Een vraag wordt opgeworpen: ijn medische, sociale, paedagogische arbeid niet van een andere orde? „Domineren daarin de liefde van Christus, de kracht des Heiligen Geestes — of is het veeleer de moderne cultuur, gedreven door menselijke ratio? Stelt de Zending door al deze arbeid tekenen van het koninkrijk Gods óf jaagt ze hierbij slischts naar idealen van humaniteit? "
Hierop wordt geantwoord: De liefde tot Christus dringt de zending tot medische verzorging, culturele verheffing. Al deze arbeid is nodig voor de ontplooiing van gezins-en gemeenteleven, opdat de christenen beelddragers Gods kunnen zijn. De evangelieprediking op het zendingsterrein kan niet zonder begeleiding van daadwerkelijk hulpbetoon en onderwijs.
De „jonge" en „oude" kerk zal zich verantwoordelijk moeten weten voor al dit werk. De ambtelijke vergaderingen zullen de coördinatie van alle op de kerstening van het gehele leven gerichte krachten moeten bevorderen. De kerkelijke ambtsdragers zullen echter de uitvoering van verschillende projecten aan het gemeenschapsleven moeten overlaten. De verkondiging van het evangelie zal niet alleen zakelijk, maar ook in de organisatorische groepering van christelijke activiteiten in het middelpunt moeten staan.
BEOORDELING.
In het kort mogen nu enige opmerkingen over de inhoud van dit rapport volgen.
Allereerst merken we op, dat in dit rapport veel gemist wordt, wat er zeker in had moeten staan. Al noteren we dankbaar, dat gesproken wordt over zending als planting der kerk, met het gebruiken van deze voetiaanse term kunnen we thans niet tevreden zijn. De huidige voorzitter van de Int. Zendingsraad, dr John A. Mackay, heeft destijds het slagwoord gevormd: Laat de Kerk de Kerk zijn. Maar wat is hiermee bedoeld? De Here vergadert Zijn kerk door Zijn Woord en Geest tot 'n nieuwe gemeenschap, 'n nieuwe koinonia. Maar Zijn Woord wordt niet altijd zuiver gepredikt, er zijn ook onschriftuurlijke vormen van gemeenschap. Het doel der zending is heel bepaald: planting der WARE kerk.
Het is volkomen waar, dat „de zending" bepaald wordt door Christus' werk in verleden en toekomst. Maar dit maakt juist haar zeer waakzaam. Immers, Zijn werk in het verleden was: Zijn kerk bevoegdheid geven om met autoriteit Zijn evangelie te proclimeren. De discipelen hadden de heidenen te leren, höe zij in het huis Gods moesten verkeren. En vóór hen lag de dag des Heren: dan zou het óórdeel komen en beginnen bij het huis Gods. Verleden en Toekomst van Christus bepalen het Heden van de zendende kerk. Maar dwingen ook om trouw te zijn bij de zendingsarbeid-Alle kerk-of zendings-bouwsels, die niet gegrond zijn op het fundament Jezus Christus, worden door Zijn vonnis weggestormd. „Lerende hen onderhouden, alles wat Ik u geboden heb" — ds Wielenga heeft er tijdens de Schooldag terecht op gewezen — slaat op de arbeid der trouwe kerk om de ware leer te verbreiden in de heidenwereld. De „jonge kerken" moeten leren waarachtig confessioneel te zijn. Het rapport had dit accent moeten geven. Juist nij, in deze oecumenische eeuw.
Eveneens had gewezen moeten worden op de kracht
van het Wóórd. Had, toen over de plaats van de zending gesproken werd, niet duideüjli uiteengezet moeten worden, dat zij opgenomen is in het Woordo f f e n s i e f van Christus? Christus is gekomen •— als de Logos van Joh. 1. En Hij komt eenmaal — als de Logos van Openb. 19. En vandaag rijdt Hij zeer voorspoedig als de Held en Bruidegom van Ps. 45 op het Woord Zijner waarheid. Daardoor, daardoor roept Hij Zijn kerk tot leven en vernieuwt Hij haar ganse bestaan. Waarom is in het rapport geen lofzang op het Woord van Hem, Die léért onderhouden, gezongen ?
Het rapport wijst naar de wonderen van Christus, om ruimte te scheppen voor de „totale aanpak". De zending zou door dienstbetoon' van allerlei aard de boodschap des heils brengen en leren wat tot vrede, sjaloom, heU en levensherstel dient. We moeten echter bedenken, dat Christus' wonderen profetische daden waren, niet te vergelijken met de huidige com-prehensieve zendingsactiviteiten. Zij hadden een eigen plaats, evenals die van de apostelen (vgl. Hebr. 2:4). In de eerst© „christelijke" tijd waren er zeker tekenen, die de prediking van het Woord verzegelden. Maar geeft dit reden om nu maar allerlei arbeid van sociale zorg en reconstructie tot wonderen te verheffen, die op één hjn staan met het verdrijven van daemonen door Christus en de apostelen, en die dus daarom als „zending" gelegitimeerd zijn?
Wanneer verder gezegd wordt, dat de ambtelijke dienst grenzen kennen en zich beperken moet tot evangelie-prediking, stemmen we. er van harte mee in. Maar de „totale aanpak" moet opgebouwd worden — volgens het rapport — uit het gemeenschapsleven (kerk-als-organisme). We zagen vroeger reeds, hoe ook dr Honig zich de ontwikkeling van de comprehensieve „approach" langs deze lijn denkt. Het is begrijpelijk, dat de „totale aanpak'-', meer dan voorheen, toen schooldienst, medische dienst, enz. veelal in kerkelijke handen waren, thans op deze wijze de volle gelegenheid krijgt zich te ontplooien. We achten dit zeer schadeUjk voor de prediking. Een al moderner apparaat zal bovendien sommen gelds verslinden i). We zijn weer terug bij de filanthropie van de vorige eeuw; de beschaving wordt gedoceerd. En de preekstoel komt door al deze „liturgieën" (diensten) in het nauw. Veel „tekenen" — maar de betekende zaak op de achtergrond^).
Nu mene niemand, dat we alle , , dienst" op het ., , zendingsterrein" uitschakelen willen. Maar met onderscheiding zal hier tewerk gegaan moeten worden. Allerlei breed-opgezette acties naast de eerste evangelie-prediking achten we in strijd met wat de Schrift ons voorschrijft. Het Woord is een kracht Gods. Het bestrijkt het gehele leven, comprehensief en totalitair. Het stelt voor diei keuze, 't Is ook machtig het gehele leven te vernieuwen. Natuurlijk heeft de „zendeling" de taak om als beeld Gods priesterhjk werkzaam te zijn. Hij zal echter in zijn werk geremd worden, als, voordat de ware LEER aanvaard is, door allerlei „diensten" cultuuroverdracht enz. plaats heeft. Een, wereldgehjkvormig, zendingsapparaat verhindert hem bovendien mobiel te zijn^). Komen er gemeenten, dan zullen deze vanzelf haar taak gaan verstaan inzake medische, sociale en andere „dienst". Reeds bij het eerste brengen van het evangelie is onderwijs (bijbel-leren-lezen) in te schakelen bij het kerkewerk"). Later kan het onderwijs uitgebreid worden, als er kernen van christenen zijn. Deze „jonge kerk" heeft dan het initiatief te nemen. Met een door anderen uitgebouwd apparaat, dat zij niet bekostigen kan, is zij niet geholpen. Eenvoud is hier het kenmerk van het ware. Indien de heidenen door het evangelie gezien hebben wat tot hun vrede dient en geleerd hebben eerst het rijk Gods te zoeken, zal de vrede Gods in het gehele leven rijkehjk hun deel worden. De kerken in het westen kunnen dan moreel en materieel steunen, zij moeten echter' niet vóór de bekering der heidense volken alvast maar het een en ander opzetten. Het zuurdeeg, verborgen in het meel, doet zijn werking. Als de evangelieprediking vruchten draagt, dan werpt de Here de jonge kerk ook alles toe. Zó is de volgorde. En niet, omgekeerd. Het heeft de Here behaagd door de dwaasheid der prediking (en niet door allerlei tekenen en diensten) zaüg te' maken die geloven.
1) De zendings , .Board" van „the United Presbyteriaü. caiurch" in Amerika legde zich In Egypte toe op veefokkerij. Daartoe werd in de veertiger jaren een Jersey-stier van ? 10.000 onderhouden. In India werden 3000 dollars besteed door dezelfde zendingsvereniging aan het vertalen van slaapliedjes in een hindoe-dialect. China en ICorea bieden stof tot het geven van dergelijke voorbeelden.
2) We verwijzen voorts naar wat we schreven inzake het proefschrift van dr Honig in „De Reformatie" van 22 Sept. 1951. In het Rapport Inzake „De Verhouding van den zendingsarbeld tot medischen en onderwijs-arlieid op de zendingsterreinen" is breed op de kwestie van comprehensive approach Ingegaan (en ook op de historie van de hulpdiensten). Het besluit van de synode van Kampen om de „zendingsrappo'rten" niet in de Acta op te nemen, zal ten gevolge hebben, dat deze rapporten voor het kerkvollc onbereikbaar blijven, tenzij een heruitgave plaats vindt. De zending is met een verdwijnen van studiemateriaal niet gediend. We hebben reeds improvisaties genoeg!
3) Mooie opmerkingen hierover heeft Roland Allen gemaakt in: Missionary Methods: St Paul's or ours? Van hem is ook: The spontaneous expansion of the Church and the causes which Mnder it, zie De Geopende Deur, Dee. 1950.
4) Een suggestie: Het zou te overwegen zijn, of het niet mogelijk is een onderwijzer te niandateren om op het zendingsterrein catechese te geven (eenvoudige bijbelscholen oprichten). Hier te lande kan de kerkeraad een lid der gemeente, dat niet in het ambt staat, tot „catechiseermeester" aanstellen. In Indië werden steeds „inlandse" goeroes gebruikt. Waarom tevens geen „blanke goeroes" als kerkelijke hulpkrachten? Zie in noot 2 genoemd rapport, blz. 9 en 10.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 november 1951
De Reformatie | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 november 1951
De Reformatie | 8 Pagina's