Wachter op een belaagde muur
Ds. J.M.J. Kieviet: „Wat heb je aan iemand die op een andere plek staat dan waar de vijand aanvalt"
Het gevaar van een rationeel bevragen van het Woord van God is voor ds. J.M.J. Kieviet geen theorie. Als jongvolwassene raakte hij onder de bekoring van een schriftkritische visie. Tot hij in het licht van Gods heiligheid werd geplaatst. „Toen heb ik leren verstaan wat de Bijbel werkelijk is: het levende spreken van de heilige God.
De imponerende boekenvoorraad in zijn studeerkamer verraadt in welk klimaat ds. J.M.J. Kieviet ademt. Hoewel de christelijke gereformeerde predikant uit Rotterdam zich graag breed oriënteert, voelt hij zich thuis bij de reformatoren, de puriteinen en dr. Hermann Friedrich Kohlbrugge. Mensen met een diep ontzag voor de heilige God en daarom ook voor Zijn heilige Schrift.
Het leek er een periode op dat hij een andere kant zou uitgaan. „Ik ben opgegroeid in een orthodox nest. Mijn vader wees me al vroeg op het belang van schriftstudie en het onderzoek van de gereformeerde belijdenis. Mijn grote interesse voor reformatorische lectuur heb ik van hem geërfd. In het begin van de jaren 70 kreeg ik echter mijn vragen. Ik raakte onder de bekoring van mensen die meer ruimte wilden in het aanvaarden van de Schrift. Met grote belangstelling las ik het boek van professor Lever over creatie en evolutie.
Het waren de jaren waarin de hoogleraren van de VU door Nederland trokken, om het kerkvolk deelgenoot te maken van het nieuwe licht dat ze hadden ontdekt. „Zelf woonde ik een avond in De Doelen in Rotterdam bij waarop Lever, Kuitert, Augustijn en Schippers spraken. Hun verhaal sloot aan bij mijn gedachten. Inhoudelijk was het nog maar kinderspel in vergelijking met de stellingen die met name Kuitert later ging poneren, maar de trend is toen gezet. Er loopt een rechte lijn van die bijeenkomsten naar het rapport God-met-ons, dat in 1980 door de gereformeerde synode werd aanvaard, en waarin het gezag van Gods Woord relationeel werd verklaard.
Betrouwbaar Woord
Het was niet het geleerde betoog van een schriftgetrouwe wetenschapper, maar de bezielde verkondiging van een predikant zonder titel die voor Kieviet in later jaren het middel werd tot een gelovig aanvaarden van de Schriften. „Het Woord van de Heere kreeg een heel andere plaats. Het stelde me in het licht van Gods heiligheid. Toen heb ik leren verstaan wat de Bijbel werkelijk is: het levende spreken van de heilige God. Het Woord werd een spiegel waardoor ik mijn leven in zijn ware gedaante ging zien. Ik was een verloren mens, die voor de heilige God niet kon bestaan.
Ik heb toen geleerd om te beven voor Zijn Woord. Niet voor niets wordt het vergeleken met een zwaard en een hamer, dat een zondaar verbrijzelt. Maar het is hetzelfde Woord dat levendmakende kracht heeft. Doden zullen horen de stem van de Zoon van God. En die ze gehoord hebben, zullen leven. In die weg is de Schrift me onuitsprekelijk lief geworden, en zeg ik met de dichter van Psalm 119: Uw Woord kan mij, ofschoon ik alles mis, door Zijne smaak en hart en zinnen strelen.
Als ik nu met jonge mensen over de Bijbel spreek, probeer ik hen deze twee dingen bij te brengen. Allereerst ontzag voor het heilige Woord van de levende God. De Heere is een God die zeer te vrezen is. Dat geldt ook voor Zijn Woord. Ik probeer het gewicht daarvan op de harten te binden. Anderzijds probeer ik liefde voor de Schrift te wekken. Gods Woord is betrouwbaar. Het bevat de belofte van de zaligheid voor verloren zondaren.
Voorzienigheid
Pas enkele jaren na de crisis in zijn leven wist de voormalige ambtenaar van de gemeente Middelharnis zich geroepen het Woord te gaan verkondigen. Het grootste deel van zijn theologische opleiding volgde hij aan de Rijksuniversiteit Utrecht. De confrontatie met schriftkritische opvattingen ervoer hij niet als bijzonder shockerend. „Ik heb het als voorzienigheid van de Heere gezien, dat ik reeds gewapend was. Ga je er ongewapend heen, dan is het risico dat je wordt meegevoerd heel groot.
Het laatste deel van zijn opleiding volgde Kieviet aan de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Apeldoorn. „Daar heb ik goede herinneringen aan. Vooral van de colleges van prof. Peels heb ik veel geleerd. Die gaat niet alleen fundamenteel in op de voorvragen van de theologische wetenschap, maar geeft tegelijk nadrukkelijk aandacht aan de heiligheid van God en Zijn Woord. Ook aan de colleges van drs. A. Baars denk ik met genoegen terug.
Bent u van mening dat theologiestudenten kennis moeten nemen van schriftkritische opvattingen zoals water door een pvc-buis loopt, of dienen ze die opvattingen echt te verwerken?
„Ik ben laat geroepen, dus mijn studie was er vooral op gericht binnen korte tijd tot het ambt te komen. Bovendien had ik de confrontatie met moderne theologische opvattingen al gehad. Voor hen die jong gaan studeren, lijkt het me zeer belangrijk dat ze de vragen die de moderne theologie stelt eerlijk onder ogen zien. Waaraan ik meteen toevoeg: Lees daar het nodige tegenover! Stichtelijke lectuur, maar ook werken van bijbelgetrouwe wetenschappers als prof. Van Bruggen. Mensen die de pretenties van de wetenschap relativeren. Zelf heb ik een periode gehad waarin ik de resultaten van de wetenschap min of meer als het einde van alle tegenspraak beschouwde. Terwijl ze elkaar vaak tegenspreken. Later ging ik inzien dat ook de moderne wetenschap is gebaseerd op een aantal axiomas, zoals prof. Van de Beukel in zijn boeken heel duidelijk aantoont. De moderne bijbelwetenschap vormt op die regel geen uitzondering.
Uitgestrekter
Wat doet u met schijnbare tegenstrijdigheden in de Bijbel die zich moeilijk laten verklaren?
„Ze zijn er, daar kun je niet omheen. De vraag is waar je de prioriteit legt: bij het getuigenis van God Zelf of bij je eigen verduisterde verstand. In artikel 5 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis wordt de claritas, de helderheid van de Schriften beleden. De Bijbel is zijn eigen uitlegger en over de centrale boodschap van het Woord van God hoeft geen onduidelijkheid te bestaan.
Zijn er dingen die ik niet kan verklaren, dan heeft dat te maken met de beperktheid van mijn kennen en weten. Ik durf de Schriften niet aan te tasten. Dan ga ik over een verboden grens. Ik besef dat ik deze keus voor anderen misschien niet aannemelijk kan maken. Het is een overtuiging die in het geloof wordt verkregen, door het getuigenis van de Heilige Geest. Dat geeft een besef van bescheidenheid.
God is groot en wij begrijpen Hem niet. Als ik probeer me iets voor te stellen van de uitgestrektheid van het heelal, gaat het me duizelen. Wie zijn wij? De Heere God heeft ons mensen een eigen gebied gegeven waarvan wij iets mogen weten. De kennis erover heeft hij in eerste instantie in de Schrift neergelegd. Laten we daarbij blijven. En tegelijkertijd bedenken dat de werkelijkheid van de heilige God oneindig groter en uitgestrekter is dan wij met ons verduisterde verstand ooit kunnen bevatten.
Aangrijpend
Hoe beoordeelt u de pogingen van bijbelgetrouwe theologen om schijnbare tegenstrijdigheden in de Bijbel te verklaren, zoals prof. Van Bruggen heeft gedaan in zijn boek Christus op aarde?
„Dat waardeer ik positief. Zelf probeer ik, indien mogelijk, ook te harmoniseren. Het vloeit voort uit de gereformeerde belijdenis van de eenheid van de Schriften. Je moet overigens wel oppassen dat het geen krampachtig gebeuren wordt. Op een gegeven moment moet je durven zeggen: hier kom ik niet uit. In de boeken van Van Bruggen signaleer ik dat ook. Waarbij hij geen vraagtekens bij de desbetreffende passage plaatst, maar de beperktheid van eigen inzicht erkent.
Voor het eerste hoef je niet meer naar de VU. Ook theologen uit de gereformeerde gezindte, zoals dr. B. Loonstra in uw eigen kerkverband, plaatsen vandaag vraagtekens bij een aantal bijbelgedeelten. Hoe hebt u dat ervaren?
„Als zeer aangrijpend. Aan de ene kant belijdt Loonstra dat de Bijbel het geïnspireerde Woord van God is. Tegelijk probeert hij de klassieke schriftopvatting te combineren met de resultaten van het historisch-kritische onderzoek. Dat is ook een poging tot harmoniseren, maar dan niet binnen de Schrift. Het lijkt erop dat de Bijbel in overeenstemming moet worden gebracht met het autonome denken van de mens. Ik las ergens: dat is water met vuur vermengen. Waarbij het water van de klassieke schriftopvatting zal verdampen in het vuur van de schriftkritische analyse. De benadering van Loonstra heeft overeenkomsten met die van hervormde theologen als De Leede en Noordegraaf. De een gaat wat verder dan de ander, maar het vertrekpunt is gelijk.
Bewaar het Pand
Kwamen de boeken van dr. Loonstra voor u uit de lucht vallen?
„Niet helemaal. Je kunt niet zeggen dat zijn opvattingen rechtstreeks voortvloeien uit die van bijvoorbeeld wijlen prof. Oosterhoff, maar ze borduren er naar mijn indruk wel op voort. Wat dat betreft waren de kritische reacties in vorige decennia begrijpelijk.
Nu schrijft Loonstra veel vergaander over het gezag van de Bijbel en dat doet minder stof opwaaien, constateerde prof. Ouweneel.
„Daar heeft hij voor een deel gelijk in, al moet je ook zeggen dat iemand als ds. Den Butter in zijn reactie op het eerste boek van Loonstra in het blad Bewaar het Pand niet onduidelijk was. Het zou best kunnen zijn dat het laatste woord er nog niet over is gezegd. Op de laatste synode zijn de opvattingen van Loonstra aan de orde geweest en lag er een nadere verklaring op tafel. Zijn toelichting daarop, in enkele artikelen in De Wekker, bevredigden mij toch weer een stuk minder.
Tot een klip en klare afwijzing van de opvattingen van Loonstra is de synode niet gekomen.
„In de jaren tussen de generale synodes van Haarlem-Noord en Leeuwarden zijn door een commissie diverse gesprekken gevoerd met dr. Loonstra. Die hebben geresulteerd in de genoemde nadere verklaring. Van een afwijzing of weerlegging is dus geen sprake geweest. Daar was formeel ook geen mogelijkheid voor. Ik vraag me wel eens af: hebben wij als kerken en kerkelijke vergaderingen nog de innerlijke en eensgezinde kracht om op dit aangelegen punt een helder getuigenis te laten horen? Tegelijk signaleer ik in een andere hoek van de kerken -dan denk ik aan de kring rond Bewaar het Pand- een meer antithetische houding dan voorheen. Het lijkt wel alsof in de rechterflank van onze kerken het besef groeit dat een helderder profiel nodig is.
Moet ik de alarmbrief van veertig predikanten ook in dit licht zien?
„Zo u wilt. In hun brief, gericht tot het Deputaatschap Eenheid van Gereformeerde Belijders, hebben ze hun grote zorg uitgesproken over de toenadering die wordt gezocht tot de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Hoewel ik zelf lid ben van het deputaatschap, heb ik de brief mede ondertekend. De groep predikanten heeft een jaargang preken uit vrijgemaakte kring bestudeerd en is uitermate geschrokken van het gehalte van die preken. Overigens betreur ik het bijzonder dat de inhoud van de brief openbaar geworden is.
Bestaansrecht
Wordt het protest niet ondermijnd door het feit dat de opvattingen van dr. Loonstra in uw eigen kerkverband worden getolereerd?
„Zoals bekend betroffen de themas die van onze zijde aan de orde zijn gesteld de toeëigening van het heil, maar eerder al werden wij vanuit de vrijgemaakte kerken bevraagd op onze schriftvisie. Inmiddels vindt de visie van dr. Loonstra ook in gereformeerd vrijgemaakte kring weerklank. Ik ben dan ook bijzonder getroffen door het feit dat het de vrijgemaakte professor Van Bruggen is, die op zo moedige en heldere wijze pleit voor het gezag van de Heilige Schrift. Daar heb ik diep respect voor.
Als we als Christelijke Gereformeerde Kerken ooit zouden accepteren dat de gereformeerde schriftbeschouwing wordt ondergraven, vervalt ons bestaansrecht. Zo eerlijk moeten we zijn. De gereformeerde belijdenis vormt het fundament van onze kerken en ik zou de belijdenis aangaande de Schrift het fundament van dat fundament willen noemen. Als het daar misgaat, krijg je ontsporingen op alle terreinen. In dat opzicht is het wel opmerkelijk dat het derde boekje van Loonstra de ethiek betreft. Laten we er toch voor waken niet het spoor van de Gereformeerde Kerken te volgen. Ging het daar niet op vergelijkbare wijze? Een schip op het strand is een baken in zee. Professor Van Bruggen heeft er overigens terecht op gewezen dat het omgekeerde misschien nog wel vaker voorkomt. Eerst gaan de ethische standpunten schuiven en vervolgens wordt de Bijbel op die punten omgebogen.
Onfeilbaarheid
Bij theologische discussies in reformatorische kring signaleert Van Bruggen veel aanzien des persoons. Herkent u dat?
„Meer dan me lief is. In alle sectoren! Het bleek bijvoorbeeld ook na de veelbesproken predikantencontio van de Gereformeerde Bond. In plaats dat het hoofdbestuur afstand nam van wat Noordegraaf naar voren had gebracht, werd hij in bescherming genomen. Waarschijnlijk uit beduchtheid voor scheuren in de eigen gelederen.
Daar moet u zich als christelijk gereformeerd predikant wat bij voor kunnen stellen.
„Zou niet elk kerkverband moeten waken voor die verleiding? De verhouding van waarheid en eenheid staat altijd in een spanningsveld. Maar de echte eenheid kan er alleen zijn op basis van de waarheid. Zeker van ambtsdragers mag worden verwacht dat ze wachters zijn op Sions muren. Groen van Prinsterer heeft erop gewezen dat onze belijdenis in verband dient te staan met de aard van de tijd waarin we leven. Belijden is uitkomen voor de waarheid op de punten waar die wordt aangevallen. Wat heb je aan een wachter die op een andere plek staat dan waar de vijand aanvalt? De vijand komt vandaag uit het kamp van het postmodernisme, dat alles discutabel stelt. Daarin past ook de relativering van de vaste waarden van Gods Woord. Daartegenover hebben wij met kracht de onfeilbaarheid van de Schrift te belijden.
Ruimte
Wat is de invloed van boeken als die van dr. Loonstra op het gewone gemeentelid?
„De rechtstreekse invloed is niet zo heel groot, denk ik, al sijpelen zijn gedachten na verloop van tijd wel door. De invloed is er naar ik vrees vooral indirect, via de predikanten. De ruimte die Loonstra krijgt, legitimeert voor hen het nemen van dezelfde ruimte in de verkondiging. Dat zal destructief blijken te zijn, zowel voor de waarheid als voor de eenheid.
Wat betekenen deze ontwikkelingen voor allerlei vormen van interkerkelijke samenwerking binnen de gereformeerde gezindte?
„Dat we elkaar eerlijk moeten bevragen op de schriftvisie. Om te voorkomen dat je mensen binnen allerlei besturen krijgt die formeel de Drie Formulieren van Enigheid onderschrijven, maar een wezenlijk andere visie op het gezag van de Schrift hebben.
Zowel prof. Van Bruggen als dr. Paul heeft erop gewezen dat in de rechterflank van de gereformeerde gezindte nauwelijks aan bijbelwetenschap wordt gedaan. Wie in deze kring promoveert, doet dat op een veilige dissertatie over een kerkhistorische figuur. Getuigt dat niet van inhoudelijke zwakte?
„Dat is me iets te ongenuanceerd. Ook een kerkhistorische dissertatie kun je toespitsen op de actualiteit. Een voorbeeld daarvan is het proefschrift van dr. A. de Reuver over Kohlbrugge. Ik geef wel toe dat dergelijke dissertaties niet direct tegenwicht bieden aan schriftkritische publicaties. Wat dat betreft was dr. M.J. Paul met zijn Het archimedisch punt van de Pentateuchkritiek een uitzondering. Zijn promotie-onderwerp getuigt van een moed waar ik diep respect voor heb. Ook het jongste boek van prof. Van Bruggen ervaar ik als een geschenk. Hij spreekt de kritische theologen binnen de gereformeerde gezindte op hun geweten aan, met het oog op het tijdsgewricht waarin we leven. En met verwijzing naar de gereformeerde belijdenis. Het slot van zijn boek vond ik heel aangrijpend. Als we niet varen op het vaste kompas van het Woord van God, missen we de haven.
Rationeel
Hoe ziet u de toekomst van de gereformeerde gezindte?
„Christus zal naar Zijn belofte Zijn Kerk in stand houden. Dat staat bovenaan. Maar dat garandeert niet dat de gereformeerde gezindte er zal blijven. Als ik afga op wat voor ogen is, heb ik niet veel moed voor de toekomst. Er is enerzijds verwarring, anderzijds verstarring, maar waar is de eenvoudige vreze des Heeren? En waar is de deernis met het gruis van Sion?
Veel meer dan nu het geval is, zou de ontwikkeling van de Gereformeerde Kerken ons tot een schrikbeeld moeten zijn. In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw waren die nog het bolwerk van rechtzinnigheid. Enkele tientallen jaren later was het hele kerkverband totaal uitgehold. Ik ben ervan overtuigd dat op dezelfde ontwikkelingsroute elke kerk van gereformeerd belijden op dit moment een plaats heeft. In de Gereformeerde Gemeenten is de schriftbelijdenis nog onaangevochten. Dat is een voorrecht. Maar daar staan andere dingen tegenover: het al te zeer benadrukken van de eigen identiteit, het wat krampachtig sluiten van de gelederen, het cultiveren van het vijandbeeld, de wat zelfbewuste visie op zichzelf en een theologie die een rationele trek heeft. Hoe lang zal dat goed gaan?
In delen van de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Bond zie ik een parallel met de Gereformeerde Kerken die nog aangrijpender is. Ik vrees dat er veel geestelijke gearriveerdheid is, zonder de bevindelijke worsteling voor Gods aangezicht van een arme zondaar die een arme zondaar blijft. Met daarbij een tendens om te gaan wrikken aan het fundament van het Woord van God. In de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt zie ik helaas geen ander beeld. En dan de Hervormde Kerk in haar geheel in dat onzalige SoW-proces... Wie zou niet wenen?
Niet geloofwaardiger
Ziet u ook tegenkrachten?
„Gelukkig wel. Ik spreek wel eens op de Reformatorische Bezinningsavonden. Dan heb je enkele honderden jonge mensen voor je. Tot mijn verrassing kun je aan hen het Woord van God kwijt. En ze komen met heel wezenlijke vragen. Dat bemerk ik ook bij mijn belijdeniscatechisanten.
Vooruitlopend op dit interview sprak ik met hen over het schriftgezag, en de vragen daarbij. De reactie van een van hen was: Als ik de geschiedenis van Jona in de vis en Daniël in de leeuwenkuil niet letterlijk hoef te nemen, moet ik ook gaan twijfelen aan de opstanding en hemelvaart van de Heere Jezus. Dan vervalt heel het christelijk geloof. Waarom willen die theologen ons aan het twijfelen brengen? Door zo te spreken maken ze de Bijbel niet geloofwaardiger, maar juist minder betrouwbaar.
Een ander zei: Waar het voor ons op aankomt, is te erkennen dat God God is. Dat betekent dat wij met onze vragen tenslotte moeten zwijgen. Het deed me denken aan Kohlbrugge. Op de vraag naar de enige troost noemt Kohlbrugge drie zaken: Ten eerste het weten dat ik een mens ben, en niet meer. Ten tweede dat God God is. Ten derde dat Hij zijn beloften ook aan mij vervult. Daar kan ik bij leven en daar kan ik mee sterven!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 26 maart 2003
Terdege | 100 Pagina's