Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Fundeering van de Zendingsmethode der Comprehensive Approach?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Fundeering van de Zendingsmethode der Comprehensive Approach?

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

9 Maart 1951 verkreeg ds A. G. Honig vanwege de Theologische Academie, uitgaande van de Johannes Calvijn Stichting te Kampen, den graad van doctor theologiae. Zijn proefschrift was getiteld: „Bijdrage tot het onderzoek naar de fundering van de zendingsmethode der comprehensive approach in het Nieuwe Testamen t".

Sinds de synode van Amersfoort-1948 is de comprehensive approach geen onbekend woord onder ons. Onze kerken hebben deze zendingsmethode afgeweken. Daarom interesseert ons het proefschrift van dr Honig: worden door hem voor de comprehensive approach-(voortaan af te korten als ca.) ook werkeUjk schriftuurlijke gronden aangevoerd? In eenige opmerkingen (die uiteraard niet op alle onderdeelen ingaan) willen we ons oordeel geven.

Dr H. onderscheidt inzake de ca. „tussen drie dingen" (blz. 74):

Ie. de radicale prediking, dat Jezus is de Christus, die het geheele leven alomvattend (= comprehensief) aanvat.

2e. In deze prediking ligt „een comprehensief perspectief, namehjk vernieuwing van het leven in al zijn dimensies".

3e. Het metterdaad aangrijpen van het leven in al zijn geledingen door de kerk bij haar zending s-arbeid.

Dr H. merkt, terecht, op, dat over de eerste twee punten geen verschil bestaat. Maar over het laatste punt loopen de meeningen uiteen. „Behoort tot de zendingstaak der kerk ookhet metterdaad openbreken van het gesloten en in het heidendom gebonden leve n", nl. door allerlei nevendiensten? DrH. geeft daar volmondig het antwoord JA op, en hij keert zich tegen dr K. Dijk en dr S. U. Zuidema, die een ander geluid hebben laten hooren, en de meening voorstaan, dat de kerk in de zending alleen heeft te prediken.

Dr Honig behandelt in zijn proefschrift nu allereerst (blz. 12—71) eenige nieuw-testamentische gegevens. Daarna geeft hij een systematisch deel, waarin eenige conclusies worden getrokken betreffende liet optreden van den „zendeling" en de zendingstaak der kerk, en een en ander verder wordt uitgewerkt.

Wanneer we nu vragen: wat is zijn conclusie t.a.v. de bovengenoemde drie punten, op grond van de besproken schriftuurlijke gegevens, dan antwoordt hij (blz. 72):

„Wat gevonden is, achten we één indrukwekkend getuigenis ten gunste van de zendingsmethode der comprehensive approach. God is in Christus tot deze wereld Zelf comprehensief genaderd met het heil, da*t alomvattend is. In Christus is het. Koninkrijk Gods gekomen en de realisering ervan heeft in Hem een aanvang genomen. In de apostelen en in hen, die door hun woord in Christus gaan gelóven, zet de Christus Zijn werk voort: mutatis mutandis. Apostelen en Kerk hebben hun heilshistorische plaats en dat heeft zijn gevolgen. Maar met het comprehensieve heil komt God comprehensief tot deze wereld. En van uit deze nieuwe radix (wortel) bloeit het leven in zijn geheel nieuw op, gelijk het heil ook tot de totale mens komt". Wanneer we deze beschouwing lezen, vragen we ons af: is hiermee het pleit beslecht vóór de z.g. methode der ca. ? Bovenstaande conclusie geeft o.i. alleen het recht om met de eerste twee bovengenoemde punten in te stemmen, niet oip. het derde punt te aanvaarden.

Dr Honig maakt den indruk een schijnbewijs te leveren. De tegenstanders vaji de ca. ontkennen niet, dat Christus „alomvattend" het leven aangreep. Zijn BOODSCHAP raakt den geheelen mensch. Evenmin is in discussie, of „Gods heil" alomvattend den totalen mensch benadert. Het apostolische Woord is radicaal vernieuwend. Niet alleen onze „ziel" wordt omgezet, het gansche leven is betrokken in Gods vernieuwingswerk. De methodistische praktijk, al te veel bij zending en evangelisatie toegepast, wordt door ons verworpen. De samenvatting van dr Honig bevestigt, wat al lang inhoud van gereformeerd belijden is: Door het Wóórd zegt Christus tot het gansche menschenleven genezend: Effatha!

Maar hiermee is nog NIET gezegd, dat dus ook de kerk de z.g. methode van de ca. moet aanvaarden en zooals de „wereldzending" dat doet — om met Zuidema te spreken — voor Sinterklaas moet gaan spelen en een groot, sociaal, paedagogisch, cultureel, medisch, agrarisch progrEimma moet gaan ontvouwen bij haar zendingsarbeid. NatuurUjk, de prediking raakt „alle terreinen des levens". Maar zegt dit nu tevens, dat de kerk geroepen is een zendingsapparaat op te bouwen, waarin naast een kerndienst, allerlei nevendiensten komen, waar geen eind aan komt?

Dit, dit moest dr Honig bewijzen. En daarvoor levert hij, ook gezien zijn boven aangehaalde samenvattmg, het bewijs NIET.

Zijn behandeling van Schriftgegevens is verder zeer summier, fragmentarisch en, —• dat is erger — eenzijdig.

Enkele opmerkingen hierover.

Natuurlijk komen de wonderen van Christus ter sprake. Geaccentueerd wordt, dat Christus hier het leven aangrijpt. Maar te weinig wordt gelet op het heilshistorisch bepaald-zijn van Z ij n werk. Christus heeft Zijn wonderen verricht als Ebed Jahwe, als lijdende Knecht des HEEREN. Zijn genezingswonderen waren PROFETISCH bepaald, zij grepen de joden wel aan, maar niet als lokmiddelen: ij stootten hen af (Matth. 11; 16:1—4 (!); Joh. 9 : 39; 12 : 37—41). In Zijn wonderen gaf Christus geen sociale programma's a la Stanley Jones, die dr Honig heelemaal niet bestrijdt (iets wat wel eens noodig geweest was). Christus was de Ambtsdrager-Profeet (bij een critisch gebruik ware uit Bornhauser: Das' Wirken des Christus" veel te leeren geweest). Christus' wonderen waren teekenen van de Messiaansche Kairos („teekenen der tijden", Matth. 16 : 3), waarvan Jesaja sprak (Jes. 42 : 1 e.v.; 61 : 1 e.v.; zie ook de stem bij den doop, Matth. 3 : 17; en de verheerlijking, 17 : 5, waarin Jes. 42 en 61 doorklinken!). Christus wist Zich in 2üjn benadering ook te beperken (Joh. 6:14: imited approach!).

Een ander punt. Dr Honig wijst er op, dat Paulus zichzelf den corinthiërs tot voorbeeld stelde. Hij was een theater, een schouwspel. Dit, zou dan demonstreeren de nieuwe orde van Christus en een bewijs zijn' van de comprehensieve prediking. Echter valt te bedenken, dat theatron hier een jammerlijk schouwspel aanduidt. Zie Hebr. 10 : 33. O zeker, er is stellig te spreken van een voorbeeld-ig leven van apostelen en gemeenten. Maar dan kwam dit uit in behjden, in het doen van goede werken, in het lijden. De oudchristelijke kerk greep niet naar allerlei methoden van „benadering" om aldus een theatron te zijn. Zij leefde uit het Woord en was zoo — juist in alle hjden — een schouwspel.

Het is jammer, dat dr Honig niet ingegaan is op de „comprehensive approach" van het heidendom uit de dagen van Paulus.

Wie vat dit onderwerp eens aan? Het had op den weg van dr Honig gelegen, zich hierop te bezinnen. Juist het heidendom was geraffineerd in het uitdenken van allerlei methoden van benadering , , langs audio-visueelen weg". En de Schrift waarschuwt daar sterk tegen. Allereerst in het gansche O.T., dat dr Honig niet in rekening gebracht heeft. Voorts b.v. in Matth. 24, 2 Thess. 2, Openb. 13 : 11 e.v. (!). Dr 11. wijdt aan Hebreen 9 regels, behandelt van Openb. slechts hoofdstuk 2, 3 en 20 : 1—10. Zijn oppervlakkige methode deed hem veel voorbijgaan, wat hem juist had kunnen helpen. Was het zijn taak als zendingsman niet geweest zich te bezinnen op b.v. den „medischen dienst" in den tempel van Asclepius en op de verleiding, waaraan de apostelen bloot stonden om (geUjkvormig aan het schema van déze aeon, déze wereldeeuw) óók zooiets op te zetten? Was het de taak van dr Honig niet geweest, om teksten, die spreken over de „economie" der kerk: redik het Woord! eens nader te bezien, juist in confrontatie met de pseudoreligies uit Paulus' dagen? Hierover is toch prachtig studiemateriaal te raadplegen.

Vonkenberg heeft op een bondsdag, dertig jaar geleden, gezegd, dat velen de wereld naloopen en achteraf pogen hun doen met teksten te verdedigen. We vreezen, dat dr Honig de banieren van de Schriftuur ontplooit, om de ca. op gereformeerd erf te dekken. Uit de door de Studenten Commissie, van den Ned. Zendingsraad (tevens Zendingsstudieraad) uitgegeven rede van ds Honig, getiteld: „Gevaarlijk Leven" (1948), blijkt reeds, dat deze vrijwel critiekloos stond tegenover de Wereldzending van zijn tijd. Het is onbegrijpelijk, hoe de zoon van den Kamper dogmaticus, die zoo tegen de ethischen zich weerde, onbevangen staat tegenover de erger-dan-ethische, huidige zen'dingswereld. Het is ook zeer pijnlijk te bemerken, hoe hij in de bewuste rede alle mogelijke figuren uit het heden aanhaalt (Labourette, Hoekendijk, Marantilia, Merle Davis, Mackay, Kraemer, Niles) en zwijgt over belijders der nederlandsche martelaarskerk. Het is iets, dat in de gebonden kerken vandaag allemaal getolereerd, en waarover helaas het stilzwijgen bewaard wordt. In zijn proefschrift is dr Honig niet anders dan in zijn rede. Hij komt niet verder, dan te constateeren, dat in rapporten van Jerusalem-1928; Tambaram-1938 en Whitby-1947 in groote haast eenige lijnen werden getrokken, zonder verder op de schriftuurlijke fundeering Vcin de ca. te letten (blz. 2). Maar hij valt de practijken van de huidige Wereldkerk niet aan, bouwt eerder — zooals we zagen — met behulp van Schriftgegevens een fundeering onder deze praktijken.

Prof. den Hartogh heeft er bij de promotie terecht op gewezen, dat dr Honig met geen woord op de discussie in „onze" kerken over de ca. is ingegaan. We staan hier weer voor iets, wat we steeds moeten ervaren: De z.g. breede menschen schermen met allerlei figuren uit de Wereldkerk en loopen degenen, met wie ze tot voor kort aan één avondmaalstafel zaten, onbarmhartig voorbij. In den grond van de zaak is deze houding behalve sectarisch ook onwetenschappelijk.

In verband met het gesprek in onze kerken over

de ca. IS het belangrijk te vragen: Hoe wil dr H. nu de ca. organisatorisch realise e r e n ? •

Hij wijst er op, dat de „nevendiensten" een iiitvloeisel zijn van dat, wat de zendeling zelf als geloovlge behoort te doen, en dat deze daarom dienen uit te gaan van christelijke organisaties (liefst in oecumenisch verband), de kerk „als organisme". Is dit in eerste instantie onmogelijk, dan neme de „kerk-alsinstituut" voorloopig een en ander ter hand. We raken hier een binnen onze kerken actueel puntje. Vanwege het bestuur van de vereeniging Meschobor is herhaaldelijk beweerd: Meschobor wijst de ca. af, zij kan er ook niet aan doen „aangezien zij geen zending drijft" en zending „hierin bestaat, dat de Kerk naar de heidenwereld zendt ambtsdragers". „Zending kan en mag alléén de Kerk in haar ambten".

Uit wat dr H. schrijft, bUjkt, dat het ni e t juist is, te doen, alsof comprehensive approach de „kerk-alsinstituut" alleen raakt. We zien, dat juist een voorstander van de ca. deze door zelfstandige vereenigingen wil realiseeren. Al zegt Meschobor: „De Kerk mag en kan alleen zending doen in haar ambten", dan is dit nog niet de meening van de voorstanders van de ca. Deze noemen óók allerlei christelijke actie voor agrarische, economische, sociale zorg: zending. Amerika is vol van zendings vereenigingen voor dit en voor dat. Laten we toezien, dat wij niet door de redeneering: ca. kan alleen maar de zendende kerk doen, de p r a k-tijk van ca.: feitelijk legaliseeren!

Het geschrift van dr H. moge ons tot nadere bezinning over deze zaken prikkelen. Het is zeker noodig, dat we de consequenties van Amersfoort-1948 en eventueel Kampen-1951 met betrekking tot de leniging van allerlei nood op het zendingsveld èn „de zending" verder doordenken. Het kon wel eens zijn, dat ondanks onze juiste positie-keuze inzake de ca., wij in de p r a k t ij k nog veel te veel vastzaten in oude schema's. Op het laatste evangelisatie-congres heeft prof. Veenhof opgemerkt, dat de evangelisatie ten onzent te weinig gereformeerd doordacht is en te veel van anderen (Innere Mission) heeft overgenomen. Dit zelfde is stellig ook het geval geweest ten aanzien van de zending (Auszere Mission).

Onze — overigens onvolledige — critiek op het proefschrift van dr H. wil niet zeggen, dat we met hem niet op verschillende punten instemmen. Doch met de hoofdhjn van - zijn betoog zijn we het oneens. En we zijn bevreesd, dat via den „Internationalen Gereformeerden Zendingsraad" deze ideeën verder door zuUen werken.

VAN DER WAAL.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 september 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Fundeering van de Zendingsmethode der Comprehensive Approach?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 september 1951

De Reformatie | 8 Pagina's