In de zaal der onverbeterlijken
Hij is 92, maar het had ook 82 kunnen zijn. Ds. P. Blok is wel klein en breekbaargeworden. Hij praat zacht, maar zeker alsaltijd, over de kerk die hem lief is, overvroeger, over het oude volk, over zijn zorgen ook: „Als de gangen in de prediking ontbreken, zit de Kerk te sterven in de bank.
Het leven heeft dit jaar zijn sporen getrokken. In het voorjaar overleed zijn pleegdochter, 67 jaar oud. In september kreeg hijzelf een hartinfarct. Een ingrijpende operatie aan de beide kransslagaders volgde. „Bij de opname in het ziekenhuis bepaalde de Heere me krachtig bij Psalm 23, over het dal van de schaduwen des doods. ‘Gij blijft mij bij in alle tegenspoeden.’ Toen dacht ik: Hier ligt nog iets achter. Dit zal het einde niet zijn.”
Voor de operatie moest ds. Blok wel afscheid nemen van de kinderen. „Maar er was geen vrees. De schaduwen des doods vielen over mijn leven, maar de dood was er niet. God was er wel, in de totale verzoening van het Lam. Ik had God aan mijn zijde, Hij ondersteunde mij, en de dood was overwonnen. Ik had vooraf wel wat gerekend met de dood, maar moest toen toch weer terug het leven in. Sindsdien lees ik Psalm 23 wel met andere ogen.”
Wat de operatie hem ook leerde: „Wat is toch een mens! Er blijft op een operatiekamer echt niets meer van je over. Als je meent iets te zijn, kom je daar wel aan de weet dat je je bedriegt. Al die ballast van ons leven heeft geen enkele betekenis. Alleen de blanke gerechtigheid van Christus blijft dan over. Na de operatie moest ik opnieuw bekeerd worden. Met mijn 92 jaren moet dat blijven gebeuren, van dag tot dag.”
Brieven
Het is stil geworden in zijn hoekwoning in Dirksland. „Als je binnenkomt, is er niemand die je groet. En als je weggaat, is er niemand die je ‘gedag’ zegt. Als je zo oud wordt, is er een hele groep mensen weggevallen. De broeders met wie ik studeerde, met wie ik de gemeenten mocht dienen, de contacten met Gods kinderen. Dit is een eenzaam leven, de verbondenheid met velen ben je kwijt. Ik denk soms wel eens dat Gods kinderen elkaar zo weinig ontmoeten, spreken. We vervreemden van elkaar. Deze tijd is ook zo anders dan vroeger. Ja toch?”
Wie hij vooral mist? „Mijn broer Marien, het ouwe volk, opoetje Ruit, Jan Hardenberg uit Elspeet, Thona Melis. We schreven toen nog brieven. Ik had er een doos vol van. Op een gegeven ogenblik dacht ik in mijn godsdienstige dwaasheid: ‘Wat zouden ze met al die ontroerende brieven doen, als ik er eens niet meer ben?’ Toen heb ik ze allemaal versnipperd. Wel jammer.”
En dan, vast en zeker: „Maar ik ben niet zielig. Ik leef hier bij een open Woord. Bij het minste of geringste valt er een fluistering van het Woord in mijn ziel. Dat gaat niet gepaard met veel bijzonderheden. Het gaat niet door kracht of door geweld, maar soms door het luisteren van de wind. Het eenzijdige en soevereine werk van God, dat Hij volvoert, zonder ons en in ons, geeft een wonderlijke rust.”
Boekenziekte
De studeerkamer is nog steeds zijn “werkplaats”. De laptop staat meer aan dan uit. Op het scherm staat een hoofdstuk uit zijn vijfde deeltje over Elisa. Een overdenking over Gehazi. „Wel een bijzondere stof, hoor.” Maar het is bijna klaar.
Als ds. Blok tijd van leven krijgt, wil hij gaan schrijven over het leven van David. „Dat moeten zeven deeltjes gaan worden. Ik heb er in Kootwijkerbroek Bijbellezingen over gehouden, dus exegetisch ben ik daar al een keer helemaal doorheen gekropen. Ik probeer het nog een keer.”
In een ladeblok bewaart ds. Blok een paar duizend preekschetsen, geordend op vrije stofen, feeststoffen, catechismuspreken, rouwdiensten, trouwdiensten, bijzondere ogenblikken. „Daar staat vijftig jaar werk. Mijn preken heb ik in de voorbereiding zakelijk altijd helemaal uitgeschreven.”
Nog steeds staan de boeken keurig in het gelid, rug aan rug, gerangschikt, op tekst, thema of bijbelboek. „Toen ik vanuit de Veluwe hierheen verhuisde, in 2007, moest ik wel veel boeken wegdoen, ik denk in totaal wel dertig meter. Vanaf mijn studententijd had ik al de boekenziekte. Dan is afstand doen van je boeken niet prettig.” Wijzend op zijn laptop met groot scherm: „Ik was denk ik een van de eerste predikanten in ons kerkverband die een pc aanschafte. Ik heb nog gewerkt met schijfjes en met ms-dos. Je moet met deze spullen wel met je tijd meegaan, anders kom je achter de geraniums terecht. Al mijn boeken staan ook in de pc. Ik weet met een handomdraai waar ik iets zoeken moet.”
Gezelschap
Het verleden is rijk aan herinneringen en gedachten. Vooral aan Flakkee, met zijn smalle polderwegen en brede sloten tussen akkers en weilanden, waar Piet Blok opgroeide in zijn geboortedorp Meneerse (Middelharnis), met om zich heen vrouwen in lange rokken en geruite schorten, en mannen op klompen. In Dirksland bediende ds. Blok 21 jaar lang het Woord. Op het eiland Goeree-Overlakkee had hij negen consulentgemeenten. „Het was een geïsoleerd bestaan hier. Het was bijna een wonder als je eens aan de overkant kwam. Als ik zondags ergens op het eiland preekte, ging ik op zaterdag weg en kwam ik op maandag terug. Dat deed ik niet zozeer uit wetticisme, alsof je op zondag geen auto mag rijden, maar om de verbondenheid met die kleine gemeenten te ervaren. Daar was op zaterdag- of op zondagavond vaak gezelschap. Dat is ook weg. Een verarming voor Nederland.”
Er was, vindt ds. Blok, ook wel veel uitwendige traditie. „Er is veel traditie die met godzaligheid wordt bekleed, maar die daar niets mee te maken heeft. Ik mag zeggen dat ik er meestal voor bewaard ben gebleven. Iedereen liep natuurlijk naar de kerk, dat is mooi. Fietsen mocht niet. Ooit hoorde ik een predikant scherp uithalen naar mensen die zondags op de iets kwamen. Tien jaar later stond er naast de kerk van die man een schuur vol met ietsen. Zo godzalig was die traditie kennelijk toch niet.”
Heuvel vol bezwaren
Ds. Blok is 53 jaar predikant. „Preken is iets wat je nooit leert. De kansel is, zegt Bunyan, een kleine heuvel vol bezwaren. Alles wat je ambtelijk doet, is hatelijk voor je vlees. Op de kansel kun je niets maken. Je draagt een grote verantwoordelijkheid, maar je kunt zelf niks.” Na de preek moet er wel nagepraat worden in de consistorie. „e maakt soms wel mee dat de broeders direct met de jas klaar staan. Dan zeg ik: ‘Hében jullie niks te praten? Het is toch je opdracht om toe te zien op de leer die verkondigd is?’ Natuurlijk kan ik begrijpen die veel ouderlingen het moeilijk vinden om over de preek na te praten. Daarom begin ik zelf meestal maar met een beetje over de stof door te preken.”
Bijbel
Piet Blok groeide in Middelharnis op in een humanistisch gezin. „We wisten dat er ook nog zoiets als godsdienst was, maar het was wel dom als je daaraan meedeed.” In april 1944 liep het eiland onder water. „et was in die nacht dat de Heere me tegenkwam met de vraag: ‘Piet Blok, wie zijt gij?’ En ik had niets. Allemaal verkeerde bagage. Ik had wel wat bereikt in het leven, maar toen stond ik daar, zonder God voor mijn ziel. Daar heb ik grondig geleerd dat een leven zonder God alleen luchtballonnen en luchtkastelen oplevert.” Blok was onrustig gemaakt. In zijn eentje bezocht hij een kerkdienst in de Grote Kerk. „k dacht dat het allemaal bekeerde mensen waren die daar zaten. Vast meende ik dat al die mensen zonder zonde waren, dat ze de hele dag met de Heere leefden, en dat ze de wereld nooit meer aankeken. En daar zat ik tussen. Mijn vrienden was ik kwijt. Mijn verkering was na vier jaar uit. Ik was God kwijt. En tussen al die bekeerde mensen hoorde ik niet. Van de preek begreep ik geen twee centen, maar ik geloofde wel heilig dat het waar was wat die dominee zei.”
Voor het eerst in zijn leven bezocht Piet Blok een boekwinkel. Wat of hij hebben moest, vroeg de winkelier. „Een Bijbel”, zei Blok. „elke Bijbel?” „at weet ik niet, maar ik moet een Bijbel hebben waar alles in staat.” Nu, op zolder ben ik door de bladzijden heen gekropen, van voren naar achteren, en weer terug. De Heere heeft het willen gebruiken.”
In de eenzaamheid van zijn oud geworden leven heeft ds. Blok nog wat zorgen: „Het is misschien gevaarlijk dat ik het zeg, maar ik ben zo bang dat de leiding die God met Zijn kinderen houdt steeds minder gepredikt wordt. Het onderwerpelijke wordt zo weinig benoemd, het voorwerpelijke voert de boventoon. En sommige mensen weten niet eens meer waar je het dan over hebt. Genade is geen bouwdoos van lego-stenen. Hij neemt het eerste weg om het tweede te stellen. Ik veroordeel geen mens, maar ik ben wel bang,”
De leeftijd van de zeer sterken is ds. Blok al lang voorbij. „Meer dan 92 jaren besla ik nu al deze aarde. Het was een kortstondig ongeneugt. Aan mijn kant hebben al die jaren nog nooit wat goeds opgeleverd. Ik woon nog steeds in de zaal der onverbeterlijken, zoals Pleun Klein zei. Maar God bleef, al die jaren door. Ja toch?”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 12 december 2012
Terdege | 215 Pagina's