Spreken met gegeven gezag
Bijna dagelijks komt het gebrek aan acceptatie van gezag ter sprake. Veel vaker dan het onderliggende probleem dat de meeste gezagsdragers, ook in christelijke kring, beducht zijn voor de uitoefening van gezag. Verleende volmacht wil hen daarin toerusten en bemoedigen. Ds. J.J. ten Brinke: „Gezag functioneert pas goed wanneer het dienend is, wat iets anders is dan soft.
De redactie van de Artiosreeks vroeg niet zonder reden ds. J.J. ten Brinke als auteur voor een boekje over gezag. De predikant van de hervormde gemeente in Stolwijk kent het thema als ervaringsdeskundige binnen verschillende verbanden: zijn eigen gezin, de gemeente en de christelijke school. In de jaren voor zijn bevestiging tot predikant was hij godsdienstdocent aan het Ichthus College in Veenendaal.
Samen met medeauteur dr. A. de Muynck, lector Christelijk leraarschap bij Driestar Hogeschool, verdiepte Ten Brinke zich in het Bijbelse spreken over gezag en de betekenis daarvan voor gezin, school, kerk en samenleving. Binnen gezinnen, ook zijn eigen jonge gezin, signaleert hij een sterke behoefte aan helderheid. „Die is altijd van belang geweest, maar vandaag nog meer, omdat kinderen worden geconfronteerd met een veelheid aan meningen. Dat maakt het des te noodzakelijker om als ouder duidelijk en consequent te zijn in het wijzen van de weg die naar het leven is.”
Op het Ichthus College had hij te maken met pubers. Ook bij deze leeftijdsgroep proefde hij, bij alle branie aan de buitenkant, de behoefte aan leiding. „Jongeren vinden het even leuk om de boel op stelten te kunnen zetten, maar na een paar keer zijn ze dat zat. Ze gedijen het best in een klimaat van structuur en duidelijkheid. De roep om gezag zie ik weer toenemen. Ons boekje is geen klaagzang over het gebrek aan gezag, maar biedt inzicht in het heilzame ervan. Mensen die gezag hebben uit te oefenen, willen we aansporen dat met vrijmoedigheid te doen.”
Vindt u de vaak gehoorde klacht over het schoppen tegen gezag onterecht?
„Zo zou ik het niet zeggen. Zowel onder jongeren als onder ouderen vind je de houding: “U kunt het zo zien, maar ik kijk er anders tegenaan.” Daarmee wordt gezag in wezen miskend. Het besef dat iemand iets te zeggen heeft omdat hij met gezag is bekleed, is voor een groot deel verdwenen.”
Is het in de gereformeerde gezindte op dit punt positiever gesteld dan in de rest van de samenleving?
„Die indruk heb ik niet. Bepalend is de erkenning van het gezag van de Heere Jezus over je leven. Pas dan komt zowel de gezagsuitoefening als het accepteren en respecteren van gezag op zijn plaats. Waar de levende verbinding met Christus ontbreekt, zie je meer dan eens de vervulling van het spreekwoord: ‘Het bederf van het beste is het slechtste’. Gezagsuitoefening die met de term christelijk wordt aangeduid maar niet functioneert vanuit de dienende liefde van Christus, roept weerstand op. Die is dan misschien nog wel sterker dan buiten een christelijke setting.”
In hoeverre is de aversie tegen gezag een reactie op het misbruik ervan?
„Dat misbruik is er zeker geweest, en het komt nóg voor, maar daar ligt niet het hoofdprobleem. De weerstand tegen gezag heeft direct te maken met de zondeval in het paradijs. Daar was immers sprake van opstand tegen Gods gezag. Vanaf dat moment heeft elk mens moeite om gezag te accepteren of die op een goede manier uit te oefenen. Het gaat mis als de gezagsdrager vergeet dat hij het gezag niet in zichzelf heeft. Het is hem verleend en daarom moet hij voortdurend aan het hoogste gezag verantwoording afleggen van de wijze waarop hij met de verleende volmacht omgaat. Gezag functioneert pas goed wanneer het dienend is, wat iets anders is dan soft.”
Waar doelt u op met het laatste?
„Toegespitst op ambtsdragers zie ik een aarzeling om met het gezag van het Woord op te treden: „Zo zegt de Heere.” Vanaf de kansel hoor je hoe predikanten een tekst met de gemeente overdenken of denken dat een tekst vooral dit of dat betekent. Ouderlingen die op huisbezoek gaan, hebben er meer dan eens moeite mee om onbijbelse zaken die ze signaleren aan de orde te stellen. Als jeugdouderlingen ben je soms al blij als er leidinggevenden voor het jeugdwerk zijn. Je ontloopt echter je roeping als ambtsdrager wanneer je de vaak jonge leidinggevenden hun gang laat gaan zonder duidelijk aan te geven waar vanuit de Schrift grenzen liggen in het jeugdwerk.
In kerkenraadskamers proef ik bij ambtsdragers verlegenheid om iets te zeggen over de prediking. De oorzaak is in alle gevallen dezelfde: onduidelijkheid over de eigen gezagspositie. Het gezag van het ambt is gelegen in het gezag van het Woord, waarmee de ambtsdrager gewapend is. Het moge duidelijk zijn dat het optreden met dit gezag er alleen kan zijn als de gezagsdrager weet wat het is om zelf werkelijk horig te zijn aan dat Woord.”
Betekent het komen met het gezag van het Woord dat de ambtsdrager alleen gezag heeft wanneer hij naar het Woord spreekt, of heeft hij ook gezag louter vanwege zijn ambt?
„Het eerste staat voor mij bovenaan, maar in Zijn Woord geeft de Heere ook aan hoe wij de ambtsdragers hebben te zien en te gehoorzamen. Niet alles is te beargumenteren met teksten uit de Bijbel. Neem een discussie over de vraag hoe laat de avonddienst moet beginnen. Na afweging van alle argumenten moet de kerkenraad de knoop doorhakken en is de gemeente geroepen zich van harte te onderwerpen aan dat besluit. Vanuit de erkenning van het ambtelijk gezag, ook bij middelmatige zaken.
Tegelijk moeten ambtsdragers zich er altijd van bewust zijn dat in de gemeente van Christus elke gelovige met de Geest van God is bedeeld. Dat roept wel meteen de vraag op: is het gemeentelid dat vragen stelt bij een ambtelijke beslissing in Christus? De natuurlijke mens, ook binnen de kerk, verstaat niet de dingen die van de Geest van God Zijn. Elke roep uit de gemeente heeft daarom niet hetzelfde soortelijk gewicht. Daar heeft een ambtsdrager in alle fijngevoeligheid mee te rekenen.”
U onderstreept in “Verleende volmacht” dat gezag door God is gegeven, tegelijk geeft u meer dan eens aan dat het kan worden verkwanseld. Hoe verhouden die twee zich tot elkaar?
„Ons uitgangspunt is dat gezag niet hoeft te worden verworven, de hedendaagse visie, maar door God is verleend. Ouders die gehoorzaam willen zijn aan Christus, zijn als de handen van God naar hun kinderen. De gezagsdrager verkwanselt zijn gezag echter als hij meent het van zichzelf te bezitten en het gebruikt voor eigen voordeel. Die constatering is geen vrijbrief voor het negeren van gezag, maar is bedoeld als een appèl op gezagsdragers. Maken ze zich schuldig aan ernstig misbruik van hun positie, denk aan incest, dan dient het gezag hen te worden ontnomen door andere gezagsdragers.”
Wat hebt u zelf geleerd van het bestuderen van het Bijbelse spreken over gezag?
„Iets wat me voorheen nooit zo opviel, is dat wat ik heb geschreven in het hoofdstuk over het gezag van Christus. Onderdeel van verleende volmacht is de macht om mensen vrij te laten. Jezus sprak als gezaghebbende, maar Zijn “Volg mij” was geen dwangbevel. De Heere was met innerlijke ontferming over de rijke jongeling bewogen, maar toen die koos voor zijn geld, liet Hij hem gaan. Dat is heel moeilijk voor een ambtsdrager en nog moeilijker voor ouders die worstelen met pubers die een andere kant op willen, maar als we werkelijk met het gezag van het Woord hebben gesproken, mogen we het resultaat overlaten aan de vrijmacht van de Heere. Een tweede aspect waar ik meer oog voor heb gekregen, is Christus’ regeren op de wijze van het kruis. Die dienstknechtgestalte moet ook onze uitoefening van gezag stempelen. Essentieel in de christelijke visie op gezag is de zelfverloochening. Die mag niet ontbreken.”
Geldt dat alleen binnen de kring van de kerk of ook in het geheel van de samenleving?
„Het geldt primair voor het christelijke gezin en de christelijke gemeente, maar die staan niet los van de samenleving. Ook niet van onze geseculariseerde samenleving. De heidense koning Kores werd door God “Mijn knecht” genoemd, zelfs “Mijn gezalfde”. Als onderdanen zijn we geroepen ons te onderwerpen aan de wettige overheid, ook wanneer dat lijden met zich meebrengt. Petrus leert ons in zijn brieven dat gehoorzaamheid pijn moet doen in het leven van de christen. Ook in onze kring verzetten we ons veel te snel tegen het gezag van de overheid. De grens ligt daar waar gehoorzaamheid aan de overheid strijdig is met de gehoorzaamheid aan God, maar het past een christen niet om voor zichzelf actie te voeren.”
Moet in prediking en catechese meer aandacht worden besteed aan de inhoud en de uitoefening van gezag?
„Ik verwacht niet zo veel van het spreken óver gezag. Veel belangrijker is dat we spreken mét gezag: het gezag van het Woord, omdat we daar zelf uit leven. Dan weet je wanneer en op grond waarvan je iets mag of zelfs moet zeggen. Het echte probleem ligt bij het feit dat de levende band met Christus al te vaak wordt gemist. Dan kun je avonden vullen met het spreken over gezag, maar dat zal niet baten. Voor gezagsdragers die buiten Christus leven, geldt maar één opdracht: Bekeert u en gelooft het Evangelie. Dan pas gaan we de zaken, ook die ten aanzien van gezag, in het juiste licht zien. Zeker binnen de christelijke gemeente kun je niet over gezag praten buiten de onderwerping aan Christus om.”
N.a.v. ‘Verleende volmacht. Nieuwe gehoorzaamheid in gezin, school, kerk en samenleving’, door ds. J.J. ten Brinke en dr. A. de Muynck; uitg. Royal Jongbloed, Heerenveen; 176 blz.; € 12,50.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 22 oktober 2014
Terdege | 108 Pagina's