Dr. Herman Paul: Naar een nieuwe visie op secularisatie
GRONINGEN – Veel verhalen over secularisatie en kerkverlating hebben een verlammende werking op gemeenteleden. Bovendien zeggen grote verhalen over „modernisering en „rationalisering niet zo veel over wat er in concrete mensenlevens op het spel staat. Dat zegt de Leidse geschiedfilosoof dr. Herman Paul, die per september is benoemd tot bijzonder hoogleraar namens de IZB en GZB aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Een geschiedfilosoof op een bijzondere leerstoel van twee zendingsorganisaties, de combinatie is minder opzienbarend dan ze op het eerste gezicht lijkt. Dr. Paul: „Mijn interesse voor geschiedenis is geboren in een eeuwenoude dorpskerk, met een mooi, oud orgel en een middeleeuws fresco; waar psalmen in de oude berijming werden gezongen en waar vanaf de kansel vaak een normatief beroep werd gedaan op het verleden („Calvijn zegt…”). Dat fascineerde me, evenals de vraag hoe dit zich verhield tot het leven buiten de kerk. Veel van mijn medescholieren leefden in een heel andere wereld, waarin het verleden niet zo’n grote rol speelde. Hoe vergaat het zo’n traditie, vroeg ik me af, in een „traditieloze” samenleving?
Deze ervaring in de kerk zette me op het spoor van de geschiedenis, van verhalen die mensen vertellen over hun plaats in de tijd. Vooruitgangsverhalen, waarbij ze het verleden als het ware triomfantelijk achter zich laten, maar ook achteruitgangsverhalen, over de apocalyptische tijden waarin we zijn beland. Verhalen waarmee mensen betekenis geven aan gebeurtenissen die ze meemaken. Hoe komen mensen op die verhalen? Hoe overtuigend zijn ze? Die vragen hebben me altijd geboeid. De link met de secularisatie is dan overigens eenvoudig te leggen, want wie over secularisatie in Europa spreekt, vertelt ook vaak een groot, historisch verhaal. Niet toevallig hebben geschiedfilosofen als Hermann Lübbe ook belangstelling voor secularisatie aan de dag gelegd, terwijl studies over secularisatie –lees Friedrich Gogarten er maar op na– vaak bol staan van geschiedfilosofische ideeën.
Overigens zal ik in mijn nieuwe functie niet primair als vakwetenschapper naar secularisatie kijken. Zoals mijn geschiedfilosofische interesse in de kerk geboren is, zo wil ik mijn academische expertise graag weer dienstbaar maken aan de kerk.”
Inspiratiebronnen
De stad Groningen en de universiteit daar zijn voor dr. Paul vertrouwd terrein. Zes jaar geleden promoveerde hij er. Tijdens zijn studie was hij betrokken bij het missionaire werk van de IZB in de stad. „Als vrijwilliger heb ik in Het Pand, het missionair centrum aan de rand van de binnenstad, heel wat gesprekken gevoerd met buurtbewoners over wat het leven de moeite waard maakt. Als kerkenraadslid raakte ik bovendien geïnteresseerd in vragen naar de kerk in de grote stad.”
Getuige-zijn
Een benoeming als universitair docent historiografie en geschiedfilosofie bracht dr. Paul in 2007 naar Leiden. De betrokkenheid op missionair werk bleef; op dit moment is hij missionair ouderling in de Marekerk. „Een centrale vraag vind ik daarbij hoe de missionaire roeping ons hele gemeente-zijn kan doortrekken. Missionair werk is niet een loket dat wordt bemand door een evangelisatiecommissie of een handjevol enthousiastelingen. Getuige-zijn heeft ook alles te maken met het werk van kerkrentmeesters en diakenen, met de inrichting van de eredienst, met het programma van onze jaarlijkse gemeentedag. Voor wie zijn we eigenlijk gemeente? Kunnen we in begrijpelijke taal aan belangstellenden uitleggen wat wij in de kerk geloven en doen? Dat zijn grote vragen die we elkaar telkens weer moeten stellen.”
De nieuwe functie als buitengewoon hoogleraar verbindt theorie aan praktijk. „Het zou onjuist zijn om die twee te scheiden. Ik beoefen geen wetenschap om de wetenschap, maar wil de intellectuele reflectie in dienst te stellen van een vraag die ons, denk ik, allen bezighoudt. Er is veel pessimisme over de teloorgang van de kerk in ons land, mede gevoed door een zeker heimwee naar de tijd dat de kerk nog vol zat. Dat daagt me uit. Ik heb de neiging om er meteen ook kanttekeningen en vragen bij te plaatsen. We zijn deel van een gemeenschap, de kerk van alle tijden en plaatsen. Welke rol speelt dat in de analyse van de huidige ontwikkelingen in West-Europa? De kerk van Jezus Christus is groter dan die van ons land of ons werelddeel. Kijk eens hoe de kerk elders ter wereld groeit. Maar kijk ook eens naar landstreken waar kerk en geloof na een periode van bloei nu nagenoeg zijn verdwenen. Wat zouden wij kunnen leren van Syrië in de 14e eeuw, of van Noord-Afrika in de 6e eeuw?”
Daarmee zitten we bij de kern van de leeropdracht van de nieuwe hoogleraar: studie maken van secularisatie met het oog op het zelfverstaan en de missionaire roeping van de kerk. De kerkelijke statistieken staan al jaren in het rood, veel betrokken gemeenteleden hebben kinderen of kleinkinderen die niet meer naar de kerk gaan.
„Het zijn pijnlijke ervaringen die je niet zomaar terzijde kunt schuiven. Maar hoe duiden we die ervaringen of die cijfers? We leveren ons toch alsjeblieft niet uit aan statistieken of aan sociologen die prognoses maken op basis van huidige trends? Sociologie is een nuttige wetenschap, maar in de kerk belijden we dat de toekomst in Gods hand ligt. Bovendien staat het God altijd vrij om anders met deze wereld te handelen dan mensen voorzien of voorspellen. Als je op een christelijke manier over secularisatie wilt praten, kun je zulke theologische noties niet tussen haakjes zetten. Dan kan dit niet zonder de overtuiging dat God aan het werk blijft; ook al lopen ontwikkelingen anders dan wij hopen of verwachten.”
Voor de generatie van dr. Paul is de postchristelijke situatie „vanzelfsprekend” – „niet in de zin dat het zo wel goed is, maar in de zin dat het niet vreemd is om bij een minderheid te horen. Als historicus ben ik wel erg geïnteresseerd in dat relatief korte tijdvak, tussen pakweg 1850 en 1950, waarin Europa een christelijk continent leek. Tegelijk zeg ik: die tijd van stampvolle kerken en een christelijk gekleurde publieke moraal was een uitzondering.
We komen er dus niet met terug te verlangen naar voorbije tijden. Op heimwee naar de hervormde volkskerk zul je mij hopelijk niet betrappen. Weemoed werkt niet alleen verlammend, maar is ook theologisch moeilijk te verteren. Is een christelijke visie op de geschiedenis niet per definitie een hoopvolle visie?”
Verlangens
In het gesprek over secularisatie moeten we ook onszelf onder de loep nemen, benadrukt dr. Paul. „Secularisatie gaat wat mij betreft niet alleen over kerkbezoek of kerklidmaatschap, maar over toewijding, vertrouwen en verlangen. Waarop bouwen wij ons leven? Je kunt twee keer per zondag in de kerk zitten, maar ondertussen volkomen gepreoccupeerd zijn met je carrière, je bezit of je status. Ben je dan niet net zo geseculariseerd als je buurman die op zondagochtend uitslaapt?
Laten we in de kerk niet spreken over secularisatie als een onpersoonlijk „monster” dat zijn tienduizenden verslaat, maar laten we het over hebben over mensenlevens: Waar gaat ons hart naar uit? Wat zijn verlangens die ons bij God vandaan houden? Welke verlangens plaatst het christelijk geloof ertegenover? De huidige situatie doet me vaak aan Augustinus denken. Hij groeide op in een tijd waarin het christelijk geloof en het Romeinse Rijk dicht bij elkaar lagen. Het wereldrijk werd beschouwd als een Godsgeschenk. Het waren de tempora christiana. De Pax Romana had veel trekken van de vrede waar het Evangelie over sprak. Maar toen de Visigoten Rome innamen, stortte dat wereldbeeld in. Hiëronymus schreef dat dit wel het einde van de wereld moest zijn. Hoewel Augustinus zeer vertrouwd was met deze visie, koos hij in zijn boek ”De Civitate Dei” een heel ander uitgangspunt. Hij zei: Gods gang met de geschiedenis is groter, meer omvattender dan de bloei en de ondergang van het Romeinse Rijk.”
Dr. Paul is niet beducht om vraagtekens te plaatsen bij al te romantische visies op de kerkgeschiedenis. Hij deed dat met name in ”Het gereformeerde geheugen”, een studie naar gereformeerden in de negentiende en de twintigste eeuw die meenden hun eigen ”tempora christiana” te beleven.
„Ons doel met dat boek was niet het omverhalen van heilige huisjes. Er zat, wat mij betreft, de augustiniaanse overtuiging achter dat het christelijk geloof altijd, onherroepelijk gecontextualiseerd wordt, maar dat zoiets niet verabsoluteerd mag worden. Ik heb vrienden die zijn opgegroeid in een Veluws dorp, in een stevige reformatorische context, maar in de loop van hun studietijd lieten ze het geloof achter zich. Het Woord van God en de Veluwse context bleken zo met elkaar verklonken dat ze er op hun 25e niet meer mee uit de voeten konden. In gesprekken daarover hanteerden ze dezelfde logica waarmee mensen in de Veluwse dorpskerk de onopgeefbaarheid van hun traditie verdedigen.
Wat dit, ten slotte, voor de leerstoel betekent? „Enerzijds zou ik graag in augustiniaanse geest verder denken over de taal waarin wij over secularisatie spreken. Bij een zoektocht naar een nieuwe visie op secularisatie laat ik me graag inspireren door de contouren die zich in zijn werk aftekenen. Daarbij denk ik aan zijn geschiedvisie, aan zijn mensbeeld, aan zijn theologie van het verlangen en aan zijn grote belangstelling voor levensverhalen van mensen – kijk maar naar de ”Belijdenissen”.
Tegelijk wil ik mijn hand niet overspelen. Ik ben geen theoloog en zal ook niet pretenderen dat te zijn. Als historicus voel ik me eerder thuis in de rol van vertaler of ambassadeur van belangwekkende figuren of inspirerende voorbeelden uit andere tijden of plaatsen. En ik hoop niet in m’n eentje te werken. Wat mij betreft wordt de leerstoel een leertafel, waar mensen uit diverse disciplines aanschuiven om samen over secularisatie na te denken. Een leertafel waar academische publicaties worden voorbereid, maar waar universitair onderzoek ook breed toegankelijk wordt gemaakt voor zendingswerkers en gemeenten.”
De auteur is hoofd communicatie bij de IZB.
rd.nl/hermanpaul voor het volledige interview.
Personalia
Dr. Herman Paul (1978) studeerde geschiedenis, wijsbegeerte en journalistiek aan de Rijksuniversiteit Groningen, waar hij in 2006 cum laude promoveerde op een geschiedfilosofische studie. Hij was gastonderzoeker aan het Center of Theological Inquiry in Princeton (VS) en is sinds 2007 verbonden aan de Universiteit Leiden als universitair docent historiografie en geschiedfilosofie. Hij publiceerde onder andere ”Het moeras van de geschiedenis. Nederlandse debatten over historisme” (2012). In juni 2012 publiceerde Paul samen met Bart Wallet ”Oefenplaatsen. Tegendraadse theologen over kerk en ethiek”, een bundel interviews met onder andere Stanley Hauerwas, Oliver O’Donovan, Miroslav Volf, Bernd Wannenwetsch en Samuel Wells.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 18 juli 2012
Reformatorisch Dagblad | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 18 juli 2012
Reformatorisch Dagblad | 10 Pagina's