Een huwelijk van honderd dagen
Margarethe Bolt-Bartels: „Een orgelbouwer? Dat zal wel een man zijn met een heel lange baard"
Haar vader was dominee. Hij verdronk in de oorlog in de Elbe. Haar man was Klaas Bolt. Hij stierf in Haarlem, vorig jaar april. Mevrouw Margarethe Bolt-Bartels woont sindsdien weer in Leer, Duitsland. Net als voorheen. Ze groeide op tussen de beroemde kerkorgels van Norden, Westerhusen, Weener en Marienhafe. Nieuw gebouwde orgels en gerestaureerde orgels waren het gesprek van de dag. En toen kwam Klaas Bolt, kerkelijk organist van de Grote of St. Bavokerk te Haarlem. Een huwelijk volgde. Honderd dagen lang.
Ik was nog maar zeven, acht jaar oud. Ik zat op een kinderkoor. En toen moest het orgel van onze kerk in Weener gerestaureerd worden. Daar kwam dus een orgelbouwer aan te pas. Ik dacht: Nou zeg, een orgelbouwer, dat is een beroep van vroeger, dat zal wel een oude man zijn met een heel lange baard. In dat wereldje van orgels maken en orgels restaureren ben ik opgegroeid. Daarom konden Klaas Bolt en ik het zo goed vinden samen. Want Klaas had wel een vrouw nodig die wist waarover hij het had. Hoewel, zoveel praatte hij nou ook weer niet over zijn werk".
Samen zingen
„Klaas heeft wel veel gesproken over zijn idee van een jaarlijkse Kerklieddag. Dat lag hem zeer na aan het hart: samen zingen in de Bavo. Maar het is er niet meer van gekomen. Jammer is dat eigenlijk. Hij heeft zich er niet meer voor in willen spannen, omdat hij toch al wist dat hij er zelf niet meer zou zijn.
Ze doen nu wel moeite, heb ik gehoord, om alsnog zo'n Kerklieddag in Klaas z'n stijl te laten plaatsvinden. Dat heeft meneer Lindenberg mij verteld. Dat is een mooie gedachte, maar natuurlijk ook een beetje een gevaarlijke gedachte. Want niemand kan toch zo goed improviseren als Klaas dat kon. Dat vind ik tenminste. Velen proberen het wel in de stijl van Bolt, maar het blijft imitatie. Het is Bolt zelf niet. Hij speelde zo onnavolgbaar, dat elke poging hem na te doen bij voorbaat al is mislukt. Het klinkt altijd goedkoper. De genialiteit van Klaas Bolt is weg".
Improviseren
„Klaas improviseerde altijd, op elk concert. Hij wist dat de mensen dat fijn vonden en hij deed hun dat genoegen graag. En 's avonds na afloop maakte hij daar aantekeningen van. Al was het midden in de nacht. Dat zijn uiteindelijk hele boekjes geworden, die nu allemaal bij Harald Vogel liggen. Hij had zo veel muzikale ideeën, onuitputtelijk. Klaas heeft tweemaal de eerste prijs gewonnen op het Nationaal Improvisatie Concours in Haarlem. De derde keer deed hij weer mee. Toen kreeg hij de tweede prijs. Misschien was hij toen te druk geweest met zijn blokfluit.
Vooral na zijn vijftigste verjaardag is hij zich steeds meer op improvisatie toegaan leggen en steeds minder op het spelen van literatuur. Terwijl hij vroeger uren, ja dagen lang in de kerk zat om te studeren op de grote werken van Bach. Later is hij dat meer los gaan laten.
Zo'n jaarlijkse Kerklieddag heeft voor mij dus een bedenkelijke kant. Ik vrees voor een teleurstelling. Aan de andere kant: Het samen zingen van psalmen is altijd goed. Dat vond Klaas ook. Daarom zal ik er niet naar over doen als er toch een Kerklieddag komt. Want we zouden veel meer moeten zingen. Samen. In de kerk, samen zingen. Dat wilde Klaas altijd zo graag".
„In dat opzicht had Klaas ook veel bewondering voor Feike Asma. We zijn nog wel eens samen naar Maassluis geweest. Hij had kritiek op het spelen van Asma. Maar ook bewondering voor zijn inzet. Klaas Bolt heeft goed begrepen waarom zovelen graag naar Feike gingen luisteren. Asma had iets, iets echts, iets origineels, iets dat begeisterd was, iets wat, ja, eigenlijk hetzelfde wat Klaas ook had. Het waren echte muzikanten. Allebei. En nu zijn ze er allebei niet meer.
Klaas was erg bevriend met Harald Vogel. Ze hadden muzikaal dezelfde ideeën. Ze hebben veel samengewerkt op het gebied van orgelrestauraties. Ze studeerden er samen op en wisselden ideeën uit. Hoe doen ze het in Nederland ? Hoe doen ze het in Duitsland? Hans van Nieuwkoop en Jacques van Oortmerssen waren ook vrienden van Klaas. Heel fijn. Klaas had veel aan hen.
Iedere zondag als ik in Haarlem was, zat ik naast Klaas Bolt op het orgel in de Bavo. En altijd was er wel weer iets nieuws in zijn spel, iets waarvan ik dacht: Wie kan dat nu zó spelen? Alleen Klaas. Als we de kerk in kwamen, liep hij direct naar de consistoriekamer voor het papiertje met de liederen. En terwijl we naar boven liepen, dacht Klaas na. En dan speelde hij. Zoals hij kon spelen vanuit de tekst. Hij probeerde in zijn improviseren de tekst uit te leggen. Unnachamlich".
Het volk
„Klaas Bolt was niet de dure kerkmusicus die het vanuit de hoogte wel even intellectueel zou dicteren. Hij was eigenlijk de muzikant van het volk. Hij stond naast hen. Hij ging ook met iedereen om. Hij had niet dat airtje dat je in dit vak wel eens ontmoet: Ik heb dit gedaan, ik heb dat gedaan, ik ga daar spelen, ik heb van die een uitnodiging ontvangen. Helemaal niet. Klaas was zo bescheiden. Hij had het niet nodig zichzelf op een trapje te zetten.
Hij had altijd zo'n levendig gezicht hè? Gewoon, net zoals hij was. Hij wilde niet imiteren, niet iemand nadoen, niet op iemand lijken. Bolt was Bolt. Hij was niet die orgelfanaat zoals anderen dat zo kunnen zijn, niet de grote man die te goed was om een foutje te kunnen maken. Als er eens een foutje was, dan begon hij gewoon opnieuw".
Stapje terug
„Klaas Bolt was ook in zijn omgang met mij heel, heel, ja, heel goed eigenlijk. Ik had een heel moeilijke tijd doorgemaakt, zat heel diep in de put. Maar Klaas heeft me weer opgebouwd, me weer het gevoel gegeven dat ik belangrijk was. Als hij mij voorstelde aan anderen, dan deed hij zelf een stapje terug. Ik was dan de belangrijkste, terwijl hij dat toch eigenlijk was. Hij was de organist van de Grote of St. Bavokerk te Haarlem! Wie was ik nou helemaal? Maar voor Klaas was ik de belangrijkste. Dat heeft me heel goed gedaan.
De eerste keer dat ik Klaas Bolt ontmoette, was veertien dagen voordat ik trouwde met Jürgen Ahrend. Klaas zou een nieuw orgel inspelen, ergens in de buurt van Coevorden. Ik was achttien. 1957. Ik vond hem also aardig. Tijdens mijn eerste huwelijk, met Jürgen Ahrend, woonden we in Leer. Jürgen Ahrend was orgelmaker en Klaas Bolt was adviseur. Klaas was geboren in Appingedam en dus kwam hij ook wel eens hier in de buurt. Hij kwam ook in de werkplaatsen van Ahrend. En dan na afloop zei hij altijd: „Und jetzt gehe ich zü Margretchen zum Kaffee".
Ziek
„Soms zagen we Klaas Bolt een jaar niet. Of nog langer. En dan was hij er plotseling weer. Hij maakte me dan altijd een complimentje: „Oh, Margarethe, Sie werden mit jedem Kind schoner". Dat was Klaas Bolt. Dat kon hij zo fijn zeggen, een ander zo opbeuren.
Maar er was tussen ons nog helemaal niets aan de hand. Ook niet toen mijn huwelijk met orgelmaker Jürgen Ahrend afgelopen was. Klaas Bolt was bang voor trouwen. Hij was echt een verstokte vrijgezel. Hij genoot van dat vrije leven. Dat wist de gehele wereld. Dus wie dacht er nu aan een huwelijk? Ik niet! En ik had ook geen behoefte meer aan een huwelijk. Ik was tevreden met mijn leventje met m'n vijf kinderen. En toen werd Klaas Bolt ziek".
Sofort
„In september 1985 vond Klaas wat bloed in de urine. Ik heb toen gezegd: „Klaas, geh' sofort zum Hausartz". De dokter zei: „Ach, een klein ontstekinkje". En dat is fout geweest. Klaas had direct doorgestuurd moeten worden. Maar dat is niet gebeurd.
In september 1988 stonden we op een parkeerplaats bij Heerenveen. Klaas ging naar het toilet en was daarna heel stil. En 's avonds zei hij dat hij weer wat bloed gevonden had. ik zei: „Klaas, sofort naar de dokter". Toen kreeg hij van de dokter een briefje mee. Ik hoor het hem nog voorlezen: „Margretchen, hier staat: Verdacht op Neoplasma. Weet jij wat dat is?"
Ik zei, ja, dat heb ik toen gezegd: „Dat weet ik wel. Klaas, dat is kanker". Toen werd hij heel stil. En toen zei hij: „Nou, als dat dan zo is, dan is het goed". Dat was op donderdag".
Afscheid
„De volgende dag was er in Haarlem vergadering van de Orgelcommissie van de Nederlandse Hervormde Kerk. Daar was Klaas Bolt ook bij. Heel rustig. Niemand heeft iets aan Bolt gemerkt. We zijn later nog samen naar Zweden en Finland geweest. Een heel fantastische reis. Daar gaf Klaas cursus over orgelrestauratie en gemeentezangbegeleiding. We hebben daar zo genoten. Mooie dingen gezien, lekker gegeten. En Klaas was helemaal niet somber of depressief. Maar, ik weet het nog, toen we uiteindelijk weer naar huis gingen, toen zag ik aan zijn gezicht dat hij moeite had met afscheid nemen: nog één keer die mooie bossen zien, die mooie meren, die lucht. Nog één keer, en dan nooit meer.
In Oslo en Helsinki hadden ze gezegd: „Meneer Bolt, u moet volgend jaar terugkomen, want er lopen hier nog zo veel organisten rond die uw cursus ook moeten volgen". Dan zei Klaas: „Goed, goed, we bellen nog wel eens". En 's avonds zei hij tegen mij: „Ze moesten eens weten dat ik er rnisschien volgend jaar niet eens meer ben".
Saab Turbo
„Aan de andere kant: hij zat vol plannen. „Margretchen", zei hij dan, „we gaan dit nog doen, en we gaan dat nog doen. Jij moet dit nog zien en jij moet dat nog zien. Hij was uitgenodigd voor gemeentezangcursussen in Canada en Amerika. Zijn agenda stond vol met afspraken. Hij erkende diep in zijn binnenste wel dat hij ernstig ziek was, maar hij schoof het eigenlijk ook een beetje van zich af.
Vlak voordat hij stierf, kocht hij, zo zuinig als hij was, nog een heel dure Saab Turbo. Maar als we dan samen naar het toilet schuifelden, kreunde hij: „Und solch einer kauft noch ein Saab Turbo".
Als mensen belden, en vroegen: „Meneer Bolt, kunt u dit voor ons doen? Of wilt u dat doen?" Dan zei hij: „Meneer, dat is goed, maar u moet even geduld hebben. Ik ben nu nog een beetje ziek en de dokter zegt dat ik even rust moet houden". Zo sprak hij nog, vier weken voor zijn overlijden.
Zondags zei hij steevast tegen mij: „Ga jij nou maar de kerk, want je moet onder de mensen blijven". En in de kerk vroegen ze allemaal: Hoe gaat het met meneer Bolt? Gaat het al een beetje beter met hem? En thuisgekomen moest ik Klaas weer vertellen wie ik gesproken had, hoe de preek geweest was, wat de mensen hadden gezegd. En of er mooi orgel was gespeeld". Hij is nooit opstandig geweest, dat ik wel naar de kerk kon, en dat hij daar maar op dat bed moest blijven liggen".
Dominee Bijl
„Klaas Bolt is hier in Leer geopereerd. In het Borromeushospitaal. Een katholiek ziekenhuis, maar ze hadden er een heel goede uroloog. Op 20 februari 1989 werd Klaas voor de derde keer geopereerd. Dat duurde acht uur. Maar de uitslag was niet goed.
En toen zei hij zomaar op een keer: Wat denk je ervan? Margretchen, zullen we gaan trouwen? Ik heb sindsdien het gevoel gehad dat Klaas dacht best nog een tijdje te zullen leven. Maar wat heeft hij zich vergist.
We trouwden op 2 januari 1990. In de Nieuwe Kerk in Haarlem. Klaas hield zoveel van het orgel in de Nieuwe Kerk. Zijn lievelingsorgel. Dominee Kees Bijl, een goede vriend van Klaas, heeft ons huwelijk bevestigd. Hij had gezegd: Als het niet in de kerk kan, dan doen we het desnoods naast Klaas z'n bed.
Twee dagen na onze huwelijksdag reed ik hem in een rolstoeltje door het Anthoni van Leeuwenhoekziekenhuis in Amsterdam. En twee weken later gingen we al per brancard naar de dokter. We zijn precies honderd dagen getrouwd geweest. Toen stierf Klaas Bolt. Ik had ook niet gedacht dat het zó snel zou gaan. Maar ik ben blij dat ik nog voor hem heb kunnen zorgen. Tot 11 april 1990".
Erelid
„Op zijn sterfbed belde zijn vriend Hans van Nieuwkoop nog. Of Klaas het erelidmaatschap van de Nederlandse Organisten Vereniging wilde aannemen. Mijn man was er heel ontroerd van. De tranen liepen hem over de wangen. Maar hij was ook heel blij. Klaas wist toen al wel dat hij er bij de uitreiking van dat erelidmaatschap niet meer zou zijn. Toen zei hij: „Daar moet jij dan straks maar in mijn plaats naar toe. En dan moet je zorgen dat je er goed uitziet".
Tot tien dagen voor zijn sterven heeft hij nog allerlei zaken afgehandeld. Hij bleef erg betrokken bij de restauratie van het orgel in de Der Aakerk in Groningen. Hij was daar eerste adviseur. Op dat orgel had hij vroeger les gehad van Johan van Meurs. Als ze in Groningen vergadering hadden over die restauratie, dan belden ze altijd naar Haarlem: Klaas, hoe zullen we dit doen, hoe zullen we dat doen? Stef Tuinstra is nog een keer van Groningen naar Haarlem gereden met een bandje met de eerste tonen van het orgel.
Klaas was ook adviseur bij de restauratie van het orgel in de Oude Kerk te Amsterdam. Niet alles ging daar Klaas naar de zin. Daarom is het ook nog steeds niet klaar".
Opvolging
„Ik heb gehoord dat Anton Pauw nu benoemd is tot opvolger van Klaas Bolt. Dat is goed. Maar ik kan Willem Weitink nog niet vergeten. Willem Weitink was organist in de Nieuwe Kerk en in Beverwijk. Maar altijd als Klaas niet spelen kon, door ziekte of door vakantie of door wat dan ook, dan speelde Willem. Een heel trouwe vriend. Maar geen beroepsmusicus. En na Bolts overlijden is Willem aan de kant gezet. Heel gemeen. Klaas heeft veel verdriet gehad van veel dingen in Haarlem.
Klaas Bolt was geen vrome man. Hij was wel vroom, maar deed nooit vroom, sprak nooit vroom. Hij maakte veel liever een geintje. Hij was wel heel erg kerkelijk. De kerkelijke stijl hield hij hoog, altijd. Bolt had stijl. Hij zat nooit in hemdsmouwen op de orgelbank, maar altijd in het pak. Met stropdas om. Zo hoorde dat bij Klaas. Heel stijlvol. Aan de andere kant was hij heel spontaan. Als er op een concert eens een toontje vals klonk, dan stopte hij gewoon en riep naar beneden: „Dames en heren, een ogenblikje alstublieft. Dit toontje is ontstemd, en daar gaan we eerst iets aan doen". En als er eens een nootje onder de speeltafel gleed, dan was het: „Dames en heren, er verdween een nootje, dit doen we dus even over". De sfeer rondom Klaas Bolt was altijd heel vriendelijk en heel ontspannen".
Gezellig
„Ik registreerde veel bij Klaas. Dan zat ik vreselijk in de zenuwen, maar Klaas nooit. Klaas had geen zenuwen, geloof ik. Hij was nooit bang of ik het wel goed deed. We speelden ook wel eens samen. Klaas maakte de omspelingen en ik speelde de melodie. Elke keer als hij zover was dat ik in kon zetten, gaf hij zo'n aardig knikje met z'n hoofd. En als de regel afgelopen was, knikte hij weer.
Ik heb het bewonderd dat hij nooit in de zenuwen heeft gezeten dat ik zijn concert zou verprutsen. Als we aan een concert begonnen, dan was het: „Kom, Margretchen, nou gaan we gezellig samen een concertje spelen"".
Volgende week in de serie "M'n man" een gesprek met de weduwe van evangelist J. Kwantes.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juli 1991
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juli 1991
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's