Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

REVOLUTIE EN HUWELIJK: DE GROTE BEGINSELEN EN DE WEERBARSTIGE WERKELIJKHEID

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

REVOLUTIE EN HUWELIJK: DE GROTE BEGINSELEN EN DE WEERBARSTIGE WERKELIJKHEID

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Het tweede eeuwfeest van de Bataafse Revolutie heeft in het publieke domein, zeker in vergelijking met de wijze waarop de Fransen hun revolutiejaar 1789 hebben herdacht, maar weinig aandacht gekregen, laat staan beroering gewekt. Ten onrechte, want de Omwenteling van 1795 mag dan minder spectaculair zijn geweest als evenement, ze heeft niettemin enorme gevolgen gehad voor de Nederlandse staat en natie. Ze markeert het begin van de eenheidsstaat waarin wij nu leven, en heeft de fundamenten van de staat ingrijpend gewijzigd. In kerkhistorisch opzicht staat 1795 voor de beëindiging van discriminatie op godsdienstige en kerkelijke grondslag en voor heel nieuwe verhoudingen tussen kerk en staat.

Deze bijdrage is niet bedoeld als een nieuwe evaluatie van de (kerk)historische relevantie van de Bataafse Revolutie. Het oogmerk ervan is opwekken tot nieuw onderzoek vanuit andere invalshoeken dan die van de (on)wenselijkheid van het fenomeen 'revolutie' - in de lijn van Groen van Prinsterer - of het goed recht van de vooral katholieke emancipatie - in het voetspoor van onder anderen Nuyens.

Een verrassende mogelijkheid om de gewenste verbreding en verdieping van het onderzoek te bewerken wordt geboden door de veranderingen die zich direct na 1795 hebben voorgedaan in de regelgeving en praktijken rond het aangaan van een huwelijk. De betekenis ervan voor de bestudering van de gevolgen van de Omwenteling moge wellicht niet meteen duidelijk zijn. Toch stelt precies de behandeling van dit onderwerp ons in staat om te verhelderen hoe - ook door andere dan politici en füosofen - gereageerd is op de breuk die de Revolutie teweegbracht; hoe ingewikkeld het was om inhoud te geven aan het beginsel van rechtsgelijkheid; hoe subtiel de verschuivingen soms waren en welke onverwachte gevolgen deze konden hebben, ook voor de godsdienst en de kerken.

De situatie vóór de omwenteling

Vóór 1795 had ieder gewest een eigen 'echtreglement', terwijl de zogenaamde Generaliteitslanden op dit punt de regelgeving van de Staten Generaal hadden

te volgen.' Hoewel onderling verschillend, kwamen deze reglementen toch op twee punten met elkaar overeen. Ze gaven de (gereformeerde) kerk een juridisch belangrijke functie en waren allemaal min of meer discriminerend voor de niet-gereformeerden. Wat vooral het laatstgenoemde punt betreft, zij opgemerkt dat doorgaans alleen gereformeerden een kerkelijk huwelijk konden sluiten met civielrechtelijke effecten, terwijl leden van de overige kerken die mogelijkheid meestal niet hadden. Zij waren voor een door de burgerlijke wet erkend huwelijk in sommige gewesten aangewezen op de predikant van de publieke, dat wil zeggen gereformeerde kerk. Elders konden ze kiezen tussen een huwelijk voor de gereformeerde predikant of voor de schepenbank. 2 De laatstgenoemde mogelijkheid was vaak duurder. Daarnaast was de regelgeving belemmerend voor wie een gemengd huwelijk wilde sluiten of naar een andere dan de gereformeerde kerk wilde overgaan vanwege een voorgenomen huwelijk. Militairen en ambtenaren konden bijvoorbeeld door een katholieke vrouw te trouwen hun betrekking kwijt raken. 3

Het schrappen van bepalingen tegen het aangaan van gemengde huwelijken

Na de Omwenteling werd in alle gewesten de regelgeving inzake de huwelijkssluiting aangepast aan de nieuwe beginselen van rechtsgelijkheid en godsdienstvrijheid. Het eerst werden de bepalingen geschrapt die tot doel hadden het sluiten van een gemengd huwelijk en overgangen naar de Rooms-Katholieke Kerk tegen gaan. Het gewestelijk bestuur van Holland besloot ertoe op 25 februari 1795 en maakte dit besluit publiek op 6 maart. Op zich, zo luidt de considerans, is de verklaring van de rechten van de mens en burger voldoende. Daarin is immers al bepaald dat onderscheid tussen burgers op grond van godsdienst is opgeheven. Maar om veel requesten voor te zijn is besloten de opheffing van de oude plakkaten uitdrukkelijk bekend te maken. 4 Overijssel

volgde op 21 april van hetzelfde jaar 5 en de Staten Generaal namen de Hollandse bepalingen over door deze op 30 april 1795 te publiceren. 6

Voor de beeldvorming is het interessant nader in te gaan op de aanleiding tot deze besluitvorming. In Holland blijkt de zaak op 12 februari 1795 op de agenda te zijn gekomen door een verzoekschrift van W. Franken, een gereformeerde ambtenaar uit Zoeterwoude, die met een rooms-katholieke vrouw wilde trouwen. 7 De Staten Generaal werden 13 maart 1795 met het vraagstuk geconfronteerd door de eveneens gereformeerde Willem Chrystie uit Breda. Deze ambtenaar had reeds twee katholiek gedoopte kinderen en wilde ze legaliseren door op 7 februari 1795 in ondertrouw te gaan. Dit was hem echter door de municipaliteit geweigerd, omdat betrokkene volgens de bepalingen van het plakkaat van 3 juni 1750 nog te jong was voor een gemengd huwelijk. 8 Om besluitvorming in Overijssel was verzocht na weigering van de predikant te Enter om twee gemengde huwelijken te sluiten. 9

Het gaat hier om details, die niettemin met reden vermeld zijn. Uit de voorbeelden blijkt dat deze vroege concretiseringen van de gelijkberechtiging en de godsdienstvrijheid niet tot stand gekomen zijn door acties van een naar emancipatie strevende godsdienstige minderheidsgroep. Het waren initiatieven van individuele burgers, die zich in hun persoonlijke leven belemmerd voelden door de oude regelgeving. Of de leiders van de betrokken kerken daar zo gelukkig mee waren, valt overigens te betwijfelen. Door intensivering van de interconfessionele relaties en vooral door huwelijken tussen personen met een verschillende kerkelijke achtergrond werden de groepsgrenzen op de proef gesteld en dreigde vervaging van de eigen identiteit.

Uit de voorbeelden blijkt verder dat mensen als Franken en Chrystie de regels van vóór 1795 omzeild hebben door gewoon niet te trouwen. Het lijkt mij een onderzoek waard vast te stellen of zij uitzonderingen waren en welke de reactie erop was van de kerken en de staat. Ze stelden immers de burgerlijke en kerkelijke regelgeving op de proef en het is voor ons zicht op de kracht van

de publieke moraal interessant te weten of er actie tegen gevoerd is en, zo ja met welke middelen en om welke redenen dat geschiedde of niet geschiedde.

Prikkels tot nieuwe regelgeving in de gewesten

Vrijwel gelijktijdig met de kwesties rond de gemengde huwelijken zagen de gewestelijke besturen zich verplicht om de regelgeving rond de huwelijkssluiting meer fundamenteel aan te passen. In Groningen kwam het nieuwe huwelijksreglement tot stand naar aanleiding van een verzoek van rooms-katholieke geestelijken om erkenning van de civielrechtelijke geldigheid van huwelijken die zij na de Omwenteling hadden gesloten. 10 In Friesland werd de verandering bevorderd door verzoeken van doopsgezinde en later ook katholieke bruidsparen. 11 Het bestuur van Overijssel heeft de zaak vermoedelijk ter hand genomen naar aanleiding van de 'gereformeerde' requesten over het gemengd huwen. 12 Op de Gelderse Landdag was het kwartier van Nijmegen gangmaker door te vragen om aanpassing van de huwelijkswetgeving aan de nieuwe beginselen, 13 terwijl in Holland tot aanpassing besloten werd, nadat roomskatholieken door middel van een kleine requestbeweging op de burgerlijke erkenning van hun kerkelijk huwelijk hadden aangedrongen. 14 In Zeeland ging de eerste prikkel uit van een verzoekschrift van lutheranen, terwijl pas later rooms-katholieke pastoors een request hebben ingediend. 13 In Bataafs-Brabant is de opstelling van een nieuw reglement gepaard gegaan met veel overleg van de volksvertegenwoordigers met de rooms-katholieke kerkelijke leiders. 16

Kortom, de aanpassing van de huwelijksreglementen is vrij snel na de omwenteling overal op de politieke agenda geplaatst. De strijdigheid van de oude regels met de nieuwe beginselen was blijkbaar iedereen duidelijk. Opmerkelijk in dit verband is dat de roep om verandering telkens weer uit een andere hoek blijkt te zijn gekomen. Er lijkt maatschappelijk gezien een zeer uiteenlopend doch breed en voldoende krachtig draagvlak te hebben bestaan om de oude wetgeving op de helling te zetten. Ook de nieuwe gewestelijke huwelijkswetgeving is echter niet tot stand gekomen dankzij weloverwogen beleid van kerkelijke

leiders van religieuze minderheden. Ze is eerder de vrucht van verzoekschriften van particulieren uit verschillende kerken - doopsgezinden, lutheranen en katholieken hadden in deze gelijke belangen - en van initiatieven van politieke gremia. Alleen het verzoek van de Groningse pastoors wijst op een directe betrokkenheid van leden van het kerkelijk kader. Verder blijkt uit de Hollandse requestbeweging, dat het niet overal om particulier initiatief ging. Juist hier rijst echter ook de vraag of de Hollandse aartspriester er meer dan passief weet van gehad heeft.

Aard van de veranderingen en evaluatie ervan

De hierboven opgesomde verzoeken hebben geleid tot een nieuwe gewestelijke huwelijkswetgeving die doorgaans afweek van wat aan de bestuurders van verschillende kanten was gevraagd. Vrijwel nergens leidde de toepassing van de nieuwe beginselen tot de civiel-rechtelijke erkenning van alle kerkelijke huwelijken. Alleen in Groningen en Friesland is voor deze figuur gekozen en in Groningen is men bovendien spoedig op deze keuze teruggekomen. 17 In Overijssel, Gelderland en Utrecht werd besloten tot ondertrouw voor de burgerlijke overheid met vrijheid tot trouw voor de burgerlijke of kerkelijke overheid. 18 Holland, Groningen (in tweede instantie) en Brabant gaven de voorkeur aan een verplicht burgerlijk huwelijk met vrijlating deze kerkelijk te laten bevestigen. 19

Bij dit eindresultaat wil ik graag drie kanttekeningen plaatsen. In de eerste plaats kan worden geconstateerd, dat de toepassing van de grote beginselen van gelijkheid en godsdienstvrijheid tot heel uiteenlopende resultaten heeft geleid. De wisselkoers van de hoge idealen van de Omwenteling was blijkbaar nog niet vastgesteld. Des te opmerkelijker is dat slechts in een minderheid van de gewesten ervoor gekozen werd om het voorrecht van de gereformeerde kerk uit te strekken tot de andere godsdienstige genootschappen.

In de tweede plaats moge duidelijk zijn dat zelfs in gebieden waar niet-gereformeerden al gewend waren aan een huwelijk voor de schepenbank, er voor hen toch iets veranderde. Anderen moesten zich immers anders gaan gedragen, zodat de niet-gereformeerden zelf voortaan geen uitzondering meer waren. Ik teken hierbij aan dat alleen in Zeeland ook de nieuwe regelgeving nog discriminerend was. Daar werd het recht van de gereformeerden op een civielrechtelijk

geldig kerkelijk huwelijk gehandhaafd en verwierven de lutheranen datzelfde recht in plaatsen waar ze dat tevoren nog niet hadden. De katholieken daarentegen moesten er genoegen mee nemen, dat ze niet meer voor de predikant hoefden te trouwen maar zich tot de magistraat mochten wenden, zoals overigens vóór 1795 in Goes al was toegestaan. 20

De derde kanttekening betreft de keuze voor een verplicht burgerlijk huwelijk in Bataafs-Brabant. Terwijl in de voormalige Oostenrijkse Nederlanden kerkmensen zich te weer stelden tegen de invoering van het burgerlijk huwelijk 21 , hadden de rooms-katholieke kerkelijke leiders in het aanpalende Bataafs-Brabant de mogelijkheid voor het grijpen om het predikantshuwelijk in te ruilen tegen een huwelijk voor een rooms-katholiek priester. Ze gaven echter de voorkeur aan een voor iedereen verplicht burgerlijk huwelijk, omdat ze de handhaving van de regels liever overlieten aan de staat en vreesden voor kritiek van de nationale overheid als het Brabantse reglement te katholiek zou zijn. 22 Daarmee kozen juist de kerkleiders die het meest gereserveerd waren inzake de zegeningen van de Omwenteling voor het revolutionaire ^-linsel van scheiding tussen kerk en staat!

Verschuivingen

Voor wie op zoek is naar gegevens over de betekenis van de Omwenteling voor kerkgenootschappen die onder de oude Republiek achtergesteld waren, blijkt het huwelijk nog meer mogelijkheden te bieden. Voordat de wetgeving was aangepast aan de nieuwe beginselen, waren er al veranderingen in de praktijk. In tenminste vier gewesten boden de nieuwe reglementen de mogelijkheid om achteraf huwelijken van niet-gereformeerden die tegen de oude regelgeving in gesloten waren voor de eigen kerk, te legaliseren. Het gaat hier, wat de katholieken betreft, om huwelijken waar alleen de pastoor aan te pas gekomen 23

was. In het grotendeels katholieke Bataafs-Brabant zijn er in ieder geval van dergelijke huwelijken gesloten in de plaatsen Beers, Bergeijk, Best, Deurne, Geldrop,

Helmond en Oirschot. 24 Deze opsomming is gebaseerd op betrekkelijk willekeurig grasduinen in de Brabantse trouwregisters. De resultaten zijn echter interessant genoeg om aan te sporen tot nader onderzoek. Dat zou de omvang van de 'illegaliteit' en de achtergronden ervan aan het licht kunnen brengen en tegelijk inzicht kunnen geven in de omgang met de Omwenteling op een ander dan het politieke niveau.

Bij de uitvaardiging van nieuwe reglementen werd in verscheidene gewesten de mogelijkheid geboden om de zogenaamde illegale huwelijken alsnog te legaliseren. De aanwezigheid in sommige lokale archieven van lijsten van alleen voor een rooms katholieke pastoor gesloten huwelijken is daarmee verklaard. Dat geldt echter niet voor soortgelijke lijsten van predikanten. Kennelijk was in de eerste jaren na de Omwenteling de rechtsonzekerheid zo groot, dat de betrokken predikanten het zekere voor het onzekere namen en hun volgens de oude regels legale huwelijken aanmeldden alsof ze illegaal waren gesloten. 23 Bij het onderzoek naar huwelijk en revolutie dient er rekening mee gehouden te worden, dat het omgaan met de nieuwe beginselen soms subtieler vormen heeft aangenomen dan die van het zogenaamde illegale huwelijk en dat de uitgangssituatie niet overal gelijk was. In Deurne waren de katholieken gewoon voor de schepenbank te trouwen en werd tussen 31 januari en 27 juni 1795 door zeven bruidsparen een louter kerkelijk huwelijk gesloten. 26 In Tilburg, waar in de periode 1790-1794 gemiddeld 16 a 17 paartjes voor de schepenbank trouwden tegen 54 a 55 voor de predikant, werd in 1795 geen enkel illegaal huwelijk gesloten. Wat er wel gebeurde, was dat de getalsmatige verhouding tussen huwelijken voor de schepenbank en de predikant veranderde en dat in 1796 de schepenen meer werk hadden dan de predikant. 27 In Breda was deze verschuiving nog veel duidelijker. Daar trouwde in de jaren 1792, 1793 en 1794 niet meer dan één bruidspaar voor de schepenbank - een gegeven dat op zich

zelf genomen al om nader onderzoek vraagt! In 1795 waren dat er 8 en in 1796 - tot de invoering van het nieuwe echtreglement - 37. 2S

Deze Bredase verandering krijgt een bijzondere betekenis, omdat ze bevorderd schijnt te zijn door een katholieke schepen, die bereid was om zo nodig de hogere leges van een schepenbankhuwelijk uit eigen middelen bij te passen en die zich ook temidden van zijn katholieke collega's onderscheidde door bij vrijwel elke actie tot effectuering van de nieuwe beginselen ten gunste van de rooms-katholieken betrokken te zijn. 29

Een veel breder werking krijgt deze verandering, als blijkt dat daardoor de inkomsten uit de armbus op het stadhuis, die volgens afspraken van 1792 bestemd waren voor de rooms-katholieken, aanmerkelijk hoger werden, terwijl de armbus bij de predikant steeds minder opleverde en na de verplichtstelling van het burgerlijk huwelijk zelfs vrijwel niets meer in het laadje van de diakonie bracht. Dat scheelde toch gauw rond de 100 gulden per jaar! 30 Een dergelijk verschil was groot genoeg om de kerkeraden van de Nederduits en Waals gereformeerde gemeenten te bewegen tot het indienen van een request bij de municipaliteit en te vragen om een andere verdeling. 31 Ze waren daarmee in dezelfde ongemakkelijke positie gemanoevreerd waarin buiten Brabant doorgaans de katholieken zaten: ze waren de vragende partij en afhankelijk van een politieke meerderheid die niet zonder meer de belangen van de vragers wilde dienen.

Enkele meer duurzame gevolgen en aanwijzingen voor verder onderzoek

Wanneer het om effecten op de lange termijn gaat, moet hier worden vastgesteld dat met de invoering van de burgerlijke stand ten tijde van de inlijving bij Frankrijk (1810-1813) alle gewestelijke reglementen hun geldigheid verloren en iedereen verplicht werd tot een burgerlijk huwelijk. Daarmee kwam een eind

aan welke betrokkenheid van de kerken dan ook bij het huwelijk als een burgerlijk contract en kwam er ruimte voor meer nadruk dan voorheen op het godsdienstige karakter van de kerkelijke viering. Het zou interessant zijn te onderzoeken, of en welke mate dit tot veranderingen in de vormgeving en de beleving heeft geleid.

Wat betreft de gevolgen voor de kortere termijn is het belangrijk vast te stellen, dat de voor religieuze minderheden discriminerende regelingen van vóór 1795 al snel na de Omwenteling werden vervangen. Daardoor werd bij de huwelijkssluiting een situatie van ongelijkheid opgeheven, overigens zonder dat de nietgereformeerden nu ineens overal hun kerkelijk huwelijk civielrechtelijk erkend zagen. Gelijkberechtiging bracht wel voor iedereen dezelfde rechten, maar dat waren niet noodzakelijk dezelfde rechten als die van de bevoorrechte groep van vóór 1795!

De slechts via regelgeving en incidenteel onderzoek beschikbare informatie over de zogenaamde illegale, dat wil zeggen niet-gereformeerde kerkelijke huwelijken vraagt om uitwerking op grotere schaal. Daarbij zouden dan in ieder geval ook de veranderingen betrokken moeten worden in de aantallen huwelijken voor de predikant en de schepenbank. Deze vorm van discontinuïteit was vermoedelijk belangrijker dan de revolutionaire noviteit van het louter kerkelijke huwelijk van niet-gereformeerden. Beide vormen dienen uiteraard te worden geïnterpreteerd tegen de achtergrond van wat ter plaatse vóór 1795 gewoon was.

Uit het voorbeeld van de drijvende kracht van één schepen in Breda blijkt dat onderzoek naar revolutie en huwelijk niet beperkt mag blijven tot het kijken naar de regelgeving en de omgang ermee, maar ook oog moet hebben voor de factoren en actoren die de veranderingen óf het uitblijven ervan hebben bevorderd. Hetzelfde Breda vraagt via de verwikkelingen rond de bus voor de armen om aandacht voor soms heel onverwachte neveneffecten op geheel andere terreinen. Door aan één regeling te morrelen konden zich blijkbaar ook elders veranderingen voordoen en kon een vaak moeizaam bereikte balans tussen partijen verstoord raken. Juist omdat de huwelijkssluiting betrekkelijk ver van de directe politiek afstond en tegelijkertijd door de betrokkenheid van familie, buren, enzovoort toch een belangrijke plaats had midden in de samenleving, lijkt verder onderzoek op gewestelijk en lokaal niveau een interessante weg naar een verfijning van ons zicht op de gevolgen van de Omwenteling van 1795. Deze bijdrage is dan ook, overeenkomstig de aankondiging in de inleiding, bedoeld als een aansporing tot dat vervolgonderzoek.


1. Cf. LJ. van Apeldoorn, Geschiedenis van het Nederiandsche huwelijksrecht vóór de invoering van de Fransche wetgeving. Amsterdam 1925.

2. Cf. PJ.H. Ubachs, 'Het echtreglement voor de Generaliteit in de eerste jaren' Munsters in de Maasgouw (Maastricht 1986) 223.

3. H.F.W.D. Fischer, 'De gemengde huwelijken tussen katholieken en protestanten in de Nederlanden van de XVIe tot de XVIIIe eeuw', Tijdschrift voor rechtsgeschiedenis, 31(1963) 463-485, m.n. 473-480.

4. Jaarboeken Bataafsche Republiek, 2, 109-110; A.H. Huussen, De codificatie van het Nederlandse huwelijksrecht 1795-1838 (Amsterdam 1975) 35-36. Anders dan Van der Heijden, De dageraad van de emancipatie der katholieken (Nijmegen 1947) 177, beweert, werd voor gemengd huwenden ook het verbod op trouwen in gemeenschap van goederen afgeschaft. Wel had dit deel van het besluit geen terugwerkende kracht.

5. Huussen, Codificatie, 42-43.

6. Huussen, Codificatie, 36.

7. Huussen, Codificatie, 35.

8. A.R.M. Mommers, Brabant van generaliteitsland tot gewest (Leiden 1953) 352-353; de door de auteur gesuggereerde tegenstelling tussen weigering op grond van leeftijd en afwijzing "wegens godsdienstverschil' is vals. Cf. Gemeente-archief Breda, Notulen Provisionele Municipaliteit d.d. 7 en 8 febr. 1795.

9. J. Theunisz, Overijsel in 1795. Vanaf het uitbreken der revolutie tot het bijeenkomen van de eerste nationale vergadering (Amsterdam 1943) 73.

10. Huussen, Codificatie, 65-66; B.S. Hempenius-van Dijk, 'Huwelijkssluitingin de stad Groningen tussen 1594 en 1811', Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie, 36(1982) 206-207.

11. Huussen, Codificatie, 46-47.

12. Huussen, Codificatie, 42-43.

13. Huussen, Codificatie, 58.

14. Van der Heijden, Dageraad, 177.

15. Huussen, Codificatie, 62.

16. Van der Heijden, Dageraad, 178-181.

17. Cf. Huussen, Codificatie, 4748 en 65-66.

18. Huussen, Codificatie, resp. 44, 59-60 en 46.

19. Huussen, Codificatie, resp. 37-38, 65-66 en 55.

20. Huussen, Codificatie, 63-64.

21. Op 14 nov. 1794 werd het burgerlijk huwelijk ingevoerd zonder dat iedereen ertoe verplicht werd. Op 17 juni 1796 werd de verplichting algemeen. Deze stuitte toen op hevig verzet. Cf. Preneef, 'De kerk', p. 140-141.

22. Van der Heijden, De dageraad, 178-181.

23. Huussen, Codificatie, 44-45 (Overijssel), 48 (Friesland? ), 49-50 (Bataafs-Brabant; zie ook tekst van de publikatie zelf), 60 (Gelderland) en 65 (Groningen).

24. Rijksarchief in de Provincie Noord-Brabant, lijsten of aantekeningen van 'illegale' huwelijken in de Doop-, trouw- en begraafboeken van Beers (in DTB 8), Bergeijk (in DTB 7), Beugen (in DTB12), Deurne (in DTB 19), Geldrop (in DTB 29), Helmond (in DTB 13 en 20), Oirechot/Best (in DTB 50), Vierlingsbeek (in DTB 8).

25. Brabantse voorbeelden hiervan in DTB Beers 8; Drunen 22; Helmond 13 en 20; 's-Hertogenbosch 602; Hoeven 21; Standdaarbuiten 16 en Wouw 21.

26. Cf. DTB Deurne 5 en 19 (met lijst van louter kerkelijke huwelijken f° 72 v - 73').

27. Cf. DTB Tilburg 28 (predikant: 58 in 1790 en 1791, 52 in 1792, 49 in 1793, 56 in 1794, 44 in 1795 en 40 in 1796) en DTB Tilburg 34-35 (schepenbank: 18 in 1790, 11 in 1791, 22 in 1792, 16 in 1793, 16 in 1794, 44 in 1795, 47 in 1796).

28. Cf. Breda DTB 102, - 102" (schepenbank, later comité van justitie).

29. Betreft de jurist Caspar Jamez (1742-1823). Cf. Gemeente-archief Breda, inv.nrs 87 en 89: notulen municipaliteit d.d. 15 okt. 1795, 26 nov. 1795 en 5 dec. 1796; M Voermans, 'Proeve van een geschiedenis van het Gereformeerd Armkinderhuis te Breda', Jb De Oranjeboom, 27(1974) 107-108.

30. GA Breda, Archief diakonie Nederlandse Hervormde gemeente, inv.nrs. 744-746 of 862-866, resp. klad en net manuaal van inkomsten en uitgaven, 1791-1798: ordinair (onder)trouw 1791: 103, -; 1792:121, 16; 1793: 64, -; 1794: 65, -; 1795: 145, -; 1796: 43, -; 1797: 2, 12. De neergang in 1793- 1794 is te wijten aan de oorlogsomstandigheden; de piek van 1795 hangt samen met de plotselinge vrijheid voor militairen om te huwen.

31. GA Breda, Municipaliteit, inv.nr. 88-89: notulen d.d. 21 nov. en 5 dec. 1796 en inv.nr. 289, nr. 82: ingek. en uitgeg. stukken / request van de kerkeraden van de Nederduits en Waals gereformeerde gemeenten d.d. 21 nov. 1796.

Dit artikel werd u aangeboden door: Archief en Documentatiecentrum van de Gereformeerde kerken in Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1995

DNK | 99 Pagina's

REVOLUTIE EN HUWELIJK: DE GROTE BEGINSELEN EN DE WEERBARSTIGE WERKELIJKHEID

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1995

DNK | 99 Pagina's