Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Abraham Capadose, onversaagd bestrijder van de vaccinatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Abraham Capadose, onversaagd bestrijder van de vaccinatie

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er zijn tijden geweest dat ons volk het tijdsgebeuren meer in verband bracht met de Godsregering: dan in ons tijdperk van ontkerstening. Gods Woord legde meer beslag op ons volksleven. Rampen en onheilen werden aangemerkt als de „tuchtigingren van een vertoornd Bondsgod", inzonderheid in de tyd die onze aandacht vraagt;. Zware hageslag in 1816, overstromingen in 1825, ziekte en misgewas in 1826, oorlog in 1830, cholera in 1832, het waren voor het zich nog christelijk noemende Nederland evenzovele roepstemmen tot bekering. Schriftgetrouwe predikers hebben dan ook niet nagelaten hierop te wijzen.

Het is dan ook een opmerkelijk verscijnsel dat in de loop der twintiger jaren van de vorige eeuw een aantal brochures en vlugschriften het licht zagen, die ook nu nog het lezen alleszins waard zijn. Het begon al in 1819 met de wapenkreet van Ds. Nic. Schotsman, die in zijn „Erezuil" opriep tot de herdenking van de zo verguisde Nationale Synode te Dordrecht, toen 200 jaar geleden. Oefenaar Vijgeboom te Axel scherpte zijn pen in onderscheidene publicaties in zijn strijd voor de „Leer der waarheid" (o.a. 1821). Veel indruk maakte ook het boekje van ds. A. S. Thelwall: „Keert u tot Hem die slaat" (18S5) met als ondertitel: „Een oproep tot boete en bekering". En in het jaar 1823 was de deining rond Da Costa's ,,Bezwaren tegen den geest der eeuw" nauwelijks bedaard, of zijn geestverwant Capadose trad tegen het einde van dat jaar in het strijdperk met zijn „Bestrijding der vaccine", in 1825 gevolgd door „Ernstige waarschuwing tegen de koepokinenting". Het waren beide geschriften, welke de aanhangers van het vooruitgangsgeloof tegen de haren instreken. De bedoelde problematiek is na anderhalve eeuw nog aktueel genoeg om er even bij stil te staan.


HET AFSCHEID

Hij had het gehaald. Vorige maand 65 geworden, zou hij aan het einde van die maand worden gepensioneerd. Aan zijn jachtige bestaan zou een einde komen. In het vervolg zou hij fijn samen met zijn vrouw optrekken en van zijn levensavond gaan genieten. Hij verlangde ernaar. De directie van het bedrijf waar hij werkte liet hem niet met stille trom vertrekken. Per slot van rekening was hij vele jaren lang een gewaardeerd leidinggevend medewerker geweest en hem kwam nu een waprdig afscheid toe. Dat afscheid vond nu plaats. Op de afgesproken tijd werden hij en zijn vrouw per taxi opgehaald en gebracht naar de gezellig ingerichte zaal waarin de genodigden werden verwacht. Er zou alleen maar met een handdruk en een persoonlijk woord afscheid worden genomen, want van toespraken waarin de mens centraal werd gesteld, had hij afgezien. Met deze wens was volledig rekening gehouden. Geflankeerd door kinderen en kleinkinderen zaten zij daar in de zaal, hij en zijn vrouw. Totdat de eerste gasten, zich aandienden. Toen moesten zij gaan staan en zij konden niet eerder weer gaan zitten dan nadat de laatste gasten waren vertrokken. Er ging heel wat door hem heen die middag. Af en toe schoot hem zelfs een brok in de keel. vooral bij het zien van mensen die hij al jaren uit het oog had verloren. Fel voelde hij zo nu en dan dat hij een andere status ging verkrijgen, dat hij bij het uitgeschakelde deel van de maatschappij zou gaan behoren. Sommigen waren ook zo ontaktisch daarop gewild of ongewild grappig te zinspelen. Anderen lieten hem gelukkig ondubbelzinnig hun vriendschap en sympathie blijken. Het deed hem bij alle pijn goed dit alles mee te maken. Toen de laatste gasten vertrokken waren, rechtte hij zijn rug om samen met zijn vrouw en kinderen eens in ogenschouw te gaan nemen wat aan cadeaus was achtergelaten. Het was indrukwekkend, maar toch... het drong allemaal niet zo goed tot hem door, omdat- hij met zijn gedachten ergens anders was. Zijn vrouw stootte hem onder het slaken van uitroepen van. verbazing voortdurend aan en op een gegeven moment ontdekte zij zijn geestelijke afwezigheid. Als zorgzame vrouw vroeg ze natuurlijk wat^er aan scheelde en de in zijn ogen flonkerende tranen ontgingen haar niet. Opeens vermande hij zich en vertrouwde de vrouw, die al zoveel jaren aan zijn zijde was, toe, dat hij zo pijntïjit inleefde dat het werkzame leven nu afgelopen was en dat hij er ineens zo sterk bij bepaald werd dat ons leven zo kortstondig als het gras is. Het is als .een bloem, zo zei hij, die eenmaal omgewaaid verdort. Men kent na enige tijd haar standplaats zelfs niet meer. •Gelukkig mocht hij ook verder zien en behoorde hij tot degenen die verder • mochten kijken .dan naar hun tijdelijke standplaats. U ook?

Overpeinzer


Capadose's bekering

Abraham Capadose, op 22 augustus 1795 te Amsterdam geboren, stamde uit een geslacht van Portugees-Joodse emigranten (de Sephardiem) dat zich omstreeks 1593 hier had gevestigd. Aangezien de Joden tijdens de Bepubliek wel bescherming, maar geen burgerrecht genoten, waren zij van bepaalde beroepen, bijv. het bekleden van staatsambten, uitgesloten. Binnen bepaalde grenzen mochten zij zich wel op de praktijk der geneeskunde toeleggen. Het was dan ook min of meer in de traditionele lijn dat de jonge Abraham te Leiden medicijnen ging studeren. Evenals zijn neef en jeugdvriend Da Costa ging hij mede ten gevolge van de omgang met Bilderdijk over tot het christendom. Hierbij maakte hij een „zware geestelijke crisis" door, een min of meer wetenschappelijke term voor Capadose's bekering. De belangrijkste bron hiervoor is het door hem zelf in het Frans beschreven en in 1837 te Neuchatel uitgegeven verslag. Dat dit boekje van de bekeerde Jood Capadose veel opgang maakte, blijkt wel uit het feit, dat het wel in 60 talen - tot die der Turken toe - werd vertaald. Het door mij gebruikte exemplaar werd in 1920 uitgegeven bij J. H. Kok te Kampen, samen met de geschiedenis van het sterven van Capadose's eerste vrouw.

Het boekje spreekt overigens voor zichzelf. „Verkiezing der genadel ziedaar de slotsom van alles, wat ik heb medegedeeld", aldus de schrijver. Hij merkte dit op in aansluiting op de tekst uit Romeinen 11:5, waaruit het Woord werd bediend bij zijn (volwassen) doop en overgang tot de christelijke kerk.

Verering van Jenner

„Bilderdijk had Da Costa en Capadose het christendom in de vorm van de canons der Dordtse Synode smakelijk weten te maken", aldus een pikante formulering van zeker schrijver. Welnu, de waarheid hiervan trad dan ook spoedig aan de dag bij de bestrijding der koepok-inenting, die gehajiteerd werd tegen de pokziekte. Deze ziekte, is een der kwaadaardigste ziekten geweest, die eeuwenlang het mensdom heeft geteisterd. Personen, die deze ziekte in lichte graad hadden gekregen, bleken verder vrijwel onvatbaar hiervoor. Dit bracht een medicus in Engeland, dr. Edward Jenner er toe, een onderzoek in te stellen en een bepeialde Inentings-methode toe te passen. Jenner is hiermee de wetenschappelijke grondlegger geworden van de vaccinatie. De entstof werd op kalveren gekweekt, vandaar de naam: koepok-inenting. Tegen deze Inenting voelde de arts Capadose zich gedrongen op medische en godsdienstige gronden de strijd aan te binden. Dr. Jenner was in januari 1823 overleden en Capadose walgde vkn de afgodische eer, die Jenner ook na zijn dood werd bewezen. Een zeker feestredenaar, prof. Van der Breggen gewaagde betreffende de vaccinatie van „eene physisohe wedergeboorte des mensohelijken geslaohts" en een ander geestdriftig discipel sprak van de vaccine als een „Goddelijke stof'. Vandaar dat Capadose in datzelfde jaar als feestverstoorder zijn „Bestrijding der vaccine" lanceerde, „of de vaccine aan de beginselen der godsdienst, der rede en der ware geneeskunde getoetst". Het boekje van nu anderhalve eeuw geleden, verwekte in verlichte en wetenschappelijke kringen alom ontsteltenis en ergenis.

Capadose's criterium

Ook voor Capadose zelf was het door hem gehuldigde standpunt feitelijk een stap terug. Vroeger was hij, evenals de Joodse doktoren in het algemeen, een voorstander van deze „kunstbewerking" geweest. Na veel strijd hierover was hij tot de overtuiging gekomen dat het noch als medicus, noch als christen, verantwoord was om te vaccineren. In de „Voorrede" op zijn geschrift geeft de schrijver rekenschap van zijn gevoelen door te wijzen op het verband tussen zijn bekering en zijn bezwaren tegen de vaccinatie. Hij stelt dat de inenting op „een allerverderfelijkste dwaling" berust en voelt zich genoodzaakt er krachtig protest tegen aan' te tekenen vooral sinds de verplichte vaccinatie in 1820 was ingevoerd. Vandaar dat Capadose zijn opvattingen ook in ruimer kring bij geschrifte wil verbreiden. De schrijver neemt als uitgangspunt van zijn bestrijding de bekende tekst uit Lukas 5:31, waar Jezus heeft gezegd: „Die gezond zijn hebben de medioijnmeester niet van node, maar die ziek zijn". Dit is het onbetwistbaar Schriftuurlijk Criterium, niet alleen van Capadose, maar van alle geestverwante vacoinatiebestrijders van later tijden, gebleven. Capadose acht het roekeloos en dwaas op gezonde mensen een medische kunstbewerking toe te passen, welke een bepaalde ziekte verwekt met het oogmerk deze te voorkomenl Hij achtte dit een willekeurig ingrijpen in de raad en voorzienigheid Gods.

Verbonds- of merkteken

Wat de medische argumentatie betreft ziet de schrijver'een onmiskenbare overeen- - komst tussen tussen het ambt van evange- ,. liedienaar en dat van geneesheer. Zoals de eerste in Gods hand het middel is om voor de gezondheid der zielen te waken, zo dient laatstgenoemde zich bezig te houden met het lichamelijk welzijn. Maar men dient in dit opzicht wel onderscheid te maken tussen het geoorloofde middel bij ziektebestrijding, en het ongeoorloofde voorbehoedmiddel ter Verkoming van ziekten, waaronder Capadose de koepok-inenting rangschikt. Hij noemt deze „een verzoeken en vooruitlopen van God, voortkomend uit wantrouwen, alsof Hij ingeval van nood Zijn hulp niét zou kunnen zenden". De vaccinatie is ook een dwaze strijd tegen God „in vermetele hoogmoed meent men aan de Heere van leven en dood de tuchtroede te kunnen ontnemen". „Laten de ouders voor hunne kinderen het verbondsteken van de Heilige Doop toch verkiezen boven het merkteken des beestes". aldus vermaant Capadose.

De antithese

En hiermee zijn we tevens gearriveerd bij de geestelijke achtergrond van Capadose's levenslange en volhardende strijd tegen de vaccinatie-gedachte, een gedachte die niet los is te denken van zijn bekering. Want het verdient alle opmerking dat de benaming koe- of beestpok-inenting, die Capadose bij voorkeur gebruikt, in het licht moet worden gezien van de anti-christelijke tijdgeest, die het teken droeg (draagt) van het beest uit de Openbaring. „Men heeft het maar over de eigen waarde, de adel van den mensch, zijne rechten en verdiensten, terwijI men tegelijkertijd alles in het werk stelt om de mensch al meer tot het dier te verlagen", merkt de schrijver scherpzinnig en terecht op. „Capadose bezag het vraagstuk van de vaccine uit het oogpunt van de antithese tussen het positieve Christendom, dat voor hem het zuiverst in de Gereformeerde orthodoxie was belichaamd en het 18-de en 19-de eeuwse liberalisme, dat hij als Gode-wederstrevig kwalificeerde", (dr. D. Kalmijn) Deze positiebepaling' werd door Capadose's talrijke tegenstanders dan ook terdege gesignaleerd en vanzelfsprekend niet in dank afgrenomen. Want aan opposanten heeft het deze vaccine-bestrijder bepaald niet ontbroken. En dat de aanvallen van deze zijde zich dan ook niet alleen op de mogelijke aanvechtbare medische motiveringen van Capadose richtten, is gezien diens antithetische instelling zonder meer duidelijk!

Opposanten in actie

Eén van Capadose's tegenstanders, die met hem een polemiek aanging, was dr. Ontijd, een overigens kundig Haags geneesheer. Hij noemt Capadose „een adept van de Bilderdijksche secte". Had immers Bilderdijk inzake de entstof niet gesproken van „de felle smet van het ett'rend pokvenijn"? Dr. Ontijd daarentegen is van mening: „De vaccine is daarom een gave Gods, waarvoor de mensch niet dankbaar genoeg kan zijn. Zij verdient ten volle door de overheid bevorderd te worden". Wie beluistert hier niet de liefdesbetuiging van alle latere „vaccine-aanbidders". (Om met een Capadosiaanse term te spreken). Dr. Ontijd is bedroefd en teleurgesteld over de gedragingen van Da Costa en Capadose na hun bekering. Men had zoiets geheel anders van hen verwacht. „Men kan het sacrament van de Heilige Doop ontvangen hebben en nochtans zijn en blijven in een gans bittere gal en samenknoping der ongerechtigheid", aldus dr. Ontijd releverend aan Hand. 8:13 en 23, De recensent van de „Vaderlandsche Letteroefeningen" deed er nog een schepje boven op door zijn lezers op te wekken deze „dweepziekte en bijgelovige Bilderdijkianen te schuwen als pesten der maatschappij". Alle op hem gerichte aanvallen hebben Capadose er echter niet van weerhouden de strijd onversaagd en tot op hoge leeftijd voort te zetten. En dat in weerwil van vrienden die overstag gingen en ondanks de pokziekte, die hem zelf in 1839 in lichte graad trof! Hiervan droeg hij later duidelijk de „pokdalige" littekens op zijn gezicht. Dr. J. H. Gunning - geen geestverwant - tekent de oude Capadose als „een kleine man, van de pokken geschonden". Maar Capadose's overtuiging bleef onder alle wederwaardigheden ongeschokt en ongewijzigd tot aan zijn dood in 1874.

Voortzetting

De strijd werd door jongere tijdgenoten van Capadose voortgezet. We noemen in dit verband slechts de namen van Keuchenius en Ldhman. Naast de „Vereeniglng tot bevordering- van de koepok-inenting" ontstond de „Bond tegen vaccinedwang" onder voorzitterschap van mr. L. W. C. Keuchenius. In Engeland werd een verbond tegen de vaccinatie opgericht, dat 100.000 leden telde en niet door geestelijken, maar door doctoren en parlementsleden werd geleid. Het voerde de strijd „niet met gemoedelijke bezwaren, maar met statistieken en wetenschappelijke argumenten", en niet zonder resultaat! Ook in Nederland werd het vertrouwen in de vaccinatie ernstig geschokt door de soms na inenting optredende hersenvliesontsteking. Overigens zal het laatste woord over deze zaak nog wel niet gesproken zijn. „Er kan in ons land geen pokkenepedemie zijn, of de strijd over de vaccine ontbrandt opnieuw", heeft dr. Abraham Kuyper eens terecht geschreven. En de waarheid hiervan kan worden geïllustreerd met te herinneren aan recente gebeurtenissen in Elspeet en Staphorst, al gold het hier dan ook gevallen van polio in plaats van pokken. Capadose achtte God in Zijn eer aangerand wanneer de mens eigenwlllig en vol zelfverheffing zich door de vaccinatie tegen Gods tuchtroede wilde verzekeren. Zijn onverschrokken strijd tegren de vaccinatie-gedachte legt hiervan getuigenis af. „Alleen de Geest des levens kan redding geven. Ontwaak, gii noordenwind en kom, Gij zuidenwind, doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen uitvloeien (Hooglied 4:16a). Met deze woorden beëindigt Capadose zijn laatste verhandeling tegen de koepok-inenting. En hij besluit met een nadrukkelijk: „Zo zij dat"!

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 januari 1974

Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's

Abraham Capadose, onversaagd bestrijder van de vaccinatie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 januari 1974

Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's