Groeiend aantal aanvragen uit gezinnen met eigen kinderen
Veel boeken over interlandelijke adoptie
APELDOORN — Hoe meer de zogeheten „interlandelijke adoptie" in Nederlandaan terrein wint, mede door een wat soepeler toelatingsbeleid van onze overheid,hoe onoverzichtelijker dit vraagstuk lijkt en dreigt te worden. De stroom literatuurerover is nauwelijks meer bij te benen. Zo verschijnen er wetenschappelijkestudies, kinderboekjes over en voor adoptiefkindertjes uit Afrika en heel de derdewereld en populaire brochures e.d. voor hen, die menen goede gronden te hebben, een of meer buitenlandse adoptiefkinderen op te nemen in hun al dan niet kinderloos gezin.
De praktijk der interlandelijke adoptie brengt — zo is me wel gebleken — zoveel problemen met zich mee, dat velen door de ingewikkelde en langdurige procedures worden afgeschrikt, zeker zij die door opleiding of beroep niet zo vertrouwd zijn met ambtenarij en justitiële haarkloverijen. Op zich moeten die correcte procedures natuurlijk aan de adspirantadoptiefouders en (in de eerste plaats) aan het te adopteren kind alle mogelijke — en soms zelfs onmogelijke — garanties bieden. Maar het is niet simpel, zeker niet voor de nogal eens gelaakte .„zelfdoeners", de juiste en vooral kortste weg te vinden.
Voorlichting
Nu zijn er, zoals opgemerkt, tal van boeken over de materie beschikbaar. Maar die zijn soms zo breed en wetenschappelijk verantwoord opgezet dat een eenvoudig kinderloos echtpaar — afgaand op zo'n titel — wellicht eerder in grotere moeilijkheden verzeild raakt dan dat men werkelijk de zo dringend begeerde hulp en leiding ontvangt. Daar komt bij, dat het met deze voorlichting al niet veel anders gaat dan bijv. de talloze boeken op het gebied der seksuele voorlichting. Die blijven vaak steken in wat „technisch" mogelijk is (maar daarom nog niet altijd gewenst), terwijl ze niet kunnen toekomen aan wat de menselijke-emotionele kanten van de zaak zijn.
Zo ook hier. De hierna te noemen boeken zijn waardevol en boordevol informatie over de procedures, de juridische aspecten e.d. Maar vragen over het waarom, hoe en waartoe van zo'n adoptie — ik doel dan vooral op de kinderloze echtparen — komen daarin nauwelijks aan bod.
En de centrale vraag voor sommige reformatorische christenen: „mag ik mijn van Godswege opgelegde kinderloosheid door middel van zo'n adoptie ongedaan maken en dus zelf nemen, wat de Schepper ons niet gaf?" blijft in praktisch alle voorlichtende boeken en brochures achterwege. Terwijl er juist op dat punt nog heel wat vragen rijzen, waarop ook de plaatselijke zielzorger soms het antwoord schuldig zal blijven.
Daarom zullen publikaties over interlandelijke adoptie door deskundigen binnen bijv. de Gereformeerde gezindte in toenemende mate welkom zijn; de belangstelling in die kerkelijke kringen voor adoptie- en pleegkinderen blijkt alleen al uit de onlangs opgerichte Vereniging van adoptiefouders binnen deze gezindte, die wordt voorgezeten door ds. A. Bac te Oostkapelle.
Vakboek
Hoe dit alles nu ook zij; de twee volgende titels zijn voor hen die wat dieper in de problemen willen duiken, door hun functies als maatschappelijk werkster e.d., toch een onmisbare bron. Ik doel op „Adoptie van buitenlandse kinderen" en op „Adoptie van kinderen uit verre landen".
„Adoptie van buitenlandse kinderen" is een paperback in de serie „Intro" van uitgeverij G. F. Callenbach BV te Nijkerk (167 blz., prijs ƒ 24,50). Het boek staat onder redactie van de klinisch psycholoog dr. W. H. G. Wolters, verbonden aan het Utrechts Wilhelmina kinderziekenhuis en het verscheen eind vorig jaar.
Het is, zoals ook blijkt uit het feit dat het verschijnt in een serie voor werkers en „para-professionele" geïnteresseerden in de welzijnszorg en vooral de geestelijke gezondheidszorg, een vakboek.
Na een woord vooraf van de samensteller tekent de directeur van het BIA, drs. J. C. van Deth, samen met plaatsvervangend directeur mevr. M. Th. M. Huijgen, voor het hoofdstuk „Interlandelijke adoptie in Nederland". Het BIA is het nogal omstreden ,,Bureau interlandelijke adoptie", in 1975 opgericht door de vroegere Stichting voor interlandelijke adoptie, de vereniging „Wereldkinderen" en de Ned. Vereniging voor Pleeggezinnen.
Van Deth — wiens bureau ondanks de door sommigen als pijnlijk ervaren aanmatiging nog steeds niet een officieel overheidsorgaan is — bespreekt de verenigingen, de taak van het BIA, de procedures en vereisten voor de opneming van een buitenlands adoptiefkind. (Hoewel dit voor adspirantadoptiefouders een belangrijk hoofdstuk is kunnen zij dergelijk informatie ook afzonderlijk in brochures van het BIA of de NVP verkrijgen.)
De kinderrechter en lector in het jeugdrecht mr. dr. J. E. Doek zet vervolgens uiteen, hoe het gaat met „Het vreemde kind en het Nederlands recht". Een aantal bijlagen bieden de exacte tekst van o.m. de beschikkingen van de staatssecretaris van justitie ter zake.
Twee medewerkers van de Raad voor de kinderbescherming te Amsterdam M. J. van Sijl en W. Schellinkhout-van der Plas, belichten een moeilijke zaak: de waarde of onwaarde van het zogeheten gezinsonderzoek. Selectie-criteria blijken nogal te verschillen. (Ieder kent in zijn omgeving wel voorbeelden: de ene maatschappelijk werker is zó klaar met zijn onderzoek; de ander heeft er zeven bezoeken voor nodig aan de op de toppen van hun zenuwen levende adspirant-ouders. Het ene rapport is summier en discreet; het andere is ontzettend gedetailleerd tot op het onbeschaamde af).
Selectie en criteria
Er wordt hier wel ja gezegd tegen selectie, maar dan een goede voorselectie, o.a. bij de medici die niet al te gemakkelijk kinderloze echtparen zonder begeleding de kant van adoptie opsturen moeten. Gepleit wordt ook, terecht, voor zuiverder criteria bij het gezinsonderzoek en vooral voor meer landelijke uniformiteit.
De kinderartsen T. W. J. Schulpen en B. E. Kingma bespreken de „Medische problemen bij buitenlandse adoptiefkinderen", een uitermate nuttige bijdrage omdat veel Nederlandse huisartsen bij hun confrontatie met bijv. Aziatische ondervoede adoptiefkinderen — zoals wij moesten ondervinden — weinig beseffen, welke speciale gevalletjes ze nu op hun spreekuur krijgen.
Maar ook het geestelijk welzijn van de jonge buitenlandse adoptiefkinderen vraagt bijzondere zorg. Over die psycho-sociale problemen schrijft dr. Wolters. Ook de sociaal-pedagoge drs. E. M. Graatsma-Sonneveld van het BIA houdt zich ermee bezig: „Voorzorg - nazorg: wie zorgt er voor?''
Niet kinderloos
Het slothoofdstuk „Ervaringen van een ouder" is van mw. drs. I. Mettrop-Wurster, die een adoptiefzoontje Norberto zelf is gaan halen in Colombia. Haar verhaal is zeker niet normatief. Daar komt bij dat het geen kinderloos echtpaar betreft, maar een gezin, dat een eigen dochter had en nu een zoontje wilde, maar niet per se een eigen kind wenste omdat er nu eenmaal voor veel adoptiefkinderen geen veilig nest bestaat en mevrouw zich best wat extra's kan veroorloven. De motivatie spreekt mij persoonlijk weinig aan. Ik blijf de mening toegedaan, dat adoptie door echtparen met eigen kinderen, die dan om wat voor reden ook geen eigen kind meer wensen te „nemen", niet zo gemakkelijk moet worden gemaakt, omdat dit ook niet altijd even heilzaam is voor het adoptiefkind en vooral, omdat het een onaangenaam modeverschijnsel dreigt te worden.
Wie eigen kinderen heeft èn geld te veel, kan altijd in de eerste plaats financiële adoptie overwegen, ook al is zoiets natuurlijk minder spectaculair: het is een vorm van werelddiakonaat die weinig praatstof biedt op de buurvrouwenkoffiemorgenontmoetingen, maar de grote wachtlijst van kinderloze echtparen zou er heel wat korter door kunnen worden. Het lijkt me dan ook een misser van Wolters, dat in dit boek geen bijdrage is opgenomen van een anders gemotiveerd kinderloos adoptiefouderpaar.
Enquête
„Adoptie van kinderen uit verre landen" van Hoksbergen c.s. is ook geen vlot geschreven leesboek. Het is een paperback (235 blz., prijs ƒ 29,50) in de serie ,,Sociale Bibliotheek" uitgegeven door Van Loghum Slaterus BV, Deventer 1979.
Dr. Hoksbergen (voorzitter „Wereldkinderen" een bestuurslid BIA) en twee van zijn medeauteurs zijn verbonden aan het Instituut voor pedagogische en andragogische wetenschappen van de Utrechtse universiteit, te weten drs. D. B. Baarda en mw. L. A. C. Bunjes-van Tuyll van Serooskerken, terwijl de derde medewerker, mr. dr. J. A. Nota, lector in het jeugdrecht en de jeugdbescherming is aan de Leidse universiteit.
In dit boek, dat met zijn talrijke onderverdelingen en punten lijkt op sommige preken uit de nadagen van de Nadere Reformatie, worden de gebruikelijke onderwerpen omstandig aangesneden: de juridische en organisatorische aspecten, achtergronden van ouders en kinderen, waarom adopteren mensen een kind?, voorbereiding op de komst, de eerste maanden in het gezin, discriminatie nu of later?, pedagogische problemen, globale onderzoeksvragen etc.
Bijlagen, grafieken en schema's verluchten (en verhelderen soms) dit boek, dat is ontstaan uit een enquête van genoemd instituut onder 500 echtparen die bij adoptie betrokken waren. Het onderzoek leverde nogal wat vermoede maar niet „hard gemaakte"' gegevens op: veertig procent van de kinderen geniet bij aankomst een verre van goede gezondheid, twintig procent is ondervoed, vijftien procent heeft darmstoornissen en/of worminfecties en huidziekten. De kinderen hadden vaak een niet te stuiten honger, veel slaapproblemen (dertig procent) en ze maakten (26 procent) een onzekere, gespannen indruk.
Adressen
Het boek biedt geen eenvoudige kost voor aanstaande adoptiefouders. Wel kunnen zij ook via dit werk worden verder geholpen, omdat in de bijlagen veel literatuur, namen, adressen e.d. worden genoemd. Helaas moeten ook hier de christelijke instellingen het weer ontgelden: gegevens over diverse kerkelijke kinderbeschermingsorganisaties (Chr. Geref. en Vrijgemaakt bijv.), over Gereformeerde of reformatorische adoptiefoudersorganisaties en de Vereniging ter bescherming van het ongeboren kind e.d. blijven ongenoemd.
Tenslotte nog dit: per jaar komen er zo'n 1200 adoptiefkinderen naar ons land vanuit liefst vijftig landen (vooral Bangladesh, Korea, Colombia). Dat betekent heel wat. In het gewone kerkelijke gemeentepastoraat wordt relatief nog altijd veel te weinig aandacht geschonken aan hen, die kinderloos zijn (en blijven) en aan hen die bezig zijn met een soms jarenlange adoptieprocedure.
(Hoeveel predikanten vragen bijv. bij een doopdienst bijzondere aandacht voor hen, die daar nooit op die plaats voor in de kerk komen te staan?).
Pastoraat
Nu, zou het bij alle specialismen die men zo zoetjesaan in de kerken heeft zo heel gek zijn, wanneer er eens een predikant geheel of deeltijds werd vrijgesteld voor „adoptie" in de wijdste zin: voorlichting, begeleiding, pastoraat (vooral ook voor de opgroeiende adoptiefkinderen, die bijv. in veel kerken der Geref. gezindte alleen al door hun uiterlijk toch een vreemde eend in de bijt dreigen te worden?) Het is maar een idee, zo'n adoptiedominee.
Dan nog iets: wie veel goedkoper veel voorlichting over (interlandelijke) adoptie wil, bestelle voor slechts ƒ4,50 een brochure die MAP heet: „Maatschappelijke activiteiten programma's". Het is een uitgave van de NOS-tv, die hieraan een programma heeft gewijd. Deze MAP kan worden verkregen door het bedrag over te maken op giro 9955 t.n. v. NOS-MAP te Hilversum met vermelding ,,Vakantie-adoptie-kinderen".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 31 juli 1979
Reformatorisch Dagblad | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 31 juli 1979
Reformatorisch Dagblad | 10 Pagina's