Sympathiek boekje over echtscheiding met een soms merkwaardige exegese
"Echtscheiding en hertrouwen", geschreven door W. J. Ouweneel en H. P. Medema, is een sympathiek boekje. Beide schrijvers zijn lid van de Vergadering der gelovigen. De eerste auteur is om vele andere geschriften onder ons zeer bekend.
De grondstelling is dat het huwelijk onontbindbaar is. Ook overspel of welke seksuele zonde ook kan het huwelijk niet verbreken. Daarom stellen de schrijvers bij de uitleg van met name nieuwtestamentische teksten als Matth. 5: 31; 19: 3-9: Marcus 10: 2-12; Lucas 16: 18 en 1 Cor. 7: 7- 16 zich op het anti-hertrouwstandpunt. Dat wil zeggen: zij menen dat ook de clausule „anders dan uit oorzaak van overspel" (Matth. 5: 32) en „anders dan om hoererij" (Matth. 19: 9) geen uitzondering bedoelt, waaruit geconcludeerd zou kunnen worden dat in dat geval hertrouwen geoorloofd is.
Welke wegen de auteurs gaan om met name deze beide teksten uit te leggen in de zin van een anti-hertrouwbedoeling, zal ik hier niet vermelden. De redenering is tamelijk ingewikkeld en tegelijk ook scherpzinnig. Soms maakt de exegese de indruk van een juridisch betoog! Het spijt mij dat de auteurs, die soms op exegetische tegenwerpingen even ingaan, geen aandacht besteden aan het boek van dr. J. Douma over "Echtscheiding". Zij zullen mij tegenwerpen dat ze dat impliciet wel gedaan hebben. Ik zou een expliciete discussie op prijs gesteld hebben.
Merkwaardige exegese
Een merkwaardige exegese wordt gegeven van het „niét dienstbaar gemaakt" uit 1 Cor. 7: 15. Het zou betekenen: „niet als slaaf onderworpen, slaafs gebonden". Het betekent volgens hen dus niet: „niet (meer) door de huwelijksband met de ander verbonden" (blz. 62).
De grondstelling is dat het huwelijk onontbindbaar is. Ook overspel of welke seksuele zonde ook kan het huwelijk niet verbreken. Daarom stellen de schrijvers bij de uitleg van met name nieuwtestamentische teksten als Matth. 5: 31; 19: 3-9: Marcus 10: 2-12; Lucas 16: 18 en 1 Cor. 7: 7-16 zich op het anti-hertrouwstandpunt. Dat wil zeggen: zij menen dat ook de clausule „anders dan uit oorzaak van overspel" (Matth. 5: 32) en „anders dan om hoererij" (Matth. 19: 9) geen uitzondering bedoelt, waaruit geconcludeerd zou kunnen worden dat in dat geval hertrouwen geoorloofd is.
De kanttekeningen op de Statenvertaling wijzen echter wel in deze door de schrijvers afgewezen richting - en terecht mijns inziens. Het komt mij voor dat de scheidbrief uit Deut. 24 een beslissende invloed gehad heeft op de visie van de auteurs. Het misbruik daarvan -nog in de dagen van de Heere Jezus veelvuldig voorkomend- bepaalt heel hun houding tegenover echtscheiding.
Zij hebben mijns inziens niet verdisconteerd dat in het Oude Testament op echtbreuk de doodstraf stond. Waarom werd die opgelegd? Omdat na de dood van de schuldige partner het huwelijk feitelijk ontbonden was? Of omdat door de daad van overspel het huwelijk verbroken was, en omdat op die zonde en haar gevolgen de doodstraf stond? Dit laatste lijkt mij het geval te zijn.
Minder scherp
Het merkwaardige is dat de schrijvers hun visie principieel relativeren en stellen dat de pro-hertrouwinterpretatie onder gelovigen (ook van de "Echtscheiding". Zij zullen mij tegen- Vergadering) voorkomt èn een zeker recht van spreken heeft, ook al wijzen zij zelf deze uitleg af. Vandaar dat ze toch zelf regels geven voor hertrouwen. De pro-hertrouwvisie achten ze dus onschriftuurlijk, maar ze kunnen en willen dit niet voor 100 procent uitsluiten (blz. 78). Dan zou het gepast zijn om minder scherpe bewoordingen dan „onschriftuurlijk" te kiezen. Wie dat woord gebruikt, kan in het toelaten van de onschriftuurlijke praktijk toch niet berusten.
De voorwaarden die zij aan „het gedogen" (de term is van mij) van hertrouwen verbinden, zijn: - De grond voor de echtscheiding is overspel door de andere partner geweest. - De schuldige partner heeft ten aanzien van dit overspel geen berouw getoond, maar heeft veeleer in zijn boze weg volhard. - De betrokkene heeft zelf niet het initiatief tot de echtscheiding genomen, maar de andere partner. - De betrokkene heeft zich tegen de scheiding verzet zolang hij of zij kon, maar heeft zich ten slotte noodgedwongen in de scheiding moeten schikken. - De andere partner is intussen met een ander getrouwd, zodat de weg tot verzoening daardoor is afgesneden", (blz. 68).
Deze voorwaarden hebben mijns inziens een dringend karakter. Over de laatste zou nader te spreken zijn!
Het laatste deel van het boekje geeft informatie over de echtscheidingsprocedure, en gaat in op de omgangsregeling met de kinderen.
Bij conflicten wordt gepleit voor scheiding van tafel en bed, al kunnen ook daaruit bepaalde consequenties voortvloeien. Ik waardeer het pleidooi voor verzoening, de nadruk op pastorale zorg en op de verantwoordelijkheid van de gemeente.
Zoals het standpunt van de schrijvers gemengd is, zo zijn ook mijn gevoelens omtrent dit boekje gemengd. De ernst en de zorg van de schrijvers waardeer ik.
N.a.v.: "Echtscheiding en hertrouwen", door W. J. Ouweneel en H. P. Medema; uitg. H. Medema, Vaassen, 1987; 96 blz.; prijs 13,50 gulden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 27 april 1988
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 27 april 1988
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's