Wrakstukken Glenn Martin op transport
DEN HAAG/KOEALA LOEUMPUR - De wrakstukken van een Nederlandse Glenn-Martin-bommenwerper die in december 1941 boven het toenmalige Brits Borneo werd afgeschoten door Japanse jagers, zijn op transport naar Nederland, waar ze uiteindelijk in het militair luchtvaartmuseum in Soesterberg zullen worden tentoongesteld.
Eind vorige week vond op het vliegveld van de Maleisische hoofdstad Koeala Loempoer de officiële overdracht plaats van de vleugel van het toestel doof de Maleisische luitenant-generaal Mohd Nga Said, commander-inchief Airforce, aan de Nederlandse ambassadeur drs. F. H. Peters.
De Maleisische luchtmacht heelt op verzoek van Nederland de grote vleugel uit de jungle van Sarawak geborgen, nadat een aantal Nederlanders en Britten uit Brunei al eerder kleinere wrakstukken had geborgen met behulp van Britse troepen.
Tot nu toe werd aangenomen dat het om de wrakstukken ging van de M-571 van luitenant Groeneveld, die op 18 december boven Miri werd afgeschoten. Maar de Britse onderzoeker George Sutherland heeft op enkele kleine wrakstukken de aanduiding 551 aangetroffen. Daarom is het mogelijk dat het om het wrak gaat van luitenant Dietz, die tien dagen later in hetzelfde gebied door Japanse jagers werd neergehaald. Van deze bemanning wist alleen korporaal Rambing zich per parachute te redden. De overige drie bemanningsleden kwamen om het leven. Rambing overleefde de oorlog.
Als de vleugel en de overige wrakstukken eind februari in Nederland aankomen, zullen experts naarstig op zoek gaan naar aanduidingen om te kunnen bepalen van welk toestel de wrakstukken nu eigenlijk afkomstig zijn.
Parachute
Tot nu toe werd aangenomen dat luitenant Groeneveld en zijn drie bemanningsleden hun toestel per parachute wisten te verlaten en na een slopende tocht door' de jungle uiteindelijk het plaatsje Long Nawang wisten te bereiken, in het verre binnenland van Borneo.
Uit documenten van vlak na de oorlog blijkt echter dat het zeer waarschijnlijk is dat alleen Groeneveld zich heeft weten te redden en in contact is gekomen met drie overlevenden van een Dorniervliegboot die op 17 december in de buurt een noodlanding had gemaakt op de Baramrivier. Dit viertal, Groeneveld, Baarschers, Van Halm en Reen, zou in februari 1942 Long Nawang hebben weten te bereiken.
De Japanners hadden dat afgelegen dorp toen nog niet bezet. Daarom had zich daar een grote groep militairen en burgers teruggetrokken, voornamelijk Nederlanders, maar ook Britten, Amerikanen en Australiërs. Nederland had zich al aan Japan overgegeven, maar de groep in Long Nawang weigerde te gehoorzamen aan boodschappen van de Japanners om zich te melden. In de zomer van 1942 besloten de Japanners naar Long Nawang te trekken. In augustus werd het dorp bereikt en de groep gevangen genomen. De militairen werden kort daarop geëxecuteerd: de officieren werden onthoofd en de lagere militairen doodgeschoten. De vrouwen en kinderen werden enkele weken later op afschuwelijke wijze omgebracht.
Na de oorlog heeft een Nederlandse krijgsraad in Balikpapan twee Japanse officieren voor deze oorlogsmisdaden berecht: overste Tadao Makiuchi werd ter dood veroordeeld en luitenant Assichi Okino kreeg vijftien jaar gevangenisstraf.
De 68 slachtoffers zijn na de oorlog herbegraven en rusten momenteel op het ereveld Kembang Kuning bij Soerabaja op Java.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 9 februari 1988
Reformatorisch Dagblad | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 9 februari 1988
Reformatorisch Dagblad | 10 Pagina's