Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het voortdurende stilzwijgen in de Oude Kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het voortdurende stilzwijgen in de Oude Kerk

Ook Müller had niet altijd die ontwijfelbare kwaliteiten die hem nu worden toegedicht

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vier jaar geleden verscheen in deze krant een eerste, uitgebreide publikatie over de restauratie van het orgel in de Oude Kerk te Amsterdam. Het artikel stond in het teken van de restauratie van het mechanische deel van het orgel. Ondanks andersluidende berichten bleek de derde en laatste restauratiefase toen niet afgerond te zijn. Vandaag een vervolg. De laatste fase van de restauratie van het mechanische deel zou nu achter de rug moeten zijn. De problemen en de vragen in Amsterdam zijn desondanks nog vele.

Het Amsterdamse orgel blijft de gemoederen bezighouden. Ondanks een wat stille periode ten aanzien van berichtgeving in deze kolommen -daarvoor is bewust gekozen- is er eigenlijk voortdurend discussie geweest. Het vermoeden lijkt gerechtvaardigd dat er nog lang discussie zal blijven. De eerder door nu wijlen Klaas Bolt (adviseur) toegezegde openheid in onder andere een persconferentie had de nodige helderheid kunnen verschaffen. Nu blijft het raden en gissen hoe de werkelijke situatie in Amsterdam op dit moment is. Het volledige stilzwijgen rondom deze restauratie is strijdig met eerder gedane toezeggingen.

Beleid

Het beeld rijst van een orgelmaker die zijn dictaat in de Oude Kerk heeft neergelegd, terwijl de Stichting De Oude Kerk als eigenares van het orgel -met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg- het beleid behoort te bepalen.

Orgelmaker S. F. Blank is iemand met een enorme kennis van de geschiedenis van dit orgel. Een door hem in Elburg -27 april 1991- gehouden referaat bewijst dat zonneklaar. Onderwerp van dit referaat: het Vater/Müller orgel in de Oude Kerk. Blank had dit verhaal reeds enige tijd tevoren gereed, getuige zijn opmerking dat hij het in een eerder stadium aan de Nederlandse Organisten Vereniging (NOV, toen nog zonder het predikaat Koninklijk) had aangeboden in haar jubileumjaar 1990. De NOV is op het aanbod, zo stelt Blank, „uit voorzichtigheid niet ingegaan".

Hangijzer

'Amsterdam' is dus een heet hangijzer. De orgelmaker etaleert in dit referaat -afgedrukt in "Kerk en Muziek", juli/augustus 1991- zijn kennis omtrent de geschiedenis van het orgel. Hij spitst deze toe op de ontwikkelingen in Nederland in relatie tot de begeleidingsfunctie van het orgel. Hij loopt de geschiedenis door, om terecht te komen bij de bouwtijd van het Amsterdamse orgel.

Blank is een fervent voorstander van wat men pleegt te noemen "het begeleidingsorgel". Het orgeltype als het Amsterdamse, uit 1738, van J. C. Muller, typeert hij als zo'n begeleidingsorgel. Gedoeld wordt dan op de instrumenten uit de Hollandse school in met name de 18e eeuw.

Natuurlijk mag de orgelmaker zijn voorkeur hebben, maar persoonlijke voorkeuren moeten niet tot onbespreekbaar dogma worden verheven. Want de ontwikkelingen in de orgelbouw zijn wel onverminderd doorgegaan. Voor Blank echter schijnen de ontwikkelingen in de 18e eeuw gestopt. Hij sluit zich bewust af voor latere ontwikkelingen die voor hem niet relevant zijn. Toch functioneert het orgel op dit moment voornamelijk als concertinstrument.

Müller

In het referaat wordt het werk van Muller uitgebreid belicht, zonder echter de minder geslaagde ingrepen ook als zodanig te karakteriseren. Het was Muller die grotere windladen plaatste; hierdoor werd de oorspronkelijke mechanische aanleg van Vater gewijzigd, hetgeen ontegenzeggelijk gevolgen had voor de speelaard.

Ook in esthetisch opzicht voerde Muller minder elegante ingrepen uit: door de reeds genoemde vergroting van de windladen werden de kassen op niet al te fraaie wijze uitgebouwd. Waarmee gezegd wil zijn dat ook Muller niet altijd die ontwijfelbare kwaliteit leverde die hem nu door Blank wordt toegedicht.

De orgelmaker beschouwt niet zo zeer Muller, maar wel zijn tijd als de enig ware. Daarmee wordt niet alleen een objectieve, realistische benadering van het werk van Muller gemist, ook worden hier de verdere ontwikkelingen aan dit Vater/MüUerorgel negatief beoordeeld. Sterker, er worden feiten achtergehouden. Dat dit niet bijdraagt aan een objectieve beeldvorming ten aanzien van de situatie in de Oude Kerk, moge duidelijk zijn.

Witte

Het grootste struikelblok voor Blank blijft het werk van C. G. F. Witte, in 1870 aan dit instrument verricht. Blank weigert systematisch te accepteren dat er door Witte vakwerk is geleverd. Hij wil er ook niet van weten dat Witte's restauratie een resultaat opleverde dat we mogen duiden als een waardevolle representant van die tijd.

De ingreep van Witte vindt plaats midden in de Romantiek. De orgels krijgen een andere klankkleur. Pijpmensuren worden wijder, tongwerken worden beleerd, windvoorzieningen stabieler. Witte verstond in deze dingen zijn vak! Hij bouwde degelijke instrumenten met onverwoestbare mechanieken. Een orgel van Witte klonk breed en mild.

Stemkrullen

Deze Witte restaureert in 1870 het Vater/Müller-orgel. Hij maakt er een technisch uitstekend functionerend orgel van en corrigeert de klank, naar inzichten van zijn tijd. Het pleit voor Witte dat hij de zo rijke dispositie grotendeels ongemoeid liet.

Blank houdt achterwege dat genoemde mechanische problemen pas door Witte adequaat werden verholpen (artikel drs. T. W. F. den Toom, RD 29 april 1988). Het mag dan zijn dat de speelaard bepaald niet lichter werd, de mechanische problemen waren verleden tijd. Witte bracht, zo stelt Blank nu, stemkrullen aan teneinde een gelijkzwevende temperatuur te kunnen aanbrengen. Deze visie is aanvechtbaar. Stemkrullen werden aangebracht om het stemmen te vergemakkelijken en niet om de gelijkzwevende temperatuur aan te brengen.

Het is opmerkelijk dat Blank juist die zaken negatief duidt die in feite een volstrekt unieke synthese hebben opgeleverd tussen pure Barok en negentiendeeeuwse Nederlandse orgelbouw. Bij dit orgel is het van tweeën een: of het gaat om de klankschoonheid van dit orgel, die wereldberoemd is; of het gaat om een zelf gefabriceerd dogma. Of je accepteert dit door de tijd uitgegroeide unicum, of je klampt je vast aan een niet meer terug te halen Müller-situatie. „Want", zo stelt Blank in zijn referaat over de situatie na Witte: „Een gemeentezangorgel was het echter ook niet meer". Hier zien we opnieuw hoe zijn eigen dogma hem in de wielen rijdt. Want wat is eigenlijk een gemeentezangorgel?

Octaaf 2'

Blank stelt verder dat er na 1927 niets meer is gebeurd. Een ieder weet echter van de manipulaties met de Octaaf 2' van het Bovenwerk: door K. B. Blank (1952) geplaatst, door S. F. Blank (1987) verwijderd. Dit laatste op advies van adviseurs en Monumentenzorg, ondanks felle protesten. Wat in het referaat van de orgelmaker echter het meest opvalt, is zijn absolute stilzwijgen over de situatie vanaf 1980, het jaar waarin hij zijn werkzaamheden aan dit orgel begon.

Wie regelmatig het orgel bespeelt, kan meepraten over de talloze problemen die het orgel teisteren als gevolg van de werkzaamheden van de afgelopen tien jaar, In dat licht bezien is het op z'n minst merkwaardig als Blank weet te melden: „De pijpen staan er gedeeltelijk vol stof en door de tijd beschadigd bij", terwijl bijna een ton berekend is voor herplaatsing en stemming van het pijpwerk.

Reeds sinds de aanleg van de hernieuwde mechaniek en de nieuwe klaviatuur door Blank (1987) is er sprake van torsie (vering) in de mechaniek. De pedaaltractuur is een voortdurende bron van kritiek. Op alle klavieren is sprake van een zeer onregelmatig toucher. De windvoorziening van het Rugwerk is bijzonder instabiel. Groot C van de Bazuin 16' is al jarenlang volledig van stemming (zie artikel '88). Het Bovenwerk vertoont regelmatig hangerij.

Een lijst met opmerkingen en klachten van een onzer werd door Stichting De Oude Kerk in ernst ter afhandeling opgedragen aan de orgelmaker. Het resultaat was niet afdoende.

Motivatie

Blanks inzichten met betrekking tot winddruk, kanalisering en windregulatie hebben in de Oude Kerk een instabiel klinkend instrument opgeleverd. Hoe kan het zijn dat adviseurs hun goedkeuring hechten aan werk dat niet goed functioneert en er jaar in, jaar uit zo slecht bij staat? Het grootste probleem schuilt echter elders: ook al wordt het oud-Hollands orgeltype gepropageerd, men is blijkbaar puur technisch gezien niet in staat het werk naar behoren uit te voeren. De in de Oude Kerk door Blank fel verdedigde Rugwerkkoppel is nog steeds niet aangebracht. De genoemde mechanische problemen worden evenmin aangepakt; zijn ze niet het gevolg van foutieve inschattingen?

Het heeft alles te maken met een stuk motivatie, met liefde voor het instrument. Zo'n orgelmaker zal het instrument zelf op de voorgrond plaatsen en niet zijn eigen opvattingen laten prevaleren.

Stembeurten

In Amsterdam wordt wel geëxperimenteerd met verschillende stemmingen in een gelijkzwevend getempcreerd orgel (!), maar eenvoudig te repareren stemmings- en intonatiegebreken worden niet verholpen. Het zijn zaken die tot het normale onderhoud behoren.

In een eerder stadium gaf Blank als oorzaak voor de ontstemmingen op dat het nieuwe leer pluisde en aldus het pijpwerk vervuilde. Maar laten we wèl zijn: het moet mogelijk geweest zijn om tijdens de verscheidene stemheurten die er lopende de restauratie hebben plaatsgevonden, die gebreken te verhelpen.

Achterstallig onderhoud aan het pijpwerk is inmiddels nodig. Maar blijkbaar bestaat er bij de verantwoordelijke instanties huiver om deze werkzaamheden aan de huidige restaurateur op te dragen.

Houten kap

Eerlijk gezegd: Voor òns hoeft orgelmaker Blank geen groot onderhoud aan het pijpwerk te doen. Het vertrouwen dat daarvoor nodig is, is onvoldoende aanwezig. Blank ziet Amsterdam te zeer als een museumstuk en te weinig als een muziekinstrument.

De achterstallige staat van onderhoud van het pijpwerk wordt als argument gebruikt om „het gedeeltelijk vol stof en door de tijd beschadigde pijpwerk" te verdedigen. Deze argumenten geven steeds weer voedingsbodem aan het vermoeden dat een voortdurende teruggang van dit meest elementaire deel van het orgel de weg moet banen voor een volledige restauratie van het pijpwerk. Een restauratie terug naar Muller. Waarmee Nederland een van zijn meest unieke instrumenten verliezen zou!

Een geheel nieuwe zorg betreft de plannen om verwarming te gaan aanbrengen in deze historisch kerk. De gevolgen daarvan zijn voor de houten kap (de grootste houten kerkoverkapping in Europa) niet te overzien. En te vrezen valt dat de problemen rond dit orgel dan alleen nog maar zullen toenemen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 februari 1992

Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's

Het voortdurende stilzwijgen in de Oude Kerk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 februari 1992

Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's