Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Avondmaal als verkondiging

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Avondmaal als verkondiging

Ds. J. van Beelen: Zelfonderzoek behoort niet vóór maar tijdens en vanuit het avondmaal plaats te vinden

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mag ik aan het heilig avondmaal deelnemen? Heb ik dat goddelijke recht? Het zijn vragen waarmee veel belijdende lidmaten in de gereformeerde gezindte worstelen. Soms een heel leven lang. De hervormde predikant ds. J. van Beelen uit Randwijk kan daar heel goed inkomen. Die vragen zijn hem persoonlijk niet onbekend. De worstelingen komen zijns inziens echter voort uit een verkeerd verstaan van het avondmaal.

In zijn dissertatie “Doet dit tot Mijn gedachtenis” komt hij tot een opmerkelijke conclusie: Het avondmaal is geen sacrament maar een maaltijd van héél de gemeente. Het klassiek-gereformeerde avondmaalsformulier heeft hij op dit punt niet aan zijn kant staan. „Maar moet ik daarom de uitkomst van mijn onderzoek versluieren?”

Het waren de anderhalf jaren van het exegetisch onderzoek, rond 1990, dat ds. Van Beelen wel eens de gedachte bekroop: Wat gaat er gebeuren? Waar zal ik uitkomen? In het derde jaar van zijn promotieonderzoek hield hij zich voornamelijk bezig met het exegetische werk voor zijn proefschrift. Schriftonderzoek dus. „Op een gegeven moment kwam ik tot mijn conclusies. Vervolgens wacht je op iemand die deze gaat tegenspreken. Maar die kwam niet”.Om welke uitkomsten gaat het? We noemen alleen de belangrijkste, in de volgorde waarin de promovendus ze in zijn proefschriift naar voren brengt.

1. De gemeenschap is als een fundamenteel, onopgeefbaar begrip aan het avondmaal verbonden.

2. Het avondmaal wordt door de gemeente gevierd. De gemeenteleden handelen samen als één lichaam, al dan niet onder leiding van een van hen. De ambtsdragers hebben in de viering geen speciale taak. Niemand bedient het avondmaal.

3. De deelname aan het avondmaal is geen zaak die onder de persoonlijke vrijheid van de gemeenteleden valt, maar behoort bij het lidmaatschap van de gemeente. Anderzijds is deelnemen zonder geloof in Christus een onmogelijke mogelijkheid, niet anders dan dat men lid is van Zijn gemeente zonder dat geloof.

1 Korinthe 11

De exegese van 1 Korinthe 11 is in de dissertatie van cruciaal belang. Dit tekstgedeelte blijkt telkens weer op te duiken in discussies waarin het avondmaal centraal staat. Niet alleen als het gaat om de betekenis ervan, maar ook rondom de vragen van deelname aan en schroom voor het sacrament.

Ds. Van Beelen: „De heb die tekst gelezen en herlezen. Het heeft me veel moeite gekost om mezelf alleen bij de bijbeltekst te bepalen en niet steeds te kijken wat mensen en commentaren ervan zeggen. Wat staat er nu? Dat wilde ik weten. Waarover schrijft Paulus in dit hoofdstuk?”

Het werd de promovendus steeds duidelijker dat waar Paulus spreekt over het avondmaal, hij de gezamenlijke maaltijd van alle gemeenteleden bedoelt. „De apostel zet niet in bij het individu maar bij de hele gemeente. Ondanks alle verdeeldheid die in Korinthe is, blijft hij haar als geheel aanspreken. Het avondmaal is niet in de eerste plaats een zaak van de gelovige als persoon, maar van de hele gemeente in verhouding tot de Heere. In de gezamenlijke maaltijd verkondigt de gemeente de dood des Heeren”. De lijn die ds. Van Beelen bij Paulus ontdekt, zou hij ook graag willen doortrekken naar het heden. „Zoals alle gemeenteleden zich onder de verkondiging bevinden, meezingen en meebidden, zouden ze ook gezamenlijk de dood des Heeren mogen verkondigen door samen het avondmaal te vieren”.

Alle gemeenteleden? Niet alleen zij die een waar geloof hebben?

„Paulus maakt dat onderscheid ook niet. Als twintigste-eeuwse mensen zitten wij met een groot probleem. We zijn zo met het individualisme van onze cultuur doordrenkt dat wij niet goed kunnen vatten dat Paulus hierin de gemeente als collectief op het oog heeft”.

Maar kunnen wij een christengemeente uit de eerste eeuw vergelijken met bij voorbeeld een hedendaagse gemeente in een volkskerk?

„Het is de vraag of in de Vroege kerk ook niet meelopers waren. In 1 Kor. 10 lezen we dat die er ook onder Israël waren. Zij kwamen niet in Kanaan aan. Paulus ziet dat ook in Korinthe. We hebben een veel te rooskleurig beeld van die eerste gemeenten. Trouwens, het heeft nogal wat consequenties als je zegt dat wat geschreven staat voor de gemeente van Korinthe, niet zou gelden voor gemeente X in Nederland. Calvijn maakt wel af en toe verschil tussen de eerste gemeente en de latere tijd als hij het heeft over de gaven in de gemeente. Maar Calvijn is de Schrift niet. Hoe hoog ik de man ook heb”.

Is het gevaar niet levensgroot dat aleden van de gemeente denken wargelovigen te zijn omdat ze allen aaavondmaalsdis zitten?

„Dat is het hem nu juist. Velen hebben een heel verkeerd begrip van wat het avondmaal is, moet ik nu, na het onderzoek, zeggen. Het feit dat je eraan deelneemt, zegt niets over je geestelijke staat voor God. Net zo min als het feit datje gedoopt bent dat doet. In onze traditie mag je pas aan het avondmaal als je al veel stations bent gepasseerd. Voor sommigen staat het helemaal achteraan. Als je dan bent aangegaan zoals het hoort, is dat bijna hetzelfde als de verzegeling van de zaligheid zelf. In de reformatietijd zie ik dat het avondmaal een heel eind naar voren staat. Dat is in de Heidelbergse Catechismus ook te zien. Daar wordt het avondmaal behandeld in het stuk van de verlossing, direct achter de doop.

Het avondmaal zou in onze traditie een stuk naar voren moeten komen. Het staat dan midden in de gemeente, als een van de middelen die de Heere gebruikt om het getuigenis van het Evangelie te laten doorgaan. Ik zou het zo willen zeggen: Je hoeft niet bekeerd te zijn om aan het avondmaal te gaan maar je moet wel geloven om zalig te worden”.

Wat is in uw visie op het avondmaal tegen om kinderen aan de dis toe te laten?

„Er zijn argumenten voor en tegen. Daarvoor is nieuw onderzoek nodig. Ik moet daarom openhouden waar ik uitkom”.

Hoe kijkt u aan tegen het gedeelte ons avondmaalsfonvulier dat over zelfbeproeving gaat? „Als je vraagt of zelfbeproeving vóór

het avondmaal wezenlijk is, dan zeg ik: Nee. Zelfbeproeving is iets dat vanuit het avondmaal tot ons komt. Terwijl je deelneemt aan het avondmaal komt de vraag tot je hoe het met je geloof en leven zit”. Een avondmaalsbedienaar is ds. Van Beelen in het Nieuwe Testament niet tegengekomen. Dat wijst er volgens hem op dat bij het avondmaal de ambtsdragers geen speciale positie innemen. Hij vindt het dan ook onterecht dat in sommige gemeenten alleen deze mensen op hun avondmaalsmijding worden aangesproken. „Dan ben je een symptoom aan het bestrijden. Het gaat om die héle gemeente, inclusief de ambtsdragers. Pas als de gemeente als geheel ervan overtuigd is dat avondmaalsmijding niet kan, kun je ook hen die in het ambt staan daarop persoonlijk aanspreken”.

„Bemoedigend”

De eerste reacties van de Randwijkse kerkenraad op de inhoud van de dissertatie zijn volgens ds. Van Beelen „bemoedigend” te noemen. Diezelfde reactie verwacht hij ook van de gemeente. „Ze zullen niet schrikken omdat men toch wel weet hoe de lijn tot nu toe in de prediking is. We hebben in de gemeente 1 Korinthe helemaal behandeld, inclusief hoofdstuk 11. Dat heb ik toen wel voorzichtig gedaan. Ik heb niet alles gezegd wat ik in het proefschrift heb geschreven. Wel heb ik laten zien dat het niet gaat om de keuze tussen al of niet deelnemen. Het gaat om daadwerkelijke deelname. Dat wil overigens niet zeggen dat de avondmaalspraktijk in Randwijk, waar overigens de avondmaalsmijding niet groot is te noemen, ineens helemaal anders is geworden”.

Heeft uw onderzoek gevolgen voor de inhoud van uw voorbereidingspreken?

„De gemeenteleden weten ondertus sen wel dat ik in deze preken niet probeer mensen van het avondmaal af te houden maar hen juist wil lokken. In die zin verandert er ook niks. Ik heb ook heel duidelijk tegenover de kerkenraad gesteld dat mijn proefschrift in de kerk als discussiestuk zal worden ingebracht. En zolang het in discussie is, heb ik het recht niet onze gemeente bepaalde dingen op te leggen. Wel zal ik nog duidelijker naar voren laten komen dat het woord gemeenschap belangrijk is. Ook probeer ik te benadrukken ik dat een bedienaar een gelijke onder de gelijken is.

De voorbereidingspreken gaan niet zozeer over een zelfonderzoek of men wel kan aangaan. Wel besteed ik aandacht aan de mensen die het er moeilijk mee hebben om aan te gaan, omdat ze deelname verbinden aan de strijd rondom hun persoonlijk geloof. Nooit zal ik zeggen: Allen zullen aangaan. In een gemeente waarin je de traditionele visie op het avondmaal tegenkomt, is het niet goed om zoiets te zeggen. Dan gaat er iets mis. Dan sla je een paar stappen over”.

„Met welke intentie ik mijn dissertatie geschreven heb? In de hoop dat het proefschrift binnen de kerk mag helpen, om mensen meer zicht te laten krijgen op waar het in het avondmaal over gaat. Ook dat het hoge, heilige ervan in die zin verdwijnt, dat het niet meer zo'n aparte plaats inneemt. Es heb willen beklemtonen dat het avondmaal een van de gaven van God is, waardoor Hij ons roept tot geloof in Hem en tot een leven uit dat geloof".


1986. In de Nederlandse Hervormde Kerk verschijnt vanwege de generale synode het herderlijk schrijven "Ambt en avondmaalsmijding". Het Is gewijd aan de problematiek ten aanzien van avondmaalsmijding door ambtsdragers. Ernstige bezwaren tegen dit verschijnsel klinken op uit het stuk. Ambtsdragers die niet aan het avondmaal gaan, krijgen te maken met kerkrechtelijke maatregelen.
Prof. dr. A. van de Beek, hoogleraar dogmatiek in Leiden, voorziet ter synode het herderlijk schrijven van enkele kritisch kanttekeningen. Theologisch student Jacob van Beeten, die colleges bij hem volgt, kan zich in die kritiek wel vinden. Geboeid door het onderwerp besluit Van Beelen, die dan inmiddels kandidaat is, een doctoraalscriptie te wijden aan de ambtsdrager die niet deelneemt aan het avondmaal. Zijn conclusie: Het moet kerkrechtelijk gezien mogelijk zijn dat een lid van de kerkenraad de plaats aan de dis des Verbonds onbezet laat.
Op grond van de scriptie vraagt prof. Van de Beek aan zijn leerling door te gaan op het terrein van de avondmaalsmijding omdat hier duidelijk een probleem ligt. Na een aantal maanden over het voorstel te hebben nagedacht, besluit Van Beelen dat te doen. Ruim zeven jaar duurt zijn onderzoek. Een periode in zijn leven waarin zijn visie op het avondmaal sterk wijzigt. Sterker dan hij voordien kon bevroeden. Een collega heeft hem eens gewaarschuwd: „Wat jij doet, is gevaarlijk, Jacob. Jij onderzoekt de Schrift".
Jacob van Beelen wordt in 1957 in Katwijk aan Zee geboren. Zijn vader is daar verbonden aan het gemeentelijk energiebedrijf. Zijn grootouders van beide kanten komen uit een vissersgeslacht. Het geestelijke milieu vwarin hij opgroeit, is „echt Katwijks" te noemen. „Mijn grootouders van moeders kant bezochten al voor de oorlog de diensten van de Gereformeerde Bond. Daar zochten en vonden ze een bepaald soort prediking waarin ze zich herkenden. Toch zeiden ze nooit dat je die niet bij de confessionelen zou vinden. Ook bij ons thuis v/as een voorkeur voor de gereformeerdebondsprediking. Maar het was niet zo dat al het andere niets was. Die houding weerspiegelt zich ook een beetje in mijn gang".
Catechisatie volgt de jonge Van Beelen bij ds. L. Boer, bij wie hij in 1977 belijdenis doet „Die vwis verbonden aan een confessionele wijk, maar van gereformeerde-bondszijde is wel tegen hem gezegd; „Laat dat ene gezangetje nou weg en word lid van de Bond". Dat heeft hij niet gedaan". Behalve bij deze wijkpredikant kerkt hij tijdens zijn jeugdjaren het meest bij ds. W. Arkeraats en ds. J. Vroegindeweij. Later komt er een bijzondere band met ds. S. de Jong.
Na de lagere school bezoekt hij het atheneum in Katwijk, waar hij in 1975 examen doet. In die periode voelt hij „trekkingen" om theologie te studeren. „Maar ik dacht: Dat is niks voor mij. Dat kan ik niet". Hij besluit aan de Leidse universiteit de wiskundestudie op te pakken. Deze weg wordt „afgesneden". Met een MO-A-akte op zak gaat Van Beelen wiskunde geven aan de christelijke mavo in Noordwijk. Gelijktijdig begint hij zich te verdiepen in Latijn en Grieks.
Van Beelen gaat in 1980 colleges theologie volgen in Leiden. Na twee jaar heeft hij zijn propedeuse. Het kandidaatsexamen legt hij in 1984 af. „Of ik ondertussen een ontwikkeling heb doorgemaakt? Misschien is dat zo". De periode van het leervicariaat breekt aan. Ds. S. de Jong wordt zijn leermeester. Mooie bijkomstigheid is dat deze predikant in zijn woonplaats Katwijk staat. Kandidaat Van Beelen beschikt dan immers nog niet over een rijbewijs. „Mijn schoonvader was ambtsdrager bij ds. De Jong. Zodoende kwam ik regelmatig met die predikant in contact. Ik mocht hem graag horen. Dat wil niet zeggen dat ik niet regelmatig ook bij andere predikanten kerkte". Tussen ds. De Jong en kandidaat Van Beelen vallen banden. „Hij is een echte herder van de gemeente. Ik heb bij hem een leerzame vicariaatsperiode gehad".

Van Beelen voltooit zijn kerkelijke opleiding in 1987 en stelt zich aansluitend beroepbaar. Vijf jaar later neemt hij het beroep aan dat de hervormde gemeente van Randwijk op hem uitbrengt. In de tussenliggende periode behaalt hij zijn doctoraalexamen en is hij daarna onderzoeker in opleiding vanwege de Nederlandse Hervormde Kerk. Dit combineert hij vanaf 1992 met een functie in deeltijd als geestelijk verzorger in het verzorgingstehuis "Duinrust" in Scheveningen. Ds. Van Beelen zal woensdag zijn proefschrift "Doet dit tot Mijn gedachtenis" verdedigen aan de Rijksuniversiteit van Leiden. Hij hoopt dat het proefschrift een discussiestuk wordt dat de kerk ingaat, opdat nagedacht wordt over avondmaalsmijding en de wijze waarop het avondmaal gehouden wordt „Of ik mijn onderzoek heb gedaan op verzoek van een predikant uit de kring van "Het gekrookte riet"? Gaat dat gerucht werkelijk? Nee hoor. Het is trouwens voor het eerst dat ik dat hoor".

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 januari 1996

Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's

Avondmaal als verkondiging

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 januari 1996

Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's