"Raad negeert hersendoodonderzoek"
Met MRI-scan kan in toekomst hersendood nauwkeurig worden vastgesteld
Niet in alle gevallen dat patiënten hersendood zijn verklaard, is sprake van volledige uitval van alle hersenfuncties. Bij ongeveer 20 tot 30 procent van de hersendood verklaarde patiënten is nog sprake van enige restfuncties. Het is inconsequent dat de Gezondheidsraad in het rapport "Hersendoodcriteria" gegevens hierover uit diverse onderzoeken, gepubliceerd in toonaangevende tijdschriften, negeert.
Dat stelt intensive-care-verpleegkundige drs. Erwin J. O. Kompanje. Hij werkt inmiddels achttien jaar op de neurochirurgische intensive care in he t Academisch Ziekenhuis Dijkzigt in Rotterdam en zag in die periode zo'n 150 hersendoden. Daarnaast is Kompanje docent ethiek aan de Hogeschool Rotterdam. In mei hoopt hij te promoveren. Zijn 400 pagina's tellende proefschrift krijgt als titel "Geven en nemen, een kritische beschouwing van postmortale orgaandonatie". Afgelopen zaterdag was Kompanje een van de sprekers tijdens het symposium "Orgaandonor? Weet wat je kiest" van de Stichting Bezinning Orgaandonatie (SBO) in Amersfoort.
Kompanje heeft kritiek op de werkwijze van de Commissie Hersendoodcriteria van de Gezondheidsraad. Het jongste rapport daarover verscheen eind november 1996. Het bevat onder meer een voor artsen bindend protocol voor de wijze waarop zij de diagnose hersendood moeten stellen.
Kompanje heeft kritiek op de manier waarop de commissie literatuuronderzoek heeft gedaan naar de wetenschappelijke feiten rond hersendood. De commissie gaat volgens hem voorbij aan een aantal belangwekkende onderzoeken waarvan de resultaten zijn verschenen in buitenlandse medische literatuur. "Uit die publicaties blijkt dat bij ongeveer 20 tot 30 procent van de patiënten die als hersendood wordt aangemerkt, in de hersenen nog sprake is van enige lagere restfuncties. Hieruit volgt dat bij deze patiënten de hersenen nog niet volledig dood zijn".
Deze categorie patiënten schaart de commissie, net als de overige hersendoden, onder de noemer "totaal hersendood". Dat is volgens Kompanje wetenschappelijk aanvechtbaar en "niet eerlijk".
Dr. A. A. W. Op de Coul, neuroloog, adviseur van minister Borst van volksgezondheid inzake orgaandonatie en lid van de commissie hersendoodcriteria, laat in een reactie weten de buitenlandse publicaties waarop Kompanje wijst, niet te kennen. Overigens zijn de uitkomsten daarvan volgens hem ook niet relevant. De commissie van de Gezondheidsraad stelt dat deze restfuncties niet terzake doen omdat ze geen verband houden met de voor het mens-zijn kenmerkende hogere functies van de hersenen. Om de diagnose hersendood te mogen stellen, hoeft men volgens de commissie niet aangetoond te hebben dat álle cellen van het binnen de schedel gelegen deel van het centrale zenuwstelsel afgestorven zijn.
Als voorbeeld van nog resterende hersenactiviteit noemt Kompanje de bloeddrukregulatie en de uitscheiding van diverse hormonen door de hypothalamus, een onderdeel van de hersenen dat een belangrijke rol speelt bij de hormoonhuishouding in het lichaam. "Bij sommige hersendoden zie je dat die regulatiemechanismen nog steeds werken. Zij hebben onder meer een volledig normale urineproductie".
Zwangere vrouw
Een bekend voorbeeld was ook de Zuid-Duitse Marion Ploch, de hersendode zwangere jonge vrouw die enkele jaren geleden door artsen 'in leven' werd gehouden om de foetus te laten overleven. "Zij was wel degelijk hersendood volgens de klassieke criteria, maar haar hormoonregulatie, voor het juiste verloop van de zwangerschap uiteraard onmisbaar, werkte nog prima".
Vooral uit Japan zijn volgens Kompanje veel wetenschappelijke gegevens over hersendood afkomstig. Dat komt omdat in Japan hersendood niet gelijk gesteld wordt aan de echte dood, zoals in Nederland en andere westerse landen. "Zulke patiënten worden daar gewoon behandeld en overleven soms heel lang. De Japanners hadden dus de tijd om onderzoek te doen waar ze hier niet meer aan toekomen omdat de patiënt dan al is overleden".
Kompanje heeft er overigens geen moeite mee dat hersendode patiënten die nog enige restfuncties hebben, door de commissie van de Gezondheidsraad en door vrijwel alle artsen als overleden worden beschouwd. "Hun toestand is medisch gezien onomkeerbaar. Het deel van de hersenen waar het bewustzijn zetelt, is verloren. Sterven moet je zien als een proces. Dat is bij deze patiënten in ieder geval zeer ver voortgeschreden".
Hartstilstand
De stelling van dr. Op de Coul dat hersendoden ook bij maximale behandeling binnen 48 uur een hartstilstand krijgen, noemt Kompanje overigens achterhaald. "Met de moderne behandelingsmethoden kun je zulke patiënten tegenwoordig veel langer in leven houden. De intensive-care-afdeling wordt dan als het ware de hersenstam van de patiënt". Op de Coul laat weten het daar niet mee eens te zijn.
Kompanje wijst op merkwaardige verschillen in het tijdstip van sterven dat wordt ingevuld op overlijdensverklaringen van hersendood verklaarde patiënten. Als zij geen orgaandonor willen zijn, zetten artsen de apparatuur uit. De ademhaling valt dan uit en binnen korte tijd stopt ook het hart met kloppen. Artsen zien dat moment dan als het tijdstip van overlijden. Bij hersendoden die wel orgaandonor zijn, wordt het moment waarop de hersendood is vastgesteld als overlijdenstijdstip op de verklaring ingevuld.
Angiografie
De enige echt betrouwbare methode om de hersendood vast te stellen, is volgens Kompanje de hersenangiografie. Daarbij wordt contrastvloeistof ingespoten. Als geen bloedcirculatie in de hersenvaten meer waarneembaar is doordat deze vaten door sterke oedeemvorming in het hoofd worden dichtgedrukt, is dat het zekerste teken van hersendood. De Gezondheidsraad ziet echter geen been in deze methode van diagnostiek omdat eventueel nog aanwezige functionerende hersencellen door de inspuiting van contrast even zonder zuurstof komen en daardoor beschadigd kunnen raken.
Kompanje verwacht dat dit bezwaar in de nabije toekomst zal vervallen als met behulp van MRI-onderzoek zonder contrastmiddelen toch een scan van de hersenvaten kan worden gemaakt. "Als er weer een rapport over hersendoodcriteria komt, zal een MRI-scan deel uitmaken van het onderzoeksprotocol, dat is wel zeker. Er moet nu alleen nog voldoende ervaring mee worden opgedaan", aldus Kompanje.
Hij noemt het overigens een sterke verbetering dat de diagnostiek van hersendood tegenwoordig is vastgelegd in een protocol dat elk ziekenhuis moet hanteren. Het gaat echter om een moeilijke diagnose die veel ervaring vereist. Niet alle neurologen beschikken over die ervaring omdat ze te weinig van zulke patiënten onder ogen krijgen.
Levend
Jan Kerkhoffs (59) uit het Limburgse plaatsje Melick kan daarover meepraten. Hij werd in augustus 1992 hersendood verklaard na complicaties die zich voordeden na afloop van een operatie aan een hersentumor. Mocht hij toch nog bijkomen, dan zou hij slechts als plant vegeteren. Vervolgens werd de familie gevraagd of ze toestemming gaven voor het afstaan van organen. Gelukkig voor Kerkhoffs wilden zijn vrouw en kinderen dit niet.
En wat gebeurt? Na een week komt hij bij kennis, precies een dag nadat hij van de apparatuur is gehaald in de verwachting dat het snel met hem zal zijn afgelopen. Jan blijft echter leven. Als broer Minus die dag op bezoek komt, vraagt deze hem of Jan hem kan horen. Tot ontsteltenis van Minus krijgt hij een bevestigend antwoord. De verpleegkundigen en artsen willen dit eerst niet geloven, maar de volgende dag is het overduidelijk: Jan Kerkhoffs ontwaakt uit zijn coma. Hij herstelt vrijwel volledig.
Afgelopen zaterdag liet Kerkhoffs de bezoekers van het SBO-symposium delen in zijn aangrijpende ervaringen. Het vertrouwen in de artsenstand heeft bij de Limburger een knauw gekregen, mede door de slechte communicatie in het ziekenhuis na het incident dat hem bijna het leven kostte. Er is weliswaar een hersendoodprotocol, maar dit zegt Kerkhoffs weinig. "Ook ten aanzien van abortus en euthanasie zijn er strikte regels. Toch meldt 60 procent van de artsen euthanasie niet, terwijl ze dat wel verplicht zijn. Het is mijn grote zorg dat er ondanks alle regels rond hersendood toch dingen fout gaan". Kerkhoffs zegt dan ook geen donor te willen zijn van organen die alleen kunnen worden uitgenomen na vaststelling van de hersendood.
Foute diagnose
Volgens drs. A. Bos, huisarts in Amsterdam en onder meer betrokken bij de begeleiding van getransplanteerde patiënten, was er in dit geval sprake van een "volledig foute diagnose".
Bos heeft overigens moeite met een diagnostiek die het al of niet aanwezig zijn van leven en bewustzijn laat afhangen van onder meer een elektro-encefalogram (EEG) van de hersenen. "Alsof we een soort sidderaal zijn. Als de elektrische activiteit afwezig is, houdt het bewustzijn op. Of is het leven meer?"
Is bewustzijn slechts een product van de hersenen? Volgens Bos is dat maar de vraag. Hij wijst op de ervaringen van ontwaakte comapatiënten, die later vertellen dat ze zichzelf tijdens hun coma in bed hebben zien liggen. "Misschien is het bewustzijn niet zo vast verbonden aan de hersenen als we denken".
Volgens Bos stoelt het hersendoodconcept op het idee dat wij mensen niet meer zijn dan onze hersenen. In de huidige wetenschap kan niet van bewustzijn worden gesproken buiten het lichaam. Dat zou in strijd zijn met het materialistische denken. "Ik maak me echter zorgen over een mensbeeld dat de mens reduceert tot een machine die levenstekenen produceert. Zijn die tekenen niet meer meetbaar, dan wordt de mens doodverklaard".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 17 maart 1998
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 17 maart 1998
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's