Een preek en acht toespraken
"Het Woord moet ook in bevestigings- en intredediensten centraal staan"
Predikanten gaan en predikanten komen. Het is de nuchtere vaststelling van wie in een oude kerk de lange namenlijst ziet van de dienaren van het Woord die in de loop der eeuwen aan de gemeente verbonden waren. In al die jaren nam het uur van bevestiging, intrede en afscheid een bijzondere plaats in. Hoe sober zijn deze diensten binnen de gereformeerde gezindte nog?
De hervormde emeritus predikant ds. W. van Gorsel signaleerde het eind vorig jaar in het Gereformeerd Weekblad. De roep om een ruimer gebruik van de handoplegging bij de bevestiging van kandidaten zou steeds luider worden. Het blijkt ook uit verslagen van intredediensten in deze krant. De rij sprekers na de dienst kent soms eveneens een ongekende lengte. Pas nog volgden na de eerste preek van een zojuist bevestigde hervormde kandidaat niet minder dan acht toespraken.
Geen onderonsje
Ds. H. de Leede, hervormd predikant en rector van het theologisch seminarium in Doorn, herkent de gesignaleerde trend. Zelf werd hij ruim 23 jaar geleden in zijn eerste gemeente, Twijzelerheide, bevestigd. "Dat is een grote gebeurtenis voor me geweest, waarbij de handoplegging een heel centraal moment binnen de dienst was." Toch zegt hij dat een aantal zaken rond zijn eerste bevestiging anders had moeten gaan.
"De bevestiging en intrede had niet op zondag plaats. Dat was omdat familieleden in het westen en zuiden van het land woonden, terwijl ik in Friesland bevestigd werd. Ik vind het een verkeerde beslissing, die ik vanwege de zwakheid van het vlees genomen heb. Een predikant hoort op de dag des Heeren bevestigd te worden. Het gaat om de gemeente, niet om de familie. Intredediensten die in de week gehouden worden, lijken soms meer een familiegebeurtenis dan dat de gemeente centraal staat."
Ds. De Leede noemt het ook minder juist dat hij zich door een studievriend, ds. W. Dekker, heeft laten bevestigen. "Ik bewaar goede herinneringen aan die dienst. De preek heeft me veel gezegd. Het was ook beslist geen onderonsje tussen hem en mij, maar er zit wel een risico aan. Een bevestiging is geen zaak van vrienden, maar van de kerk. De kerkorde geeft aan dat het de taak is van de consulent, die bij het beroepingswerk de gemeente raad heeft gegeven. Hij behoort waarschijnlijk niet tot je vriendenkring, misschien zelfs niet helemaal tot je richting. Dat heeft iets objectiefs. In de persoon van de consulent vertrouwt de kerk aan jou het ambt toe."
Grote opgave
Bevestiging en intrede hadden in dezelfde dienst plaats. "Daar is principieel niets op tegen, maar ik zou er nu niet meer voor kiezen. Als je voor het eerst wordt bevestigd, is het goed dat in een aparte dienst te doen, waarin alle rust en ruimte is voor goede Schriftuitleg en een goed woord voor de bevestigde kandidaat. Emotioneel heb ik het een grote opgave gevonden direct aansluitend mijn intredepreek te houden. Het werd daardoor ook een heel lange dienst."
Als een predikant na een aantal jaren zijn roeping naar een andere gemeente volgt, ligt dat voor ds. De Leede anders. "Bij de eerste bevestiging word je volgens het hervormd kerkrecht toegelaten tot de Evangeliebediening, bevestigd in het ambt van predikant in de Nederlandse Hervormde Kerk en verbonden aan deze gemeente. Bij een volgende bevestiging word je alleen aan een andere gemeente verbonden. Een uitvoerige bevestigings- en intrededienst is te veel van het goede voor een predikant die plaats A voor plaats B verwisselt. Daarin moeten we nuchter zijn. Je wordt niet opnieuw in het ambt bevestigd.
Het zou niet verkeerd zijn als we de bevestiging in een tweede of volgende gemeente laten plaatshebben in dezelfde dienst als de intrede. De bevestiger kan zich dan beperken tot een korte toespraak of preek bij het formulier. Verder ligt alle nadruk op de intredepreek, de eerste dienst die de predikant als eigen herder en leraar van zijn nieuwe gemeente leidt. Dat zou het eigenlijke karakter van zo'n gebeurtenis, het verbonden worden aan een andere gemeente, onderstrepen."
Handoplegging
Bij zijn eerste bevestiging namen vier "zorgvuldig gekozen" predikanten en een ouderling aan de handoplegging deel. "Onder hen was de oude ds. G. Spilt, bij wie ik anderhalf jaar vicaris ben geweest en die een leermeester voor mij was als het gaat om het staan in de breedte van de Hervormde Kerk. Verder waren dat de bevestiger, de consulent, de predikant uit mijn geboorteplaats, waar ik ook belijdenis heb gedaan, en ouderling Talma, de voorzitter van de kerkenraad."
Zelf gaat ds. De Leede slechts "bij hoge uitzondering" in op het verzoek aan handoplegging deel te nemen. "Dan moet er een duidelijke motivatie zijn, bijvoorbeeld dat ik een rol heb gespeeld in iemands beslissing om predikant te worden. Als er geen duidelijke reden is, zeg ik nee. Je doet niet maar mee ter opluistering van het geheel. Het gaat om een zaak van groot gewicht: de kerk der eeuwen vertrouwt aan de kandidaat de bediening van het Woord toe. Als er een groot aantal mensen omheen staat, wordt het wel gewichtig, maar het echte gewicht van het moment wordt er gauw door verhuld."
Rooms bijgeloof
Geconfronteerd met de opmerkingen van ds. De Leede, glimlacht ds. J. M. J. Kieviet. In januari 1999 werd hij aan de christelijke gereformeerde kerk van Rotterdam-Kralingen verbonden. Aan de handoplegging namen achttien predikanten deel. "Ds. De Leede heeft de oorspronkelijke kerkordelijke bepalingen op zijn hand. In de zestiende eeuw was men wat beducht voor de handoplegging, vanwege het roomse bijgeloof op dit punt. Lange tijd is daar in de kerken van de Reformatie heel spaarzaam mee omgegaan. De waarde van de handoplegging is ook zeker niet afhankelijk van het aantal predikanten."
Ds. Kieviet zegt zich gevoegd te hebben in de kerkelijke traditie waarin hij staat. "Artikel 4 van onze kerkorde zegt dat de oplegging der handen gedaan wordt door de dienaar die de bevestiging verricht en dat ook andere predikanten daaraan kunnen deelnemen. Er wordt zelfs opening gegeven aan de mogelijkheid dat elke predikant die aanwezig is, meedoet. Letterlijk staat er zelfs niet dat het christelijke gereformeerde predikanten moeten zijn. Ik weet dat het bij een collega wel gebeurd is dat ook een hervormde dominee aan de oplegging der handen meedeed."
Het grote aantal deelnemende predikanten bij zijn bevestiging valt volgens ds. Kieviet goed te verklaren. "Ik was als kandidaat al wat ouder en had nogal wat vrienden en kennissen onder de predikanten. Een aantal van degenen die veel voor me betekend hebben, ook in de studententijd, heb ik persoonlijk gevraagd. Verder wilde de kerkenraad graag dat enkele predikanten die in de vacante periode veel waren voorgegaan, ook aan de handoplegging zouden meedoen. En toen was er nog een enkeling die aanwezig was en op eigen initiatief meedeed. Daardoor kwamen we op dat opvallend hoge aantal uit."
Hoogtepunt
Dit heeft in de ogen van ds. Kieviet op geen enkele wijze afbreuk gedaan aan het sobere karakter van de dienst. "Het aantal predikanten, of het er nu acht of achttien zijn, zorgt op zich niet voor opsmuk of uiterlijk vertoon. Ieder sprak niets anders dan een Schriftwoord. Sommige teksten, dat was opmerkelijk, hadden zonder dat die predikanten dat wisten een grote betekenis in mijn leven gehad. Dat was voor mij heel ontroerend. Bemoedigend ook. Ik heb het ervaren als een bevestiging van mijn roeping, daar op dat moment."
De predikant zegt dat het Woord centraal moet staan. Dat was ook de kern in de dienst waarin hij werd bevestigd en aansluitend intrede deed. Omdat zijn eigen predikant, ds. P. den Butter, ziek was, werd de bevestiging gedaan door ds. A. Baars. "Ook aan hem voel ik me verbonden. Al de jaren dat ds. Baars in Middelharnis predikant was, zat ik in de kerkenraad. Ik was zijn scriba en hij mijn preses. Later kreeg ik in Apeldoorn college van hem. Voorzover ik het preken enigszins geleerd heb, heb ik dat van ds. Baars en ds. Den Butter geleerd. Aan de bevestigingspreek heb ik nog veel teruggedacht."
De daadwerkelijke bevestiging noemt ds. Kieviet het hoogtepunt van de bijzondere dienst. "In de afgescheiden kerken is het gebruikelijk dat enkele ouderlingen een open Bijbel boven het hoofd van de kandidaat houden . Dat is een heel bijzonder moment: de openlijke verbinding aan de gemeente. De gemeenteleden hebben dat ook als plechtig en indrukwekkend ervaren." De lezing van het bevestigingsformulier noemt ds. Kieviet eveneens een belangrijk onderdeel. "Dat staat vol van wat de Schrift over het ambt zegt. Bij alles wat er in die dienst gebeurt, staat zodoende het Woord van de Heere centraal."
Twee diensten
Dat een predikant vaak niet op zondag aan zijn nieuwe gemeente verbonden wordt, noemt ds. Kieviet begrijpelijk. "Het is allereerst een zaak van de gemeente en de nieuwe dienaar -dat pleit voor bevestiging op zondag-, maar het is gebruik dat ook familieleden en kennissen aanwezig zijn. Dat is goed. Ze hebben met je meegeleefd, zijn erbij betrokken. Als je daardoor inbreuk op het karakter van de zondag zou maken, vind ik het begrijpelijk dat je naar een doordeweekse dag uitwijkt, maar een beetje een concessie is het wel."
Het heeft zijn voorkeur bevestiging en intrede in aparte diensten te laten plaatshebben. Dat dit bij hem niet gebeurde, verklaart de predikant uit praktische omstandigheden, zoals het ontbreken van een overblijfruimte bij de kerk. "Bevestiging en intrede zijn toch twee aparte gebeurtenissen. De bevestiging, zeker als het een kandidaat betreft, is veel belangrijker. De intrede is in feite niet meer dan de eerste preek van de dominee in zijn gemeente. Wat ik wel bijzonder heb gevonden, is dat je voor het eerst de gemeente de zegen mag opleggen. Dat is een wonder."
Inclusief de toespraken aan het eind nam de gecombineerde dienst meer dan drieënhalf uur in beslag. "Eigenlijk veel te lang", zegt ds. Kieviet, die daarbij ook de hand in eigen boezem steekt. "De preek van ds. Baars duurde maar een goed halfuur, ik heb wat langer aangehouden. Ik had me wel wat kunnen beperken." Na de dienst werden vier toespraken gehouden "die ook wat uitliepen." De predikant onderkent het gevaar dat die de Woordverkondiging overschaduwen, maar heeft er geen onoverkomelijke bezwaren tegen. "Het is gebruikelijk. En wat gezegd werd, was best zinvol en goed."
Een officiële afvaardiging van de burgerlijke gemeente was tijdens de dienst niet aanwezig. Ds. Kieviet heeft dat niet gemist. "Ik vind het een mooie gedachte de overheid uit te nodigen, vanuit de theocratische opvatting dat zij Gods dienaresse is. In Rotterdam is het echter niet reëel te verwachten dat er iemand van het college van burgemeester en wethouders zou zijn. Je moet je ook afvragen of het past. Is degene die dan namens het college het woord voert, congeniaal met alles wat er in zo'n dienst gebeurt? Dat is in veel plaatsen niet het geval."
Kleuren toga's
A. C. Ph. Hardonk was bijna 29 jaar burgemeester en heeft in die hoedanigheid "vele, vele afscheids- en intredediensten" meegemaakt. "Neem alleen al de laatste zeven jaar in Barneveld, waar meer dan 25 kerken staan. Ook in Nieuw-Lekkerland en Oldebroek was het gebruikelijk de overheid uit te nodigen. Ik heb me altijd op het standpunt gesteld dat je dan inderdaad acte de présence moet geven. Het overheidsgezag vloeit voort uit de Schrift. Dat is mijn drijfveer geweest graag ja te zeggen tegen dit soort uitnodigingen."
Het komen en gaan van predikanten bracht de SGP'er, zelf van hervormden huize, in kerken van allerlei denominaties. "Ik heb predikanten, ook vrouwen, gezien in alle mogelijke kleuren toga's: witte, paarse en rode. De vraag of je wel of niet zult gaan, mag je niet verbinden aan je persoonlijke oordeel over wat je in zo'n dienst hoort en meemaakt." Een uitnodiging voor een rooms-katholieke dienst bereikte burgemeester Hardonk nooit, maar ook die zou hij hebben aangenomen. "Als je als overheid besluit bij dit soort plechtigheden aanwezig te zijn, moet je geen onderscheid maken."
Grappige opmerking
"In verreweg de meeste gevallen liet de kerkenraad blijken het op prijs te stellen als ik een toespraakje hield. Dat heb ik altijd gedaan. In enkele gevallen werd gezegd: Liever niet. Dat was dan de wens van de predikant, maar die had nooit met een slechte verhouding tussen kerk en overheid te maken." Als hij het woord voerde, duurde dat niet langer dan een minuut of zes. "Soms waren er vijf, zes, zeven sprekers. Dan denkt de gemeente: Wanneer is het nu eens afgelopen? Al die lange verhalen, dat is oervervelend. Daar luisteren de mensen niet naar. Ik moet bekennen dat ik niet afkerig was van een grappige opmerking. Het gebeurde na de zegen. Zo'n toespraak mag best een beetje spontaan zijn en een wat ontspannen karakter hebben."
Hardonk hield er niet van een "obligaat verhaaltje" af te steken. "Ik heb predikanten altijd voorgehouden dat overheid en kerk in elkaars verlengde liggen. De kerk heeft de roeping vanuit het Woord van God de gelovigen te onderwijzen en de overheid heeft, ook vanuit het Woord van God, de opdracht te zorgen voor een geordende samenleving. Op die weg ontmoet je elkaar." In zijn toespraak liet Hardonk zich niet door de 'kleur' van de gemeente leiden. "Ik heb nooit verzuimd duidelijk te zeggen dat God onze Meester is en dat we aan Hem gehoorzaamheid verschuldigd zijn. Dat geldt voor zowel de kerk als de overheid."
In de plaatsen waar hij burgemeester was, had Hardonk de vrijheid een eigen invulling aan zijn toespraak te geven. "Mijn wethouders hebben me nooit om verantwoording gevraagd, maar ik heb mijn woorden wel zorgvuldig gekozen. Er zit iets algemeens in, maar ook iets persoonlijks. De andere collegeleden begrepen dat. Ik kwam als SGP-burgemeester natuurlijk ook in gemeenten met een sfeer waarin veel meer mogelijk is dan bijvoorbeeld in Amsterdam. Er zijn bosjes burgemeesters die bij zulke gelegenheden helemaal niet in de kerk komen."
Geen folklore
Ds. De Leede betreurt het dat in allerlei toespraken na de dienst de soberheid soms op de achtergrond dreigt de raken. "Dat heeft misschien wel te maken met de subjectivering van de geloofsbeleving, de kerkvisie, de visie op ambt en roeping. Steeds vaker wordt uitvoerig gesproken over de persoonlijke weg en motivatie van de predikant. Doe dat in de familiekring, in een persoonlijk gesprek. Het is een zaak tussen God en jou die je, als het goed is, met de beroepingscommissie, de kerkenraad en je vrouw hebt besproken. Dat hoeft in de gemeente niet breed uitgemeten te worden."
Bijbelse zakelijkheid en menselijke hartelijkheid behoren volgens de predikant een rode draad te zijn in de toespraken. "Het gaat om een dienst van het Woord in de gemeente. Toespraken behoren gericht te zijn op de relatie tussen de predikant met zijn gezin, kerk en gemeente en wellicht ook de burgerlijke overheid. Als iemand namens de burgerlijke gemeente het woord voert, moet-ie echt iets te zeggen hebben. We moeten oppassen dat het geen folklore wordt van een theocratisch verleden dat er niet meer is."
Het aantal sprekers is voor ds. De Leede al snel te groot. "Houd het kort, concentreer zaken. Beperkt het tot twee of drie sprekers, gevolgd door een kort slotwoord van de predikant. Ik ben een van de mensen die buitengewoon ongeduldig worden als een lange rij sprekers het woord voert, met name wanneer ik een goede intredepreek heb gehoord."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 februari 2000
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 februari 2000
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's