Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

"Het schort aan tijd en interesse"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

"Het schort aan tijd en interesse"

Staffunctionaris A. J. Terlouw neemt na 35 jaar afscheid van HGJB

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

BILTHOVEN - Helemaal opgaan in dingen die zo plat zijn als een dubbeltje. Dat ziet A. J. Terlouw (61), die vandaag afscheid neemt van de Hervormd-Gereformeerde Jeugdbond (HGJB), als een van de grootste bedreigingen van de jongeren. En niet alleen van hen. "Het raakt ook de gemeenten en de kerk, ja ons allemaal. Als we niet oppassen, zitten we er zo met zijn allen middenin."

Je bent er volgens hem niet met waarschuwen tegen New Age en de televisie. "Dat de tv allerlei beroerdigheid binnenbrengt, weet ik ook wel. Maar dat opgaan in het hier en nu kun je ook met een caravan, een Johannusorgel en een kussenkast van duizenden guldens. Je ziet daarbij dezelfde elementen in een andere verschijningsvorm."

Er is maar één manier om hiermee om te gaan, denkt Terlouw, die nu met de VUT gaat. "Dat de Heilige Geest door het Woord laat zien dat je er niet komt met jezelf centraal te stellen. Je komt er niet door je hele huis vol te slepen. Als er maar iets gebeurt, liggen al je opgebouwde zaakjes overhoop. De Bijbel moet centraal staan." In de bijna 35 jaar dat Terlouw bij de HGJB gewerkt heeft -van 1966 tot 1972 was hij jeugdwerkleider op Goeree-Overflakkee, van '72 tot '80 in de provincie Zuid-Holland en daarna zat hij ruim twintig jaar op het landelijk bureau in Bilthoven- was dit uitgangspunt een van de dingen die niet veranderden.

In deze periode heeft hij tegelijk een verschuiving waargenomen van de woordcultuur naar de beeldcultuur. Diaklankbeeld, videobanden en powerpointpresentaties met de computer deden hun intree. "Maar het is niet altijd alleen maar winst", tekent de scheidende stafmedewerker aan. "Het brengt een zekere passiviteit met zich mee. Maar aan de andere kant moet je beseffen dat je in het jeugdwerk meegaat met dat wat in de maatschappij gebeurt. Aan elke tijd en ontwikkeling zitten gevaarlijke kanten."

Terlouw herinnert zich nog goed de tijd dat een toerustingsavond bestond uit het houden van een lezing door één persoon met gelegenheid tot vragen stellen na de pauze. "Met alle respect", zegt hij daarvan achteraf, "maar het is de vraag of dat altijd even gezond is. Eén man die alles weet en dertig, veertig jaar op een post zit."

Ook bij de situatie zoals die nu is, zet de scheidende stafwerker zijn vraagtekens. "Als iemand vier jaar leidinggevende is geweest, dan denkt hij al dat dat lang is en gaat hij wat anders doen. Maar zo krijg je nooit een band met die jonge gasten. Ik zou graag ergens de middenweg zoeken."

Kennis

Op muzikaal gebied veranderde ook het nodige. Terlouw heeft er niet veel kijk op, zegt hij zelf "heel eerlijk." Toch is voor hem wel duidelijk dat je niet zomaar willekeurig moet accepteren wat jongeren mooi vinden. Hij vindt het moeilijk om criteria aan te geven. "Maar er zíjn grenzen. Als betrokken, meelevende gemeenteleden die alles in het werk stellen om in de huid van de jongeren te kruipen, zeggen: "Hiervan krijg ik pijn in mijn hoofd", dan vraag ik me af of je de jeugd daarmee een dienst bewijst."

In de tijd dat Terlouw meedraait in het jeugdwerk heeft hij de kennis zien afnemen. Zowel bij jongeren als bij leidinggevenden. "Dan bedoel ik niet kennis als een opgeslagen database van bijbelse gegevens, maar het kennen en vertrouwen waarover zondag 7 van de Heidelbergse Catechismus spreekt. Ik besef dat kennis met het hoofd niet voldoende is, maar zonder die kennis gaat het ook niet. Je kunt wel zeggen dat het niet zo belangrijk is of je weet dat Abram van Ur naar Haran ging of omgekeerd van Haran naar Ur, maar het is wel zo dat je ook andere, heilshistorische zaken gaat missen. Dat is jammer."

Daarom ziet Terlouw, die de afgelopen vier jaar bij de HGJB halftijds werkte aan geloofsopvoeding en het laatste jaar als medehoofdredacteur bet rokken was bij het christelijke opvoedingsblad "Aan de hand", een taak weggelegd voor de ouders. Zij moeten wat hem betreft in de lijn van Psalm 78 de woorden en daden van God overdragen aan het volgende geslacht. "De hele Bijbel staat er vol mee. Het moet niet gaan over bijvoorbeeld de heldhaftigheid van Jozua, maar over de Heere. Dat Hij heeft doorgeholpen. Daarvoor moet je de tijd nemen in de geloofsopvoeding."

Betrokkenheid

Dat is precies waaraan het schort, stelt Terlouw vast. Aan tijd, inzet en interesse. Hij schrok ervan toen hij merkte dat een moeder in zijn woonplaats Zeist niet wist bij wie van de catecheten haar zoon op catechisatie zat. "Dan is er iets grondig mis. Dat getuigt niet van belangstelling voor en betrokkenheid bij je kinderen. En dan praat ik niet over mensen uit de wereld, maar over het gezin van een kerkenraadslid. Ik houd mijn hart vast. Want als in het gezin niet de weltoebereide aarde is gemaakt, dan kun je het vergeten. Dan kun je nog zo'n goed catecheseteam hebben, maar dat is zo dweilen met de kraan open. Met het vertellen thuis begint het."

In de huidige carrièresamenleving zouden ouders weer meer voor hun kinderen moeten doen, vindt Terlouw. De situatie terugdraaien is voor hem een kwestie van bid en werk. "We moeten zeggen: En nu is het afgelopen. We scheiden ermee uit om verre reizen te maken. Kleine kinderen worden gelukkiger in het zand in Haamstede of Schoorl dan wanneer we met hen naar Portugal denderen. We moeten ons onderscheiden," vindt Terlouw, al beseft hij dat het moeilijk is.

De woordcultuur wil Terlouw voor de volle 100 procent laten staan. Aan de prediking en alles wat er op dat gebied op de verenigingen gebeurt, hecht hij grote waarde. Dat neemt niet weg dat van hem de mogelijkheden die een bepaalde cultuur of tijd biedt ook gebruikt mogen worden. "In de tijd van Jozua waren stenen een teken. Dat is prima. Al heel lang zijn er, soms met hangen en wurgen, bijbelse platen geweest. Ik ben niet sec tegen tv. Maar tegelijk zeg ik: Je zit ermee in de gevarenzone. Je zit te vissen in een vijver waar veel omgaat. En theologisch en pedagogisch gezien voeg ik daaraan toe dat al die stripboeken en video's nooit en te nimmer het vertelde woord kunnen vervangen."

Kerels

Ook is er behoefte aan mensen die diepe indruk maken, heeft Terlouw gemerkt. Mannen als oud-burgemeester en oud-kamerlid Maarten Schakel, prof. dr. Bob Smalhout en ds. A. den Hartogh, predikant in Langerak toen Adri Terlouw daar opgroeide. "Ik ga die kerels missen", schrijft Terlouw in "Het halve werk..." een bundel met herinneringen, columns en doordenkertjes die vandaag ter gelegenheid van zijn afscheid verschijnt.

"Ik noem nu mensen uit de samenleving, maar je had ze ook in je naaste omgeving. Jongeren zijn naar zulke identificatiefiguren op zoek, maar grijpen nogal eens mis. Hoe dat komt? Dat is omdat wij geen kerels meer zijn. We stralen niet iets eigens uit. We praten elkaar of de media na. We doen iets omdat men het doet. En het ergste: We doen niet wat we beloven. We zeggen sorry of helemaal niks. Denk je dat kinderen dat niet voelen? We hebben betrouwbare, eerlijke, transparante mensen nodig, van wie je op aan kunt."

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 mei 2001

Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's

"Het schort aan tijd en interesse"

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 mei 2001

Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's