Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gemeentezang staat bovenaan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gemeentezang staat bovenaan

Schiedamse organist André Verwoerd (77) denkt dat hij vroeger te snel begeleidde

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Vroeger wilde ik schitteren tijdens concerten, tegenwoordig staat het kerkorganistschap voorop." Het is de reden waarom André Verwoerd nog niet kan scheiden van de orgelbank in de Grote of St.-Janskerk in Schiedam. Zaterdag is het zestig jaar geleden dat hij benoemd werd tot organist van het Rotterdamse Eudokiaziekenhuis.

Orgelklanken vullen de Grote Kerk in Schiedam, een 500 jaar oude driebeukige hallenkerk. André Verwoerd bereidt zich voor op zijn 500e en laatste orgelconcert, afgelopen zaterdag, met werk van Bach, Stanley, Marchand, Jan Zwarts "Vaste burcht" en een preludium en fuga van Cor Kee. "Ik zet een punt achter het geven van concerten. Niet het minst omdat ik aan een licht herseninfarct twee dode vingers heb overgehouden. De duim en wijsvinger van de linkerhand doen niet meer wat ik wil."

Met plezier laat de Rotterdamse musicus 'zijn' instrument horen, een drieklaviers Flentrop-orgel uit 1975. Het huist in de oude kas van het Niehoff-orgel (1552). De twee zijkassen zijn in de zeventiende eeuw geplaatst. "Flentrop probeerde bij de bouw van dit orgel aan te sluiten bij de Oudnederlandse traditie. Ik vind dat hij daar grotendeels in geslaagd is."

Aanvankelijk leek de brug naar een muzikaal leven voor André Verwoerd opgehaald. Zijn ouders zagen niets in het verlangen van hun zoon om in de muziek te gaan, want daar was volgens hen geen droog brood mee te verdienen. Daarom belandde Verwoerd op een kantoor. Na twee jaar nam hij echter de benen. "Ik wílde gewoon orgelspelen. Eerst heb ik privé-lessen theorie en orgel gevolgd bij Adriaan C. Schuurman, om daarna op het Rotterdams Conservatorium bij George Stam verder te studeren. Een studie die in 1965 met de Prix d' Excellence werd bekroond. Daarna ging ik vijf jaar in de leer bij Cor Kee, van wie ik veel heb geleerd.

Om in mijn levensonderhoud te voorzien gaf ik les en leidde enkele koren. Om de huishuur te kunnen betalen, heb ik zelfs vijf jaar voor een evangelisatiekoor gestaan dat van april tot en met september elke veertien dagen op straat zong. Ik stond dan op een kist te dirigeren, terwijl mijn vriend Cees Passchier begeleidde op een kofferharmonium. Ik zag er vaak tegen op en hoopte op regen, want dan ging een optreden niet door."

Messenmarkt

Verwoerd was organist in verschillende Rotterdamse kerken: de Bethelkerk, de Grote Kerk in Overschie, de Prinsekerk en de Pauluskerk. Sinds 1981 is hij verbonden aan de Grote Kerk in Schiedam. "Toen ik in 1961 in de Pauluskerk kwam -de kerk van de bekende ds. Hans Visser- werd het nieuwe drieklaviers Van Vulpen-orgel in gebruik genomen. Ik genoot van de helderheid van dit mechanische instrument, heel wat anders dan het elektropneumatische Witte/Van Leeuwen-orgel in de Prinsekerk, dat ik destijds een groot harmonium vond."

Niet iedereen deelde het enthousiasme van Verwoerd voor het Van Vulpen-orgel. "Mensen vonden de klank te scherp en noemden het zelfs een messenmarkt. Ik was het daar absoluut niet mee eens - misschien was ik destijds een beetje geïndoctrineerd door Lambert Erné, voorvechter van het neobarokke orgeltype. Uiteindelijk raakte ik toch wat op de steriele klank uitgekeken en was ik toe aan een draagkrachtiger en breder klinkend instrument. Ik solliciteerde daarom in 1980 naar Schiedam. Nee, aan een proefspel wilde ik niet meer meedoen: ik voelde me daar als 54-jarige conservatoriumdocent niet meer toe geroepen. Ewald Kooiman gaf me groot gelijk: "Ik had je nooit meer aangekeken als je in Schiedam proef had gespeeld.""

André Verwoerd ontplooide talrijke (kerkmuzikale) activiteiten in de kerken waar hij organist was, wat hem in 1962 de Laurenspenning opleverde. Hij verzorgde onder meer concerten rond de speeltafel en concerten met samenzang, waardoor de gemeentezang op een hoger peil kwam. Regelmatig werkte hij samen met de zanger Kees Denik en het NCRV Vocaal Ensemble. Hij bewaart ook goede herinneringen aan de vele orgelconcerten die hij in ons land en in het toenmalige West- en Oost-Berlijn gaf.

Geen afscheid

Hij is nog steeds actief. "Ik schrijf bewerkingen voor een professioneel geschoold vocaal kwartet dat tijdens de dienst zingt en maak zettingen voor orgel met trompet, fluit of hobo, om die vervolgens op zondag met de desbetreffende musicus te laten horen."

De Rotterdamse musicus is nog steeds verknocht aan de Schiedamse orgelbank. Verschillende van zijn collega's moesten op hun 65e het veld ruimen of vertrokken vrijwillig, maar de toenmalige Schiedamse kerkvoogdij vroeg Verwoerd te blijven, toen hij die leeftijd bereikte. "Het klonk me als muziek in de oren. Waarom ik hier nog steeds zit? Omdat ik nog geen afscheid van het begeleiden van de diensten kan nemen. Ik dacht dat ik daar op mijn vijftigste wel op uitgekeken zou zijn, maar ik ga het steeds leuker vinden. Het is voor mij het belangrijkste werk van een organist. Vroeger was dat anders en wilde ik vooral schitteren tijdens concerten."

Er is meer veranderd bij de organist: "Ik kreeg in de Prinsekerk wel eens het verwijt dat ik te snel speelde. Flauwekul, meende ik toen, maar later vond ik dat men eigenlijk wel gelijk had. Ik ben langzamer gaan begeleiden - mede dankzij gesprekken met Klaas Bolt."

Ordinaire muziek

Verwoerd was van 1966 tot 1986 hoofddocent orgel aan het Rotterdams Conservatorium. Hij leidde er leerlingen als Jacques van Oortmerssen, Kees van Eersel, Geert Bierling en Jaap Kroonenburg op. Jaap Remmelzwaal typeerde hem eens als een van de beste pedagogen van Nederland. "Lesgeven aan beroeps leek me altijd geweldig en dat was het ook. Ik vond het boeiend om kennis over te dragen. Als ik daarop terugkijk - ja, ik heb een rijk leven gehad.

In het begin was ik altijd heel streng voor mijn leerlingen, maar als het lekker ging, liet ik ze los. Ieder speelt immers op zijn eigen manier? Leerlingen mochten bij mij ook ordinaire muziek op de lessenaar zetten, als ze het maar goed uitvoerden. Zelf speelde ik tijdens concerten ook wat ik leuk vond - naast Bach, Buxtehude, Mendelssohn of Andriessen wel eens toccata's van Dubois en Driffil. Sommigen namen mij kwalijk dat ik dergelijk ordinaire repertoire liet horen, maar daar heb ik me niets van aangetrokken. De Toccata uit Widors Vijfde Symfonie of Psalm 146 van Jan Zwart zijn toch heerlijke stukken om eens te spelen?"

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 27 oktober 2003

Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's

Gemeentezang staat bovenaan

Bekijk de hele uitgave van maandag 27 oktober 2003

Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's