Geopende deuren in Gouda
Dr. G. van der Hoek neemt afscheid van Driestar College: We hebben zo veel gekregen
"Ik zal geven dat gij u verwonderen zult", citeerde bestuursvoorzitter G. H. Verweij van het Driestar College nogal eens. Het sprak rector dr. G. van der Hoek aan. Het duurde jaren voordat hij deze tekst eens in de concordantie opzocht. Hij bleek nergens in de Bijbel voor te komen. "En toch is het een woord waarin ik mijn leven getypeerd zie", zegt de scheidende directievoorzitter. "We hebben zó veel gekregen!"
In de ruim vijftien jaar van Van der Hoeks rectoraat groeide het Driestar College van 1800 naar 3850 leerlingen, van 130 naar bijna 400 personeelsleden, van twee naar zeven gebouwen. De school bestond begin 1988 uit mavo, havo en vwo, maar kreeg het (individueel) voorbereidend beroepsonderwijs (vbo en ivbo) erbij. "Tegen alle verwachtingen in. Onze lts-aanvraag was al een paar keer afgewezen en leek kansloos. Juist in die tijd ontstonden er echter weer plannen om alle kinderen in het voortgezet onderwijs met een brede basisvorming te laten beginnen. Toen realiseerden wij ons dat we dat niet konden, omdat we geen volledig vbo hadden. Er was alleen een huishoudschool toegezegd. Ik heb dat in een nota vastgelegd en SGP-kamerlid Van der Vlies heeft die onder de aandacht van de toenmalige staatssecretaris Ginjaar-Maas gebracht.
Het bleek doel te treffen. Toen de kamercommissie bijeenkwam, stonden Verhage van de scholenorganisatie VGS en ik bij de ingang van de zaal. Vanuit de verte gaf Ginjaar ons een knipoog. Toen wisten we genoeg. Tijdens de vergadering kreeg Van der Vlies de toezegging dat we een lts-afdeling mochten beginnen. De andere scholen waren heel verbaasd."
Het was werkelijk een gebedsverhoring, zegt Van der Hoek. "En die zijn er meer geweest. Er werden deuren geopend die niet eens bestonden. De nevenvestiging in Leiden kregen we bijvoorbeeld via een andere procedure dan tot op dat moment gebruikelijk was. Tijdens m'n openingswoord op een voorlichtingsavond in Katwijk heb ik wel eens mogen ervaren wat ouders ook tegen me zeiden die me in die spannende periode opbelden: Het is niet van mensenwerk afhankelijk of de nevenvestiging er komt. Het besluit van de staatssecretaris kwam op 20 december 1998 af, juist in de week waarin ik e-mail en fax thuis gekregen had. Die zijn in de kerstvakantie dan ook direct druk gebruikt om alle aanvragen en papieren zo snel mogelijk de deur uit te krijgen.
Vervolgens werden we door de Raad van State in het gelijk gesteld toen de gemeente Leiden het besluit tot op het hoogste niveau aanvocht, omdat ze onder de plicht uit wilde komen om voor huisvesting te zorgen. Na de uitsp raak heeft Leiden overigens uiterst loyaal meegewerkt. Het aanvankelijke bezwaar was echter dat de leerlingen merendeels van buiten Leiden kwamen. Dat is ook zo, maar er was met een school in Katwijk de afspraak gemaakt dat we niet in dat dorp zouden beginnen. Ik vond dat ook best, want door in Leiden te gaan zitten, krijgen we alleen de gezinnen uit Katwijk en Lisse die echt voor reformatorisch onderwijs gemotiveerd zijn."
De huisvesting van de vbo-afdeling in Gouda was ook een probleem waarin plotseling een weg gebaand werd. "Staatssecretaris Ginjaar-Maas maakte een rondje door Gouda langs alle middelbare scholen die een huisvestingsprobleem hadden. Wij waren als laatsten aan de beurt. Met voorzitter Verweij ontving ik haar en haar ambtenaar in mijn werkkamer. We legden uit dat we geen geschikt gebouw konden vinden. Ze ging voor het raam staan en zag aan de overkant van een brede sloot een bouwvallige houten kleuterschool staan. "Daar", zei ze opeens, "daar moet jullie vbo komen."
Dus geen bestaand gebouw elders in de stad, maar een nieuw gebouw dichtbij. Dat was een ongekende uitkomst. Opeens kreeg ik vrijmoedigheid en vroeg: "Vindt u het goed dat ik van dit gesprek een verslag maak?" Eigenlijk was dat de taak van haar ambtenaar, maar ze vond het best. Dat verslag was diezelfde avond klaar. De volgende dag ben ik naar Zoetermeer gereden. In die tijd kon je het ministerie van Onderwijs nog zomaar binnenlopen. Mevrouw Ginjaar kwam net haar kamer uit. "Bent u daar nu al?" zei ze. Ze tekende het verslag ter plekke. Dat was de VVD van toen."
De woorden "Ik zal geven dat gij u verwonderen zult" zijn op meer momenten in zijn leven van toepassing, zegt Van der Hoek. Hij is geboren en getogen in Rotterdam en behoorde tot de toen nog zeer grote gereformeerde gemeente aan de Boezemsingel, waar zijn grootvader G. Noordzij ouderling was. Ir. L. A. Jansen, die onlangs afscheid nam als algemeen directeur van het Van Lodensteincollege, kende hij daar vanuit de kerk.
De vader van Gerard van der Hoek was meubelstoffeerder, raakte in de crisisjaren werkloos en begon een eigen woninginrichtingsbedrijfje. "We behoorden tot de eenvoudige stand, maar mijn ouders waren tevreden. De rijkdom woonde in een ander deel van de wijk Kralingen, waar de grote huizen van de havenbaronnen stonden. Dat was een andere wereld, waar ik de krant mocht rondbrengen.
De mulo leek de hoogst haalbare vervolgopleiding voor jongens uit een milieu als het onze. Het was aan meester F. van den Brink van de Rehobothschool te danken dat mijn broer Kees naar de hbs mocht. Daarna koos Kees een exacte studie aan de Leidse universiteit. Ik ben hem daarin gevolgd. We zaten op een nogal elitaire openbare hbs. Het was een echte doorbraakschool, met veel hervormde PvdA'ers. Daardoor werden er kerst- en paaswijdingen gehouden, er bestond respect voor de christelijke levensovertuiging en er werd niet gevloekt."
Van het Libanonlyceum in Rotterdam trok Van der Hoek naar de Rijksuniversiteit in Leiden voor de studie wis- en natuurkunde. Samen met onder anderen z'n broer, M. Houtman en A. de Reuver richtte hij het CSFR-dispuut Panoplia op. Plaatselijk was Van der Hoek preses, landelijk in 1967 vice-preses. "Het collegegeld bedroeg in die tijd slechts 200 gulden, het examengeld 10 gulden, een mensamaaltijd 1,40."
De studietijd werd onvergetelijk. "Op de CSFR las je veel, je redeneerde veel en je dacht dat je al heel wat wist. In de preken van ds. A. Vergunst hoorde ik echter de bevinding, de praktijk van het geestelijk leven. Dat miste ik en dat riep weerstand op. Tot hij -ik was toen 22 jaar- een keer preekte over Psalm 72:12: "Want hij zal den nooddruftige redden, die daar roept, mitsgaders den ellendige, en die geen helper heeft." Toen werd ik aangewezen. Voor het eerst beleefde ik een nooddruftige, rechteloze en ellendige te zijn. Dat zijn onvergetelijke ogenblikken, die je leven stempelen. Later, als je het soms zelf wel denkt te kunnen, moet je steeds maar weer teruggebracht worden tot wie je bent: een nooddruftige en ellendige. Echte afhankelijkheid moet je iedere keer weer gegeven worden."
Na zeven jaar studie stond Van der Hoek anderhalf jaar op een middelbare school in Vlaardingen voor de klas. Hij werd er ingeschakeld in schoolbestuur, jeugdvereniging en evangelisatiecommissie, maar vertrok al heel snel naar Krimpen aan den IJssel. Acht jaar lang schreef hij met anderen de bijbelstudies voor de zomerkampen van de Jeugdbond.
In de periode 1971-1988 werkte Van der Hoek aan de Rotterdamse Erasmusuniversiteit als universitair hoofddocent mathematische besliskunde, de onderbouwing van bedrijfsactiviteiten met wiskundige modellen en computerberekeningen.
Ondertussen was hij in Krimpen in de jaren 1975-1978 en 1981-1996 ouderling. Hij onderbrak het ambtswerk om te kunnen promoveren. "Doordat ds. G. J. van den Noort jong overleed, raakte de gemeente in 1976 vacant. Daardoor was ik vier, vijf avonden per week op pad. Ondertussen was ik als hoofddocent verplicht te gaan promoveren. Dat kon niet samengaan. Ik heb toen gezien dat de kerk bespot zou worden als ik door het kerkenwerk niet aan mijn maatschappelijke verplichtingen zou voldoen. Dat gaf me vrijmoedigheid om me niet herkiesbaar te stellen. Het wonderlijke was dat de kandidaten die daarna gekozen werden, steeds bedankten, zodat ik drie jaar later mijn eigen vacature opvulde."
Inmiddels was hij in juni 1980 gepromoveerd. "Tot mijn verbazing kwam er later een telefoontje van de uitgever of hij het proefschrift mocht herdrukken. Dat gebeurt zelden. Zonder dat ik het wist, hadden universiteiten in het buitenland het als cursusboek in gebruik genomen."
Als ouderling was Van der Hoek moderamenlid van de Particuliere en afgevaardigde naar de Generale Synode. Als commissielid hield hij zich bezig met een ingrijpend thema: kerkverlating. Vanaf 1984 zit hij in het deputaatschap voor studerenden, sinds kort als secretaris.
Nog een andere taak wachtte. Nadat P. Mulder in 1987 werd toegelaten tot de predikantsopleiding van de Gereformeerde Gemeenten, had De Driestar in Gouda een nieuwe rector nodig. "Ik heb toen een gesprek met het bestuur gehad, maar aan beide kanten waren er heel veel bezwaren. Ik had nauwelijks in het voortgezet onderwijs voor de klas gestaan en had daar geen leidinggevende ervaring. Ik vroeg: Wilt u een rector klassieke stijl of een bestuurder? Ik hoopte eigenlijk dat ze het eerste zouden kiezen, want dat was ik niet. Maar ze zeiden dat ze een bestuurder zochten.
Op een maandag zou een tweede gesprek volgen, maar de zaterdag ervóór belde ik Mulder op en zei dat ik me terugtrok. Het leek me onmogelijk. "Wacht nu eerst maar eens tot je een tweede gesprek gehad hebt", zei Mulder.
De volgende dag was het mijn beurt om in Krimpen een leesdienst te leiden. 'k Las een preek van ds. A. Verhagen over de woorden "Vertrouwende ditzelven, dat Hij, Die in u een goed werk begonnen is, dat zal voleindigen tot de dag van Jezus Christus." Ik had die preek gewoon voorbereid, net als anders. Maar op de preekstoel veranderde het. Dat woord ging kracht doen en toen heb ik het moeten verliezen. De gemeente heeft gevoeld dat het geen gewone dienst voor me was. Na afloop keken m'n vrouw en ik elkaar aan en we wisten allebei dat de beslissing was gevallen. De volgende dag, tijdens het tweede gesprek met het bestuur, lag het ook vlak; de bezwaren waren weg."
"Je wist niet waar je aan begon", blikt Van der Hoek terug op het begin van zijn rectoraat. "Niet alleen als school, maar ook persoonlijk moet ik zeggen: Er is ons zo veel gegeven. Ik zal geven dat gij u verwonderen zult Als de Heere niet ondersteund had, had ik het niet kunnen bolwerken."
In de jaren dat de school snel groeide, moesten er soms veertig nieuwe docenten worden benoemd. "Minstens drie gesprekken per benoemde persoon, dus dan had ik in korte tijd 120 gesprekken naast het andere werk."
Een reorganisatie en interne spanningen leidden ertoe dat Van der Hoek (58) zijn functie nu twee jaar eerder neerlegt dan de bedoeling was. In die periode blijft hij als adviseur aan de school verbonden. Bestuursvoorzitter K. Bel werd vorig jaar oktober interim-manager en leidt de school totdat een nieuwe directievoorzitter benoemd is.
Bang voor verveling hoeft Van der Hoek na zijn afscheid op 2 oktober niet te zijn. Binnen de SGP is hij inmiddels vaste medewerker van het studieblad Zicht, bestuurslid van de Reeuwijkse kiesvereniging en voorzitter van de plaatselijke steunfractie. "De SGP heeft zo veel voor onze school gedaan, dat ik nu graag iets terugdoe."
Eind 2001 werd hij bestuurslid van Gevangenenzorg Nederland, een stichting met een brede grondslag, maar met een grotendeels reformatorisch bestuur. "Een halfjaar later beging ik de fout tijdens een vergadering eerder weg te gaan. Van de gelegenheid hebben ze toen gebruik gemaakt om me tot voorzitter te kiezen. Ook dat vraagt een deel van m'n tijd."
Het afgelopen cursusjaar was Van der Hoek voorzitter van het directieoverl eg reformatorisch voortgezet onderwijs (Dorvo). Veel tijd vroeg de introductie van de computertechnologie op de reformatorische scholen. Het Driestar College werd ict-voorhoedeschool en Van der Hoek was voorzitter van de commissie Reformatorische Filtering Internet (RFI) -waarin scholen, onderwijsorganisaties, RDNet en de Vanenburggroep zich op de ontwikkelingen bezonnen- en van het Apeldoorns overleg, waarin informeel geprobeerd werd de gereformeerde gezindte op één lijn te krijgen. Daarnaast leidde hij als voorzitter van de ict-commissie van Dorvo de onderhandelingen met RDNet. "Ict kostte me een tijdlang 1,5 à 2 dagen per week."
De scholen moesten hun positiekeuze bepalen te midden van de discussies die in de kerken over internet gevoerd werden. "Er waren wensen van bedrijven, eisen van scholen en uitspraken van kerken. Hoe moesten we dat bij elkaar krijgen? De doorbraak kwam toen we ons de autonome positie van scholen realiseerden. Scholen hebben een eigen onderwijskundige verantwoor delijkheid, los van kerkelijke uitspraken." Toen uiteindelijk ook de zeven middelbare scholen met veel moeite op één lijn waren komen te zitten, kon een contract met RDNet worden afgesloten. "Ik hoop werkelijk dat de VGS erin slaagt het initiatief voort te zetten."
Over de vertraging die door de kerkelijke discussies ontstond, is Van der Hoek nuchter: "Zo'n proces heeft nu eenmaal een autonome traagheid in zich doordat ict-deskundigen een voorsprong in kennis hebben op anderen die nog niet zover zijn."
Onder leiding van de nieuwe VGS-voorzitter, ds. P. Mulder, zijn de zeven middelbare scholen momenteel bezig hun identiteit en eigenheid kort en bondig te formuleren, als presentatie richting de overheid. "Onderlinge verschillen zullen er blijven; cultuurverschillen zijn nu eenmaal niet weg te poetsen. Sommige scholen moeten de kinderziekten nog krijgen. De invulling van de identiteit is weerbarstiger dan je bij de stichting van de school denkt."
Het Driestar College, de oudste van de zeven, moest de afgelopen jaren soms kritiek verduren omdat het toelatings- en benoemingsbeleid te ruim zou zijn. "In een basisschool die van één kerk uitgaat, kun je de grenzen strakker trekken dan hier. Vergeet niet dat de school niet meer is dan een afspiegeling van de achterban, van de kerken en gezinnen in de regio. Dat betekent niet dat je je bij alles neerlegt. Elk jaar benadrukte ik tijdens de voorlichtingsavonden zaken als wedergeboorte en bekering, het kerkelijk meeleven, de kledingregels en andere aspecten van de identiteit. En ik zei erbij: Als u hier niet van harte achter staat, moet u uw kinderen niet sturen."
Namens de zeven scholen zit Van der Hoek in het Platform Waarden en Normen en was hij voorzitter van de commissie die vorige week een congres belegde in Hardinxveld-Giessendam. "Ik vind het een mooi voorbeeld van hoe de gereformeerde gezindte haar gezicht naar buiten kan laten zien. Een ander voorbeeld: Toen ik namens de classes Ridderkerk en Rotterdam bij het chris telijke Ikazia-ziekenhuis onze bezwaren tegen de aanvraag van een abortusvergunning moest verwoorden, heb ik ervaren dat, als je je verhaal goed motiveert, je stem een veel groter gewicht krijgt dan waar je numeriek recht op hebt.
Dat naar buiten treden zou veel meer moeten gebeuren. Met erkenning van onderlinge verschillen zouden we ons veel meer naar de buitenwereld toe moeten presenteren. Daar dien je de gezindte meer mee dan met het creëren van interne partijschappen. Wat dat betreft ben ik een leerling van ds. Vergunst. Die oversteeg verschillen."
De gereformeerde gezindte moet meer de geesten in de maatschappij beproeven, vindt Van der Hoek. "Ik vond het heel aangrijpend hoe prof. Cliteur tijdens het congres over waarden en normen volledig uitging van de autonome mens. Dan houd je als oplossing alleen maar over dat je meer naar elkaar moet kijken om te ontdekken hoe je je beter kunt gedragen."
De verdeeldheid in de kerken is ook voor de scholen een zorg, stelt de oud-rector. "Meer naar buiten kijken, dat kan onderling meer samenbinding geven", is zijn advies. "En blijven beseffen dat God regeert. Dat heeft de last wel eens van mijn nek gehaald als ik moedeloos was. Hij regeert. Dat beleef je niet elke dag; daar moet je steeds weer onderwijs in krijgen."
De meeste oprichters van de reformatorische middelbare scholen hebben afscheid genomen. "Zij hebben iets bewerkt vanuit de nood, vanuit een motivatie die hen verbond. In de overdracht aan de tweede en derde generatie gaat altijd iets authentieks verloren. Dat zie je momenteel bijvoorbeeld in de vrijgemaakte kerken. De nieuwe generatie leidinggevenden binnen het reformatorisch onderwijs is vaak binnen de zuil opgegroeid en minder met de tijdgeest geconfronteerd. Het is goed als men er alert op blijft dat het reformatorisch onderwijs niet 'gewoon' wordt, een vanzelfsprekendheid. Het vuur moet er niet afgaan. Wat dat betreft zijn onze bejaardentehuizen een waarschuwend voorbeeld: daar is voor gestreden, want het was noodzakelijk. En nu zie je dat steeds meer ouderen een tehuis in hun woonplaats verkiezen boven een eigen tehuis even verderop."
Voor de gereformeerde gezindte en met name het reformatorisch onderwijs heeft de scheidende schoolrector nog "twee aanbevelingen in de lijn van de Reformatie en de Nadere Reformatie. De beleden leer moet met het hart gekend worden. En vervolgens is een vertaalslag nodig van het eigene van de reformatorische boodschap naar de onderwijskundige situatie. Die bezinning rond een eigen gereformeerde pedagogiek en didactiek krijgt gelukkig steeds meer vorm. Ds. M. Golverdingen heeft er als VGS-voorzitter aanzetten toe gegeven. Hij moest het er in zijn 'vrije tijd' bij doen. Het is tijd dat anderen die fakkel nu overnemen."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 september 2003
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 september 2003
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's