Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Goudblonde lokken, een gouden hart

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Goudblonde lokken, een gouden hart

Max de Lange-Praamsma schreef op verzoek tien delen over sympathieke Els

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van Margje Praamsma veranderde ze door haar huwelijk in Max de Lange-Praamsma. Lang moet ook haar gestalte geweest zijn. Als statige, struise schrijfster ging ze door het leven. Als moeder van vijf kinderen bovendien. En niet minder als de moeder van Goud-Elsje.

Met zes broers boven zich en ouders die waarde hechtten aan een christelijk thuis voor hun kroost, wist Margje Praamsma wat het was om familie te hebben. Haar broers gingen echter al het huis uit toen zij nog kind was. Wellicht dat ze daardoor het echte gezínsleven wel eens heeft gemist. Mogelijk werd dit nog versterkt toen ze zelf op veertienjarige leeftijd in een internaat van de Heldring Stichting in Zetten terechtkwam, waar ze tot haar achttiende voor onderwijzeres studeerde.

Dat gezinsleven -het veilige, intieme en knusse ervan- bepaalde in elk geval vaak de sfeer van de boeken die ze zou gaan schrijven. Evenals het meisjesmilieu van het internaat. Het schrijven van bakvisromans bleek haar sterkste kant. Dat genre was al langere tijd gewild. Top Naeff en later Cissy van Marxveldt wonnen met "Schoolidyllen" (1900) en "Joop ter Heul" (1968) vele lezende meisjes voor zich. De Lange-Praamsma verlangde er echter naar haar lezers ook een chrístelijke boodschap mee te geven. Daarin slaagde ze heel goed.

Pseudoniemen

Dat haar belangrijkste personage, Goud-Elsje, graag las en schreef en droomde van een baantje tussen de boeken, was niet uit de lucht gegrepen. Margje Praamsma zelf hield al jong van lezen. Het bibliotheekje dat ze er als kind op na hield, bestond uit netjes gekafte en genummerde boeken. Leende ze een titel uit, dan hield ze dat zorgvuldig bij in een schrift.

Toen ze een jaar of elf was, vertrouwde ze ook zelf verhalen toe aan het papier van schoolschriften, die ze voorzag van een inhoudsopgave achterin. Eenmaal onderwijzeres in Broek op Langedijk, waagde zich aan haar eerste publicaties, echter wel onder een schuilnaam. Als Emmy van de Schrans, Fré van Dugten of Ienk Witmers leverde ze bijdragen aan De Jonge Vrouw, De Vriend des Huizes en De Spiegel. Die veelheid van pseudoniemen was nodig, omdat vrienden er nogal eens achter kwamen wie zich hiermee camoufleerde. Blijkbaar pochte Max Praamsma bepaald niet op haar pennenvruchten. Het zou later ook de uitgever zijn die haar, ondanks het succes dat ze inmiddels met het meisjesboek "Goud-Elsje" had geoogst, ervan moest overtuigen dat ze het goed deed en ook best een roman kon schrijven.

Goud-Elsje

Haar eerste publicatie in boekvorm was verschenen in 1932 en bedoeld voor oudere meisjes. Max Praamsma had het "Hun laatste jaar op 't Internaat" genoemd, maar uitgever Koning in Baarn veranderde het in "Op de rand van het nest". Vier jaar later volgde "Puck Reinbergen", een boek voor dezelfde doelgroep.

Ze was al 34 en de Tweede Wereldoorlog woedde, toen ze trouwde met de scheikundeleraar H. de Lange. Samen kregen ze vier zoons en twee dochters, van wie er één al vroeg stierf. Een van haar zoontjes moet ooit op de vraag hoeveel broertjes en zusjes hij had, geantwoord hebben: "Twee hier en één in de hemel."

Een jaar na het huwelijk van De Lange-Praamsma werd haar beroemdste geesteskind, Goud-Elsje, geboren. Hoewel het eerst deel over deze sympathieke, ongecompliceerde en romantische vijftienjarige al in 1942 op papier stond, kwam het pas in 1946 uit. Het werd gevolgd door nog negen delen, die herdruk op herdruk zouden beleven. Terwijl de auteur in 1960 bezig was met het slotdeel, waren er van de andere negen boeken al meer dan 188.000 exemplaren verschenen. Deel 1 haalde in 1990 de twintigste druk, dit keer echter bij uitgeverij Den Hertog, aan wie G. F. Callenbach de rechten te koop had aangeboden. In de daaropvolgende jaren kwam ook het vervolg van de serie hier opnieuw uit. Woorden die te gedateerd waren, werden door de uitgever vervangen door eigentijdser taalgebruik. Toch zouden de boeken niet meer zo massaal gekocht worden als in het verleden het geval was. Alleen het eerste deel beleefde nog één keer een herdruk.

Vijf delen

Hoewel De Lange-Praamsma altijd beweerde niet op bestelling te kunnen schrijven, was de successerie destijds ontstaan op verzoek van haar uitgever. De schrijfster bracht het uiteindelijk tot maar liefst vijf delen. Toen fans haar bleven overspoelen met vragen om meer, wijdde ze ook nog eens vier boeken aan Els' zusje Riet en haar vriendinnen Lotty en Han.

In een interview met Koers vertelde de auteur in 1971 dat deel zes -"Riet Berkhout"- dus geenszins als deel zes bedoeld was geweest: "Welnee. Maar de uitgever bedoelde dat wél en gaf het als zodanig uit! Ik klom onmiddellijk in de pen en schreef naar Nijkerk dat ik dat erg ondeugend vond, want we hadden het eigenlijk ánders afgesproken. De pers echter aanvaardde het heel gewoon als zesde deel. Ook particulieren verzekerden me, dat ze het een waardig deel van de Goud-Elsje serie vonden. Toen pas kreeg ik er zelf vrede mee. Nu ja, in het tiende deel, "Moeder Els", gaf ik Goud-Elsje zelf weer de 'hoofdrol' en dat leek me een waardige en definitieve afsluiting van deze reeks."

Dromen

Els Berkhout dankt haar bijnaam aan buurjongen Taco, die haar vanwege haar blonde lokken Goud-Elsje noemt. In een later deel zal hij met haar trouwen. Els wil graag doorleren om "juffrouw in een leeszaal" te worden. Na drie jaar moet ze echter van de hbs omdat haar vader met zijn kwekerij niet genoeg verdient. Ondanks de crisistijd lukt het haar een baantje te vinden. Els raakt in de problemen omdat ze een flapuit is, ze neemt moeders werk over als die ziek wordt, geniet van vriendschappen met Lotty en Poeleke en droomt romantische dromen.

Els is spontaan, eerlijk, naïef, maar toch ook kordaat. Haar karakter mag dan -evenals de sfeer waarin ze opgroeit- aan realisme te wensen overlaten, bij talloze meisjes riep ze wel degelijk herkenning op. Herkenning namelijk van dromen, hoop, verwachting en verlangen naar geluk. Daardoor werd Goud-Elsje een begrip. In het Nederlands Dagblad vertelde een briefschrijfster in 2001 dat ze vroeger een poes had die Goud-Elsje heette. Uit een onderzoek dat Willy Bakker-Huizinga -medewerkster van diezelfde krant- in 1982 deed naar boeken die meisjes van veertien tot zestien jaar lazen, bleek dat de Witte Raven-pockets van Leni Saris bovenaan stonden, direct gevolgd door de boeken over Goud-Elsje.

In deze boeken wemelt het overigens van de verkleinwoorden. Het is er vaak "gezellig" en "knus". Jurken zijn "enig" en "beeldig", meisjes knuffelen elkaar en ze wonen in huizen met idyllische namen. Er bloeien volop bloemen en er branden altijd theelichtjes. Kortom, de verhalen komen wel eens wat zoet over.

Dat vond De Lange-Praamsma zelf uiteindelijk ook. In een interview over de serie zei ze later dat ze nu "een moderner meisje dan Goud-Elsje zou maken." Dat ze het leven zonniger schetste dan het in werkelijkheid vaak is, bleef echter een bewuste keuze, zoals ze tegen Bakker-Huizinga zei: "Ik kom zelf uit een warm nest en was nog jong toen ik met deze serie begon. Later heb ik zelf in mijn leven inderdaad ervaren hoe anders de werkelijkheid voor veel mensen is. Toch ben ik romantisch blijven schrijven. Uit een sterke behoefte aan warmte en harmonie. Weet je, ik ben een heimweekind. Ik kan zo intens verlangen naar een leven zonder wanklanken. Dat verlangen is de ondertoon van mijn schrijven geweest."

Zegen

Goud-Elsje kreeg een opvolgster. Toen de Lange-Praamsma de cyclus had afgerond, begon ze aan een serie van eveneens tien verhalen voor negenjari gen over een meisje dat Marlieske heet. Tot drie keer toe waagde ze zich aan een jongensboek. Pas toen de uitgever er bij herhaling op aandrong, durfde ze aan een roman te beginnen. Het werd "Als je ogen opengaan", dat in 1967 op de markt kwam. Er zouden er nog veel volgen.

De romans van De Lange-Praamsma kunnen tot het genre streekroman gerekend worden. Ze zijn eenvoudig geschreven, bedoeld voor een breed, vrouwelijk publiek en kenmerken zich in de Lange-Praamsma's geval ook door een duidelijk christelijke levensbeschouwing. Toen ze in 1990 op 83-jarige leeftijd overleed, stelde H. H. J. van As in deze krant dat De Lange-Praamsma, hoewel ze zeker niet pretendeerde literatuur te schrijven, vele generaties vrouwen en meisjes lectuur van behoorlijk gehalte geboden had. Haar werk was, aldus Van As "van groter betekenis dan dat van menig andere auteur van het, soms terecht gekritiseerde, genre familie- of streekroman."

Feit is dat de schrijfster vaak veel en zelfs verre reizen maakte voor ze aan een nieuwe roman begon. Ze moet zich goed gedocumenteerd hebben en was zelf breed ontwikkeld. Door heel Nederland verspreid hield ze in totaal meer dan 600 lezingen, waaruit vaak grote sociale betrokkenheid bleek.

Voor het succes dat voor haar weggelegd was, koos ze zelf liever een ander woord, getuige een uitspraak in Koers van 1971: "Ik geloof dat succes ook wel eens vertaald kan worden door zegen. Ik hoop niet dat het vroom klinkt, want zo'n geloofsrots ben ik niet, maar ik doe dit werk altijd biddend."


Burgemeestersdochter Margje Praamsma werd op tweede kerstdag 1906 te Bolsward geboren. Ze koos voor het onderwijs. De opleiding daarvoor volgde ze aan de oudste christelijke Normaalschool van Nederland: die in Zetten. In 1925 begon ze haar loopbaan als onderwijzeres te Broek op Langedijk, waar ze haar eerste verhalen schreef. Vijf jaar later keerde ze naar haar geboorteprovincie Friesland terug, om in Leeuwarden voor de klas te gaan staan. Hier leerde ze de man kennen met wie ze in 1941 trouwde en hier overleed ze in 1990 op 83-jarige leeftijd. Ruim zestig titels staan op haar naam. Er verschenen drie jongensboeken van haar hand, maar het meest voelde ze zich aangetrokken tot het schrijven voor meisjes. Later waagde ze zich ook aan familieromans.

Over bijna vergeten christelijke schrijvers uit de vorige eeuw. deel 7 : Max de Lange-Praamsma

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 24 februari 2003

Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's

Goudblonde lokken, een gouden hart

Bekijk de hele uitgave van maandag 24 februari 2003

Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's