"Hamlet" wil niet door een theologische bril gelezen worden
Dat ook in Nederland het vuur voor Shakespeare nog lang niet gedoofd is blijkt niet alleen uit de vertaling van "Will in the world" van Stephen Greenblatt. Onlangs verschenen Nederlandse vertalingen van drie van Shakespeares geliefdste tragedies: Richard III, Macbeth en Hamlet.
De reeds gelauwerde H. J. de Roy van Zuydewijn vertaalde de koningsdrama's "Richard III" en "Macbeth", die samen in een prachtig uitgevoerde editie werden uitgegeven door De Arbeiderspers. Al eerder verschenen van zijn hand veelgeprezen vertalingen van "Julius Caesar" en "Hamlet". De Roy van Zuydewijn laat zijn vertalingen vergezeld gaan van een functioneel literair-kritisch notenapparaat.
De vertalingen behoren ongetwijfeld tot het beste wat in dezen in Nederland ooit is verschenen: ze zijn nergens excentriek of gewild populair, maar altijd keurig gestileerd en met verrassend veel gelukkige vertaalvondsten, zodat veel van het pit en het merg van Shakespeare bewaard blijft. Zo slaagt De Roy van Zuydewijn erin de spanning en het adembenemende tempo van de dialoog tussen Richard en Margaretha aan het begin van "Richard III" vast te houden. Ook de dramatische monologen in "Macbeth" blijven in vertaling goeddeels overeind. Een enkele minder geslaagde vertaling ("Het morgen, en weer morgen, en weer morgen/ sluipt dag aan dag met kleine passen voort,/ tot tijds laatst woord te boek gesteld wordt") wisselt zich af met de prachtig vertaalde nihilistische geloofsbelijdenis van de eenzaam overgebleven Macbeth:
Leven is maar een wandelende schaduw,
Een arme acteur, die voor een uur of wat
Rondstapt en tobt op het toneel en dan
Nooit meer gehoord wordt; een verhaal als door
Een gek verteld, vol luid en woest spektakel,
Dat niet betekent.
Het is te hopen dat het niet De Roy van Zuydewijns laatste Shakespeare-vertaling is.
Geen dichtwerk meer
In een voorwoord op een vertaling van het Oudengelse epos "Beowulf" noemde Tolkien een prozavertaling van een gedicht ooit een hachelijke onderneming: te veel mensen zouden een mening klaar hebben over een groot literair werk, na het lezen van slechts de "bare argument".
De vertaling van "Hamlet" door Willem J. Ouweneel -inderdaad, dé Ouweneel- is precies zo'n vertaling. Ouweneel zelf noemt het een "idiolecte vertaling": zo letterlijk mogelijk, zonder aandacht voor ritme, metrum of klank. De winst zou volgens hem gelegen zijn in taalkundige nauwkeurigheid. Als dat al zo zou zijn, is het maar de vraag of deze winst opweegt tegen het geleden verlies: "Shakespeares dichtwerk is bij mij dus géén dichtwerk meer."
Daar ligt wat mij betreft nou net het probleem. Shakespeares toneelstukken bestaan niet alleen bij de gratie van de verbeelding, maar ook bij de gratie van de poëzie. Bij literair proza kun je vorm en inhoud al niet scheiden, laat staan bij het "blank verse" van "Hamlet". Het levert een abstracte vertaling op waarin we haast nergens de adem van Hamlet in onze nek voelen. Noch in de alleenspraken, noch in de dialogen komen de spanning en de twijfel die Hamlets innerlijk verscheuren tot ons in het ritme van de taal.
Ouweneel heeft zijn vertaling voorzien van een uitvoerig inleiding, waarin hij probeert aan te tonen dat "Hamlet" een bij uitstek christelijke tragedie is. Net als de idiolecte vertaling lijkt me dit een gevaarlijke onderneming, ondanks het feit dat Ouweneel er blijk van geeft de uitgebreide literatuur rondom "Hamlet" goed te kennen. Geen van Shakespeares stukken -ook "Hamlet" niet- wil door een theologische bril gelezen worden.
De inleiding overtuigt dan ook nergens. Afgezien van de schoolse wijze waarop Ouweneel zijn inleiding samenstelt, treft zijn argumentatie vooral door een speculatieve en soms zelfs bizarre exegese die aan van alles ontleend zou kunnen zijn behalve aan de tekst zelf. Overal treft Ouweneel expliciet christelijke verwijzingen aan, hoort hij echo's van bijbelteksten en vermoedt hij theologische diepteboringen. Zo trekt hij lijnen vanuit "Hamlet" naar het verbond, naar de tien geboden, naar de voorzienigheid, naar de Messias enzovoort, enzovoort. Ouweneel ziet de tragische Hamlet uiteindelijk als iemand met een welhaast Messiaans bewustzijn die een goddelijke taak te vervullen heeft. Door het menselijk tekort kan hij zijn verantwoordelijkheid niet waarmaken. Maar in zijn zelfgekozen dood weet hij de morele orde te herstellen.
Dit zijn inderdaad ingrediënten voor een klassieke tragedie, maar ze maken "Hamlet" nog niet tot een bij uitstek christelijk toneelstuk. In de lijn van Ouweneel redenerend zou je zelfs kunnen beweren dat "Antigone" een christelijk drama is - avant la lettre weliswaar, maar toch. Ligt het niet veelmeer voor de hand de vele echo's van het christelijk geloof die niet alleen in "Hamlet" maar in al Shakespeares toneelstukken weerklinken te zien als uitingen van de christelijke cultuur die Shakespeare met al zijn tijdgenoten deelde?
N.a.v. "Richard III" en "Macbeth", door William Shakespeare; vertaald door H. J. de Roy van Zuydewijn; uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2004; ISBN 90 295 3824 4; 300 blz.; 23,95;
"Hamlet", door William Shakespeare; vertaald en ingeleid door Willem J. Ouweneel; uitg. Aspekt, Soesterberg, 2004; ISBN 90 5911 348 9; 302 blz.; 22,95.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 23 februari 2005
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 23 februari 2005
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's