Betrachting over Mattheüs 3 : 1—12.
Dat was een merkwaardige, een heerlijke tijd, in waarheid een tijd van genade, een dag van zeven zonnen voor de ellendigen en bedroefden, die op de vertroosting Israëls wachtende waren, maar ook een dag van verschrikking voor de goddeloozen en huichelaars, — de tijd, toen God Zijnen Heiland, Dien Hij zoo langen tijd in Nazareth had verborgen gehouden, openlijk onder het volk Israëls deed optreden. Hoe vele voorzeggingen gingen nu niet in vervulling, ten bewijze, dat Jesus van Nazareth de beloofde Christus is, ten bewijze ook, dat God woord en trouwe houdt, als het Zijn tijd is, om den beloofden Christus te openbaren. De Messias moest echter eenen voorlooper hebben en als zoodanig treedt nu Johannes de Dooper op.
Waar Christus begint, daar begint Hij zóó, dat Hij alles nieuw maakt, overeenkomstig Jes. 65 : 17. Wij hebben hier eenen nieuwen Profeet, vier eeuwen na Maleachi, den laatsten der oude Profeten ; eene nieuwe godsdienstige handeling of ceremonie, den doop der bekeering tot vergeving der zonden, welke de gansche wet der uitwendige reinigingen afschaft en den geheelen mensch op eenmaal vernieuwt en hem vernieuwd voor God stelt; eene nieuwe prediking, dat er nml. van Christus niet langer moet gezegd worden: „Hij z a l komen", maar: „Hij i s gekomen; zie, het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt". En daar komt nu Jesus in ons Hoofdstuk Zelf uit Galilea, om Zich door Johannes te laten doopen. Johannes kent Hem en zegt: „Mij is noodig van U gedoopt te worden, en komt Gij tot mij ?" En toen Jesus gedoopt was, werd de hemel boven Hem geopend. En Johannes zag den Geest Gods als eene duive nederdalen en op Jesus komen, en zie, eene stem uit den hemel sprak: „Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb".
Zoo zijn de vroegere uitspraken der Profeten aangaande Jesus vervuld geworden, door welke te voren verkondigd was, welken voorlooper en heraut Koning Messias hebben zou, wat deze heraut prediken zou, en hoe op den Messias de Heilige Geest zou komen ; verder dat Hij, de Zoon der maagd, Zoon des Allerhoogsten, ja de Heere zijn zou, en hoe en waarom God de Vader in Hem een welgevalleu zou hebben. Immers aldus lezen wij van den voorlooper van den Heere Jesus bij Jesaia, den Profeet, Hoofdstuk 40, waarop de Evangelisten zich beriepen: „Eene stem des roependen in de woestijn: Bereidt den weg des Ileeren (d. i. van den Messias); maakt recht in de wildernis eene baan voor onzen God (d. i. voor onzen Jesus). Alle dalen zullen verhoogd worden, en alle bergen en heuvelen zullen vernederd worden; en wat krom is, dat zal recht, en wat hobbelachtig is, dat zal tot eene vallei gemaakt worden; en de heerlijkheid des Heeren zal geopenbaard worden, en alle vleesch te gelijk zal zien, dat de mond des Heeren het gesproken heeft". En zóó lezen wij van den voorlooper van Jesus bij Maleachi, Hoofdstuk 3: „Zie, Ik zende Mijnen engel, die voor Mijn Aangezicht den weg bereiden zal; en snellijk zal tot Zijnen tempel komen die Heere, Dien gijlieden zoekt, te weten de Engel des Yerbonds, aan Denwelken gij lust hebt", en in het 4de Hoofdstuk: Ziet, Ik zende ulieden den Profeet Elia, eerdat die groote en vreeselijke dag des Heeren komen zal; en hij zal het hart der vaderen tot de kinderen wederbrengen, en het hart der kinderen tot hunne vaderen ; opdat Ik niet kome en de aarde met den ban sla".
Dat met deze stem des roependen, met dezen engel Gods, met dezen Elia Johannes de Dooper bedoeld werd, wordt ons bevestigd door de woorden van den engel Gabriël aan zijnen vader Zacharias, vóór nog Johannes ontvangen was (Luk. 1 : 1 5 vv.): „Hij zal groot zijn voor den Heere; noch wijn noch sterken drank zal hij drinken. En hij zal velen der kinderen Israëls bekeeren tot den Heere, hunnen God; en hij zal vóór Hem henengaan, in den Geest en de kracht van Elias, om te bekeeren de harten der vaderen tot de kinderen, en de ongehoorzamen tot de voorzichtigheid der rechtvaardigen, om den Heere te bereiden een toegerust volk". En dat heeft de oude Zacharias ook van zijnen zoon Johannes geloofd, toen hij bij de besnijdenis, met den Heiligen Geest vervuld, sprak: „En gij, kindeken! zult een Profeet des Allerhoogsten genaamd worden; want gij zult voor het Aangezicht des Heeren voor henengaan, om Zijne wegen te bereiden, om Zijn volk kennis der zaligheid te geven, in vergeving hunner zonden, door de innerlijke bewegingen der barmhartigheid onzes Gods, met welke ons bezocht heeft de Opgang uit de hoogte". (Luk. 1 : 76—78.)
Hier in het Evangelie hebben wij nu de vervulling. Mattheüs schrijft van Johannes, dat hij kwam, p r e d i k e n de i n de w o e s t i j n . Deze is het, van d e n w e l k e n ges p r o k e n is door J e s a i a , den P r o f e e t , z e g g e n d e: De stem des r o e p e n d e n in de w o e s t i j n : B e r e i dt den weg des H e e r e n , m a a k t Z i j n e p a d e n recht. — Nu moest ook het gewaad van Johannes te kennen geven, dat hij de aangekondigde Elias was, op wien van toepassing was, wat wij in 2 Kon. 1: 8 lezen: „Het was een man met een harig kleed en met eenen lederen gordel, gegord om zijne lenden. Toen zeide hij: het is Elia de Thisbiet". Daarom deelt ons het Evangelie ook mede, hoedanig zijn gewaad was. (Yers 4.) En als het er bij voegt, wat zijne spijze geweest is, namelijk s p r i n k h a n e n , een kost voor de armen des lands, en w i l d e h o n i g , zooals die van eene s t e e n r o t s of eenen boom afvloeit, zoo geeft het ons te verstaan, dat hij zelf voor allen in de woestijn als een arme boeteling leefde.
Het is evenwel niemand anders dan Jesus van Nazareth, vóór Wien Johannes henengaat, van Wiens heerlijkheid en hoogheid hij zóó doordrongen is, dat hij van zichzelven betuigt: I k ben n i e t w a a r d i g , Hem Z i j n e s c h o e n e n na te d r a g e n , en van Hem zegt hij: Hij is s t e r k e r dan i k , — H i j zal u met den H e i l i g e n Geest en met v u u r d o o p e n . Jesus komt tot hem, om gedoopt te worden, en aan Jesus wordt vervuld, terwijl Johannes den Geest Gods ziet nederdalen en op Hem komen, wat de Messias in Jes. 61 zegt: „De Geest des Heeren Heeren is op Mij, omdat de Heere Mij gezalfd heeft, om eene blijde boodschap te brengen den zachtmoedigen; Hij heeft Mij gezonden, om te verbinden de gebrokenen van harte, om den gevangenen vrijheid uit te roepen, en den gebondenen opening der gevangenis". En terwijl Johannes de stem uit den hemel verneemt aangaande Jesus : „Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb", wordt aan Jesus vervuld, wat geschreven staat in Jes. 42 : „Ziet, Mijn Knecht, Dien Ik ondersteun, Mijn Uitverkorene, in Denwelken Mijne ziel een welbehagen heeft". En waarom toch een welbehagen? „Ik heb Mijnen Geest op Hem gegeven; Hij zal het recht den Heidenen voortbrengen. Het gekroolcte riet zal Hij niet verbreken, en de rookende vlaswiek zal Hij niet uitblusschen; met waarheid zal Hij het recht voortbrengen".
Ziet, hoezeer is dat alles in Jesus waarheid geworden! En hoe getuigen voorts andere uitspraken er voor, dat deze Jesus van Nazareth, deze Zoon der maagd, Die met eene stem uit den hemel Gods Zoon genoemd wordt, waarlijk onze God en Heere is, gelijk Hij in Jes. 40 de Heere en onze God genoemd wordt: „Bereidt den weg des H e e r e n ; maakt recht in de wildernis eene baan voor o n z e n God". Zoo noemt ook de engel Gabriël onzen Jesus den Heere onzen God, als hij zegt (Luk. 1 : 16 en 17): „En hij zal velen der kinderen Israëls bekeeren tot den H e e r e h u n n e n God; en hij zal voor Hem ! henengaan in den Geest en de kracht van Elias". Zacharias heeft het niet anders verstaan, naardien hij uitroept: „Gij, kindeken, zult voor het Aangezicht des Heeren voor henengaaD, om Zijne wegen te bereiden". (Luk. 1 : 76.) Dat zijn bewijzen, dat Jesus van Nazareth de beloofde Christus is, opdat gij in Zijnen Naam gelooft en door het geloof het eeuwige leven hebt in Hem.
Ja het was een heerlijke tijd, toen zoo menige voorzegging in vervulling ging, en daaronder allereerst die van den voorlooper en wegbereider van Christus. Het was als het bruisen der zee, toen de stad Jerusalem en het geheele land van Judea en alle landen aan de Jordaan tot dezen voorlooper uitgingen, zich door hem in de Jordaan lieten doopen en belijdenis van hunne zonden deden. Het was een tijd van verschrikking, een dag, brandende als een oven, toen alle hoogmoedigen en al wie goddeloosheid deed een stoppel werden en die dag hen aanstak, hen, de Farizeën en Sadduceën, die meenden in den doop van Johannes eene beschutting tegen den toekomenden toorn te vinden, terwijl zij bleven staan op den valschen grond, dat zij met Abraham de zaligheid beërven zouden, als kinderen van Abraham, zonder de werken van Abraham te doen, zonder v r u c h t e n der b e k e e r i n g w a a r d i g voort te brengen.
Die tijd komt zóó wel nooit weder, doch de Dooper werd met zijnen doop door de Parizeen veracht, daar zij den raad Gods ten aanzien van zichzelven verachtten. Ten slotte werd hij wegens zijn getuigenis onthoofd, maar ofschoon hij gestorven is, spreekt hij nog steeds in het Evangelie, en zijne prediking is nog steeds het voorvertrek, om over te gaan tot hetgeen in het Evangelie voor oogen gesteld wordt. (Slot volgt.)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 15 oktober 1893
Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 oktober 1893
Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's