Belangenbehartiger van de Koning
Als belangenbehartiger voelde ds. H. Brons zich jarenlang als een vis in het water. Nog altijd vertelt hij met veel passie over het werk dat hij vroeger dagelijks verrichtte. Maar toch is het werk dat hij nu mag doen voor hem vele malen rijker. “Ik ben nu belangenbehartiger van de Koning, met een hoofdletter.”
In de pastorie van de gereformeerde gemeente van Vlaardingen lijken het rumoer van de stad en het lawaai van het drukke verkeer op de A20 ver weg. Aan de overkant van het water ligt het natuurgebied Broekpolder. De rust en het groen passen wel bij ds. H. Brons, die er sinds het najaar van 2015 mag wonen. „Ik ben een Veluwnaar, verdwaald in de Randstad. Nou ja, verdwaald... De Heere heeft me hiernaartoe geleid.”
Ds. Brons weet de weg in de Randstad inmiddels goed te vinden. Hij woont dan ook al langer in de stad dan dat hij op het platteland gewoond heeft. Hij groeide op in Kootwijkerbroek. Na de middelbare school ging hij naar Utrecht, om daar rechten te studeren. Als zoon in een echte ondernemersfamilie -vader en opa Brons waren molenaar- was de keuze voor een specialisatie in ondernemingsrecht en bedrijfskunde snel gemaakt. „Dat vond ik ook echt leuk om te doen.”
Na zijn studie -het was inmiddels 1992- ging hij aan het werk als belangenbehartiger in het bedrijfsleven. „Ik gebruik liever de term belangenbehartiger dan lobbyist. Dat laatste woord heeft een negatieve bijklank. Terwijl een belangenbehartiger juist goed werk doet. Hij draagt bij aan de versterking van de democratie door belangrijke thema’s bij volksvertegenwoordigers aan de orde te stellen, zodat de regelgeving van de overheid kan worden verbeterd.”
Persoonlijk contact was daarin een factor van belang. „Je moet een nauwe band onderhouden met de achterban. In mijn geval was dat onder meer de industrie. Ik zette me er vanaf 2003 bijvoorbeeld voor in om iets te doen aan de te hoge prijs van water in Nederland. Voor die tijd was ik onder meer actief voor bedrijven in de afvalverwerking en als bedrijfsadviseur.”
Hij genoot oprecht van zijn werk. „Het was mijn leven, al was het niet het een en al. Maar ik wilde dat werk wel blijven doen. Het was mooi als de media er iets van oppakten, bijvoorbeeld door een onderzoek te presenteren dat een universiteit voor ons had verricht. Dan kreeg zo’n onderwerp vervolgens aandacht in de Tweede Kamer. Je merkte dan dat de politiek in beweging kwam door het werk dat achter de schermen werd verricht. Die veranderingen kwamen er echt niet door mij als persoon, maar door de argumenten die werden ingebracht. Ik mocht me inzetten voor de ondernemers, met als doel dat economische sectoren in Nederland behouden konden blijven.”
RECHTVAARDIGHEID
Als christen kon Brons goed functioneren in de branche van de belangenbehartiging. „Ik werd gedreven door een gevoel voor rechtvaardigheid. Als het ging over duurzaamheid, benaderde ik dat vanuit het oogpunt van de zorg voor de schepping. Daarin moet je als christen ook je verantwoordelijkheid nemen.”
In het werk kreeg hij soms de gelegenheid om iets te vertellen over het geloof. „Dan merkje dat je de woorden moet krijgen. Zo was er eens iemand die tegen mij zei: „Ik ben opgegroeid in de kerk. En weet je: daar móét er altijd zo veel.” Ik kon hem toen vertellen dat de kerk juist een plek is van ont-moeten en ont-haasten. En van werkelijke ontmoeting. Daarin mocht ik iets zeggen van de Koning, met een hoofdletter. Dan mocht ik ineens Zijn belangen behartigen.”
OUDERLING
In die periode was Brons ouderling in de gereformeerde gemeente van Utrecht, de stad waar hij zich met zijn vrouw en kinderen had gevestigd. „De gemeente was toen een langere tijd vacant. Ik mocht weten dat de Heere het ambt op mijn weg had gelegd. De nood van de vacante gemeente werd mij opgebonden en die begon steeds zwaarder te wegen. Maar moest ik dan dominee worden? Nee, ik zou liever op de achtergrond actief blijven. Het predikantschap, dat wilde ik niet. Maar er was toch telkens weer de stem die bleef roepen.” Tijdens zijn ambtelijke werkzaamheden werd ouderling Brons gegrepen door de tekst uit Lukas 5: „En Jezus zeide tot Simon: „Vrees niet; van nu aan zult gij mensen vangen.” Maar hoe kon ik dat doen? Ik mocht de kerkenraad van een vacante gemeente toch niet zomaar verlaten?”
GRONDTEKST
Intussen was Brons al begonnen aan een studie theologie op afstand aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) te Kampen. Hij leerde daar om de Bijbeltekst in de Hebreeuwse en Griekse grondtekst te lezen. Maar om toegelaten te kunnen worden tot de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten, zou hij zich moeten melden bij het curatorium. En dat had hij nog niet gedaan, zolang de gemeente vacant was. „Toen ik over mijn roeping vertelde aan mijn vrouw, zei ze direct: „Ik geloof dat je in één keer zult worden toegelaten en het is goed.”“
Dat gebeurde ook, in mei 2011. „De laatste zaterdag voor de toelating was er veel aanvechting. Maar de Heere sprak de volgende ochtend. Hij wilde bevestigen wat Hij heeft gesproken en maakte Zijn Woord waar.”
Het werd voor student Brons aan de Theologische School in Rotterdam steeds duidelijker dat zijn roeping in de stad zou liggen. „Het begon steeds meer op te vallen dat er in de Bijbel ook meermalen wordt gesproken over steden. Zo begon Paulus in de stad en ook Titus moest van stad tot stad voortgaan om ouderlingen aan te stellen. En van de profeet Jona staat er dat hij zich moest opmaken om naar de grote stad te gaan.”
Het negende vers uit de berijming van Psalm 72 kreeg een bijzondere betekenis voor hem. „Het klonk steeds weer: „De stedelingen zullenbloeien...” Ik ben optimistisch over de toekomst van Gods Kerk. Ja, er is veel reden tot zorg over ontwikkelingen in de samenleving. Maar het is voor mij een troost dat de Heere nog zondaars wil inschakelen om ook in de stadsgemeenten te werken. Dat is een wonder, want zonder de Ambtsdrager -met een hoofdletter- kan het niet. Op Hem moet je gericht zijn. Hij moet wassen en ik minder worden. Dat moet de Heere je leren, steeds weer.”
BEROEPEN
Kandidaat Brons kreeg vier beroepen. Daar zat direct de stadsgemeen- te Vlaardingen bij. Die gemeente was al voor een periode van achttien jaar vacant, nadat ds. C.J. Meeuse in 1997 was vertrokken naar Nunspeet. En nu mocht kandidaat Brons de vrijmoedigheid hebben om het beroep aan te nemen.
Ds. Brons vindt het heerlijk om in een eigen gemeente te mogen dienen, vertelt hij. „Na de tijd als student, waarin je door het hele land trekt, mag je nu van week tot week voorgaan in de eigen gemeente. En een band opbouwen met de gemeenteleden in het pastorale werk.”
Dat heeft ds. Brons in zijn tijd als belangenbehartiger wel geleerd: het onderhouden van contact op persoonlijk niveau. „Toen ik kennismaakte met de gemeente, ben ik samen met mijn vrouw alle pastorale eenheden langsgeweest. De gemeente van Vlaardingen telt zo’n 400 zielen. Er is een grote groep bejaarden, doordat we hier een groot verzorgingshuis hebben. Je leert die mensen kennen. Het is telkens ook weer aangrijpend als je een begrafenis moet leiden. Want, zeker als je iemand beter kent, dan komt het telkens weer binnen: je begraaft een mens.”
JONGEREN
Ds. Brons investeert ook in goede contacten met jongeren. „Hen ontmoet ik op catechisatie, maar ook in persoonlijke gesprekken. Jongeren boven een bepaalde leeftijd komen hier in de pastorie of we gaan samen een rondje wandelen in het natuurgebied, voor een goed gesprek. Dat is een van de voordelen van een kleinere gemeente.” De predikant mag er weleens iets van de werkingen van de Heilige Geest in ervaren. „Die oefeningen kan Hij alleen maar geven. Als de Geest Zich stilhoudt, hebben wij dat verdiend. Maar als Hij werkt, is het enkel genade.”
Ds. Brons typeert zichzelf dan ook als „een mens onder de mensen”. Dat was hij ook al in zijn vorige beroep. Maar mist hij dat dan helemaal niet? „Nee”, klinkt het stellig. „Maar,” voegt hij eraan toe, „ik heb het werk wel moeten loslaten. Dat is gebeurd in het laatste jaar voor mijn toelating. Maar toen ik als student eens moest preken op de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden, reed ik op zondagmorgen langs de zuidkant van Rotterdam. Ik zag daar de pijpen van de petrochemische industrie. In die fabrieken was ik als belangenbehartiger vele malen geweest. Ik vroeg me af of het niet zou gaan trekken. Maar nee, de Heere gaf dat ik afstand kon nemen. En dat kan ik nog steeds, ook nu ik hier in Vlaardingen ’s avonds de vlammen van de torens in het havengebied nog kan zien.”
NIET UNIEK
In zijn late roeping is ds. Brons binnen het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten niet uniek. „Het is wijs dat de Heere dat bij mij op die manier heeft willen leiden. En dat heeft zeker ook voordelen. Ik heb ervaring in het maatschappelijke leven kunnen opdoen. Maar het is zeker niet zo dat dit de enige weg is waarop de Heere in mensenlevens werkt. Ik zie zeker ook uit naar jonge dienaren die door de Heere worden geroepen. Dat is ook mijn gebed.
Want er is zo’n grote nood. Dat merk ik wel in het rondgaan. En de nood van de vacante gemeenten drukt nog steeds, al ervaar ik dat op dit moment wel anders dan in mijn periode als voorzitter van de kerkenraad in Utrecht. Telkens als er een beroep binnenkomt, voel ik ook wat een verdriet daarachter zit en wat voor verlangen eruit spreekt.”
WONDER
Ds. Brons vindt de late roeping een groot wonder in zijn leven. „Het is een wonder dat de Heere een zondaar als mij heeft willen roepen. Ja, dat Hij kennis gaf van de zonde en van de enige Weg tot zaligheid. Dat deze zondaar, die zich als een vis in het water voelde in het werk als belangenbehartiger, toch op het droge terechtkwam. Dat hij mij ongeschikt heeft gemaakt voor maatschappelijke dienst. En mij lieflijk wilde trekken tot Zijn dienst. Daarin heb ik niets te roemen. Er is immers geen hoop bij de mensen, maar alleen bij de Heere, Die de Koning is van de Kerk. Hij laat zien dat de kerk groeit, bijvoorbeeld in China. Of er ook sprake mag zijn van groei in de diepte, weet alleen Hij. Maar de groei is er, tegen alle verdrukking in. En wat dat betreft leven we hier in Nederland nog op een bevoorrecht eiland, om het zo te zeggen. Al zijn er ook hier dingen die reden geven tot zorg. Maar onze positie moet leiden tot verootmoediging. En ootmoedige hovelingen wil de Heere, de Koning van de Kerk, zeker nog gebruiken.”
Ds. H. Brons wordt op 11 maart 1968 geboren in Barneveld en groeit in Kootwijkerbroek op als zoon van een molenaar. Hij studeert rechten aan de Universiteit Utrecht en later bedrijfskunde in Groningen. Nadat hij sinds 1992 werkzaam is geweest als belangenbehartiger van bedrijven binnen onder meer de chemische en de voedingsmiddelenindustrie, wordt hij in 2011 toegelaten als student aan de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten. Op 15 september 2015 wordt hij bevestigd als predikant van de gereformeerde gemeente te Vlaardingen. Ds. Brons is getrouwd met Sarina Brons-van der Wekken. Het echtpaar heeft drie kinderen.
Veel predikanten kennen een maatschappelijk ‘eertijds’. Hoe beleefden ze de overgang naar de pastorie en zijn er raakvlakken met het beroep dat ze eerder uitoefenden?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 maart 2019
Terdege | 107 Pagina's